het kind. Vrijdag 16 Maart. No. 64. 88e Jaarsrang. 1900. D D Geestesverval. FCUILLSTOI DE UITGEVER. ENST )BLBUS3 v.v m 4 50 5 55 'eilmarktvm 12 30 1 15 55 6 55 7 45 narkt Vlusm. werkdagen 35 1 20 2 5 7 50 8 35 ttldegueiii. 10.37. 1.18, 11, 6.9, 7.35, 8.24. 9.25 -, 1.38, 4.32, L, 6,29. 8.10 .5, 9.45. DIENST. 0 6 30 6 50 - 1020 10 40 30 2 220 20 5 5 20 - 6 40 7 20 10 10 10 30 10 1 20 1 40 50 4 10 4 30 8 30 BS&B2. 15b) 5 us teu hoog- mteu. asiugen uaar *6 23 7 39 10 4 •10 21 115 *11 13 le en 2e kl. J2 4 616 125 63 310 72b 3 50 85 44 8 21 4 22 8 38 VLISSINGSCRE COIR AIT. tr- Prfla per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50. Afzonderlijke nummers 6 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks by den Uitgever F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187. ADVERTENTIËNvan 1-4 regels 0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. - Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groote letterb en cliché's worden naar plaatsruimte berekend. Verschijnt dagelQks, uitgezonderd op Zon- en feestdagen. Telephoonnummer ÏO. Abonnements-Advertentiën op zeer voordeelige voorwaarden. BE RICH T. Zij die zich met het volgend kwartaal, ainv angende 1 April a. s., op de „Vlis- sjngsche Courant" abonneeren, ontvangen de van heden af tot genoemden datum verschijnende nummers gratis. „De Vlissingsche Courant" houdt hare lezers d a g e 1 ij k s op de hoogte van de voornaamste gebeurtenissen in het Binnen- en Buitenlandbevat schier eiken dag telegrafische berichten over den OORLOG IN ZUID-AFRIKA en kost per drie maanden slechts f 1,30 fr. p. p. 1.50. Abonné's op het z. g. Eiland, bij de Sluizen en die omgeving ontvangen de Courant nogdenzeliden avond van uitgaaf en betalen, evenals zij die in de stad wonen, slechts f 1,30 per kwartaal. Men kan zich ook abon neeren tegen betaling van 10 cent per week. Zon het waar zijn dat de Nederlanders niet meer voor een grootsch denkbeeld zijn te winnen en zoo in dor en koud materialisme of onvruchtbaar partijge- twist verzonken, zoo van een esprit de bagatelles doortrokken zijn dat alles waaraan geen voordeel of stoffelijk genot verbonden is, hen onverschillig laat 7,ou dat waar zijn van een land met zijn schitterende historie, met zijn lange lijst yan groote mannen en vrouwen, die voor hunne beginselen gloeiden en daarvoor ten bloede gestreden en geleden hebben en in tijden van veel verval, toen Nederland rijp geworden was voor den inval van vreemden, nog velen bevatte die te midden van dwang en druk voor het beginsel der vrijheid bleven ijveren? Wij weten dat wij in het buitenland te boek staan als echte kooplui, als vurige aanbidders van den Mammon, als zeer flegmatieke lui, maar toch heeft het buitenland menigmaal ervaren dat diezelfde aan het goud zoo verslaafde en flegmatieke koopman als het er op aan komt rampen te lenigen en milddadig heid te bewijzen, voor geen ander volk ten achter staat. En behoeven wij nog te vragen of de geestdrift by onze natie gedoofd is, waar de geschiedenis van de laatste maanden geleerd heeft dat onrecht het bloed nog doet overloopen en slechts onze machteloosheid ons dwingt lot stil berusten in wat wij niet veranderen kunnen. Lat is alles ongetwijfeld waar. Wy zijn geene nation éteintehet vuur Naar het Hoogduitsch VAN E. W I C H E R T. «Dat is geen overdrijving!' viel zijne vrouw heftig in. „Het mag wel niet kwaad gemeend zijn; maar ik ben nu eenmaal niet een pop, die zich zoo laat behandelen, en ik kon van mijn man, I voorgaf mij lief te hebben, wel ver engen, dat hy mijne partij nam, en Zflne zusters, als zij steeds inbreuk ■naakten op mijne rechten als vrouw, bet huis verwijderde, al had hy haar nog zooveel ten goede willen doen. Zoo breekt nu en dan nog eens uit, maar wederom is het niet te ontkennen, dat het wel eene hoogst ernstige gebeurtenis moet zijn, b.v. de bloedige worsteling in Afrika om vrjjheid of het verhaal der Armenische gruwelen, die ons onze gewone lijdzaamheid doet verliezen. Als wij slechts de geschiedenis der laatste dagen opslaan, ontbreekt het ons niet aan bewijzen voor onze stelling. Men geeft hoog op van wat in Nederland voor de neven in Afrika opgebracht werd. „Ruim een millioen!' klinkt dat niet als