Zaterdag 3 Maart. mm. No. 53 D J 5 «11 13 en 2e kt. 38e Jaargang. 1<J0© >usen, Kin- MBN3T. NS T [iBOao T.V 4 50 5 55 |trkt Vlütin- verkdagea 1 20 2 5 7 50 8 35 idegbem. (.0.37, 1.18, 6.9, 7.35, li.24. 9.25 1.38, 4.32, 6,29. 8.10 l, 9.45. ten hoog- en. Ingen naar >23 '39 •10 21 616 5 63 0 7 25 0 85 8 21 2 8 88 Prils Afzonderlijke handelaren, F. VAN DE per drie maanden 1.30. Franco per poet 1.50. nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boe.t- Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever VELDE Ji., Kleine Markt, I. 187. ADVKRTKNTIÊN van 1—4 tegels 0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. - By directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groots letters en cliché's worden naar plaatsruimte berekend. Y,r«*hSJnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en feestdagen. Telephoonnnmmer Iö. Abonuements-Advertentiün op zeer voordeelige voorwaarden. week buitengewoon belangrijk jl "jen interessanten tekst en de prach tige gravuren, Op het titelblad ontmoeten we een keurig portret van LL Gen. K. v. d. Heijden den held van Atjeh, met diens roemrijke levensbeschrijving in tekst, alsmede een welgelijkend portret van Kapitein K. Visman, de man, die na zoo'n verdienstelijk leven, gewijd aan den dienst der Mij Nederland, mo tragisch een dood tegemoet ging. Vervolgens zien wij treffende gravures VAN DEN OOBIiOG. in den geest worden wij gevoerd naar bet schrikwekkend terrein, waar de dood uit tallooze vuurmonden de strijders tegengrijnst. Ken der prachtige platen verplaatst den lezer naar den Slag bij de Tugela, een der geweldigste wapenfeiten