een schitterend pleidooi voor de geestdrift, die tot zooveel offervaardigheid leidde. Zeker, het is een groote som, maar blijkt het ook weer niet, dat die reuzensom voor het grootste deel werd bijeengebracht door de kleine burgerij en de penningen van den werkman Zou het bij dat millioen gebleven zijn, indien de rijken in evenredigheid hadden bijgedragen Is dat geen bewijs dat er nog vele koude harten in Nederland gevonden worden en van geen volks- enthousiasme kan gesproken worden, waar zoo velen zich onverschillig be toonden Waar blijft de geestdrift als voor een rijk land als Nederland een betrekkelijk gering offer gevraagd wordt voor het tot stand brengen van een stoomvaartlijn op Afrika om zich de groote voordeelen te verzekeren van een vernieuwde gemeenschap tusschen Nederland en Zuid-Afrika? Gaat het niet met deze onderneming als met zoovele andere in ons land, dat zij haar graf vindt in de haarfijn uitge sponnen bezwaren en aanmerkingen, uit zwaartillendheid geboren? En zoo zijn er nog zooveel dingen, waarvoor vroeger ons volk in geestdrift blaakte en die slechts meer bij de min derheid belangstelling wekken. Ware kunst vroeger zoo geëerd en zoo rijk betaald in ons land, ze trekt slechts matig bezette zalen en moet langzamer hand den voorrang afstaan aan verloo- ningen die de zinnen streelen, maar de geest niet verheffen, wel verlagen. Is dat niet reeds een ernstig bewjjs voor de decadence op geestelijk gebied, niet een bewijs dat een geest van wuftheid in de plaats treedt van de oude degelijk heid en gemoedelijkheid De geschiede nis is het wereldgericht. Volken die slechts in vermaak het hoogste goed zoeken, zijn rijp voor den val. De kunst in hare verschillende takken, in hare hoogste uiting, met haar aan aardsche beslommeringen onttrekkenden invloed, heeft haar zenith bereikt, maar er is nog zooveel, waaruit een treurig verval van ons als zoo degelijk bekend volkskarakter ons te gemoet treedt. Vooral bij de groote vraagstukken, die zou een man hebben gehandeld." De beide dames waren opgestaan en gaven door blikken en gebaren te kennen, dat haar schreeuwend onrecht werd aan gedaan. Maar alvorens zij nog woorden hadden kunnen vinden, om hare veront waardiging uit te drukken, verzocht de president haar en mevrouw Wingebeit om het vertrek te verlaten, daar hij de zaak verder alleen met de echtelieden wilde behandelen. De dames Cornelia en Eleonore zuchtten smartelijk, maar- voegden zich dadelijk mevrouw Win gebeit had eenigen tijd noodig, alvorens zij was opgestaan en hare kleeding had geordend. «Mijne dochter is zoozeer verongelijkt," fluisterde zij daarbij zeer hoorbaar, „dat van eene verzoening wel geen sprake kan zijn. Ik ben voor het overige geen hinderpaal." Toen vertrok zy in trotsche houding. De president drukte daarop beide partyen ernstig op het gemoed, dat zij mochten bedenken wat zy elkander vroeger hadden beloofd en wat zij hun onze tyd in menigte ter oplossing aan biedt, komt dit uit. Bij het kiesrecht in tyden toen het volk in 's lands bestuur niets had in te brengen zoo vurig begeerd, onverschilligheid of eene flauwheid om wanhopig te wordenWelke belang stelling werd betoond voor de zoo belang rijke wetten, die beoogen sociale mis standen op te heffen of te verzachten En was er soms beweging tegen of voor, dan bleek zij niet altijd uit de beste bron te zijn, zoo iets van het drijven van onnoozele schapen door niet onnoozele herders. Vraagstukken die niet onmid- delijk onder het bereik liggen, men doet geen moeite om ze te doorgronden. Er is een tijd geweest dat de dichters den volksgeest wisten te bezielen voor al wat goed of schoon was, en deden zij dat soms op eene wijze, die ons meer prozaïsche en nuchtere kinderen dei- negentiende eeuw soms een glimlach op de lippen brengt, zij wisten toch den rechten toon voor die dagen te treffen en verrichtten er groote dingen door. Kan met dit ook zeggen van onze tegenwoordige dichters, die om er niets meer van te zeggen, in eene taal spreken, die geheel ongenietbaar is voor hen, die niettot degrondeloozedieptevan hun dich terlijk gevoel weten door te dringen?En zij wien het talent gegeven werd met hunne zangen tot het volk te spreken, zij zwij gen, misschien wel beseffende dat hun lied slechts flauw weerklank zal vinden. De tijd dat een lied de menigte ilec.- triseerde, schijnt voorbij te zyn. Met lectuur kan ontegenzeggelijk veel bereikt worden om den volksgeest tot een hooger peil op te voeren en tegen het baanwinnende materialisme een dam op te werpen, maar ongelukkig leest het volk de moderne romans niet, die meestal diepzinnige onderwerpen en ze vaak zeer verdienstelijk behandelen, maar ge woonlijk te weinig handeling en te veel redeneering bevatten om den gewonen lezer te boeien. Evenmin vindt het gemoed bevrediging in de tooneel- producten, waarmede wij van vreemden bodem overstroomd worden. We hebben nu gekregen in plaats van de zgn. „oude draken" met hun opgeschroefdheid en sentimentaliteit, nieuwe draken, maar van erger soort omdat zij de lichtzinnige opvatting van het leven huldigen en een moraal in voeren, welke voor elk welden kend mensch een gevaar voor de volks ontwikkeling in goede richting is. Wat het bedenkelijkste hier is, dat op het repertoire van schouwburgen zulke stukken niet ontbreken mogen ter wille der recette. En de jeugd, vindt zy dan geene ge legenheid in de tallooze vereenigingen in de steden en op het land om den kind verschuldigd waren, 't welk zij zeker beiden hartelyk lief hadden. Toen hij van het kind sprak, werd de vrouw geroerd, drukte haar zakdoek voor de oogen en begon hevig te snikken. Hol der, die slechts op eenig bewijs van eene zachtere stemming by haar scheen le hebben gewacht, trad haar nader, raakte streelend haar arm aan en zeide vriendelijk „Julia, laat ons weer als goede echtgenooten samen leven. Ik weet immers, ^lat gy eigeDlijk tegen mij persoonlijk niets hebt. Kom met mij en alles zal vergeten zijn. Gy kunt niet denken hoe ik naar het kind verlang." Zij trok haar arm terug, maar juist niet onwillig. „Ja, naar het kind," antwoordde zij, «dat is uwe straf.» „Naar u en het kind," vulde hy aan. „Waarom heeft het zoover moeten ko men Als gij er nog maar eens toe kondt besluiten om uw hart te vragen, om mij open in de oogen te zien Zij draaide het hoofd een weinig om, geest in de goede richting te leiden? Zeker wel, maar deze vereenigingen leiden bijna algemeen een kunstmatig opgewekt leven, omdat de geest meer uitgaat naar genietingen, die geene in spanning des geestes eiscben. Men ga slechts op eigen plaats na hoe zwak het ledental is van vereenigingen met eene nuttige strekking tegenover die drommen, die slechts iu zinnelijk genot bevredi ging vinden. Wat ons ten troost overblijft bij zoo vele ontmoedigende verschijnselen is, dat de kern van ons volk gelukkig zeer gezond bleef te midden van zoaveel geestesverzwakking en verbastering van ons volkskarakter. Laat ons daarom in den strijd die gevoerd wordt om tot gezonder toestanden te geraken, niet achterblijven en laten vooral de ouders, die daartoe zoo oneindig veel kunnen bijdragen, het niet moede worden hun kinderen door voorbeeld en woord voor te gaan in alles wat schoon en goed is. Tweede Kamer. De bepaling in het leerplichtontwerp die kinderen die veldarbeid verrichten voor zekeren tijd van het bezoeken der school vrystelt, heeft in de Tweede Kamer de geboorte gegeven aan niet minder dan een en twintig redevoerin gen, die natuurlijk weer een groot deel van den nationalen tijd in beslag namen en waardoor weder het bewijs ge leverd werd, dat onze afgevaardigden nog niet de kunst verstaan wat zij te zeggen hebben, in het kleinst mogelijk volume weer te geven. Uit die een en twintig redevoeringen is gebleken dat de heer Van der Zwaag de bepaling ten opzichte van den veld arbeid door kinderen uit de wet wil doen vervallen en wel omdat hij 't een schande acht een kind beneden, en zelfs boven 12 jarigen leeftijd arbeid te laten verrichten, door veldarbeid het klassikaal onderwijs verstoord wordt, ook omdat de zesweek- sche vacantie in onderdeelen- is verdeeld en omdat veldarbeid nog meer dan het zoo bestreden herhalingsonderwijs de onzedelijkheid bevordert. Hij wilde dit verbod ook toegepast hebben op den veenarbeid, die, wat ook moge beweerd worden, voor kinderen alles behalve gezond is, iets waarover de heer V. d. Zwaag als uit het land van de turf af komstig, wel zal kunnen oordeelen. Dat de heer V. d. Zwaag die zijDe bezwaren in een amendement had be lichaamd, de gevolgen van zyn voorstel en nam den doek zoover voor de oogen weg, dat zy hem van ter zijde kon aanzien, maar nam toch de hand niet, die hij haar bood. «Het helpt immers toch niet, Frans," zeide zij. „En waarom zou het niet helpen vroeg hij haastig. „Wy samen zouden zoo gelukkig kunnen zyn. Gij zyt eene zoo goede vrouw, als uw moeder niet „Ziet ge Dadelijk is myne moeder u weer in den weg." „Toch nietIk ken hare voortreffeiyke eigenschappen, ik acht en vereer haar. Maar het is toch niet volstrekt noodig, dat zy steeds „En van uwe zyde biyft natuuriyk alles by het oude.» „Als gy mijne zusters meent „Die bedoel ik." „Ja, ik kan haar toch niet om uwent wille verstooten." „Verstooten Dat noemt gij maar zoo.» „Het oude huis is een familiestuk. Het behoort ons gemeenschappelijk." „En zij zyn wel zoo goed, u er in te niet ten volle had ingezien, werd hem onder het oog gebracht o.a. door den heer Kerdijk die de juistheid van het motief moest beamen dat in den zomer haDden te kort komen, waardoor by geheel verbod van kinderarbeid de land bouw in groote ongelegenheid zou komen, en door den heer Kool dat als de kin deren aan den veldarbeid onttrokken worden, de vrouwen nog meer zullen moeten gaan werken. Deze spreker en ook andere nog be tuigden sympathie voor het beginsel waarvan het amendement van den heer V. d. Zwaag uitgaat, maar beweren dat het practisch onuitvoerbaar is, welk thema door volgende sprekers nog verder uitgewerkt werd. Niet onvoorwaardelijken byval genoot de heer V. d. Zwaag van zyn geestver want den heer Troelatra, die ook zeer ter snee opmerkte dat als geschiedde wat de heer v. d. Zwaag voorstelt, men door toepassing van een ander artikel, „wegens ernstige omstandigheden" toch de straf voor schoolverzuim wegens het verrichten van veldarbeid zou weten te ontduiken. Bovendien achtte de heer Troelstra dat de schadelijke gevolgen van den veldarbeid, die alleen den arbeid voor kinderen van 10 tot 12 jaar in beslag neemt, zoo groot niet kunnen zijn, want het loon der volwassenen zal daardoor stijgen. De minister vond door al de argumen ten tegen liet amendement van den heer V. d. Zwaag den weg reeds gebaand voor zijn bestrijding, waarin het voor naamste betoog was, dat hy ook per soonlijk tegen kinderarbeid is, maar de omstandigheden hem dwingen voor den veldarbeid eene uitzondering toe te staan. De heer Troelstra verweet de rechter- zyde dat zij zweeg bij deze debatten, Wij lezen echter de namen van de heeren Savornin Lohman en De Waal Malefyt. De heer Van der Zwaag kreeg voor zijn amendement 30 stemmen, terwyl 69 zich er tegen verklaarden, en de heer Kerdijk die als amendement had voor gesteld den veenarbeid voor kinderen uit te sluiten,zag zijn voorstel verwerpen met 54 tegen 45 stemmen. Nog wachten ter behandeling een tiental wijzigingen in de wet door den heer Rink voorgesteld en allen van practischen aard een ingrijpend voorstel van den heer Schaepman om den gemeenteraad bevoegd te verklaren ook aan byzondere scholen subsidie te verleenen voor het verstrekken van voeding en kleeding; een van de heeren van Kol, Schaper en Troelstra om de kosten voor voeding en kleeding aau schoolgaande kinderen voor dehelft door het rijk te doen betalen, en is door den heer Verhey een nieuw artikel dulden." „Gy zyt onbillijk tegenover myne zusters, Julia." „Zy houden niet van mij, al doen zy zich in uw bijzyn nog zoo lief voor." „Als gij maar „Dus alles blijft daar by het oude, dat wilde ik maar weten." „Myn God! er zou toch wel wat op te vinden zijn „Ik moet u dringend verzoeken, u duidelijk te verklaren, zoo mengde zich de advocaat Meck in het gesprek. „Het is mijn plicht tegenover deze jonge dame en haie moeder, de noodige waar borgen te vorderen." „Doe maar geen moeite," zeide me vrouw Holder koel. „Ik ben reeds geheel op de hoogte." En zich tot haar man wendende, vervolgde zij„Mijnheer, het spyt my, dat ik een oogenblik geloofd heb, dat gij het in ernst meen- det. Het is u misschien gelukt, door verzoenbaarheid te huichelen, de rech ters tegen mij in te nemen. Maar myn

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1900 | | pagina 1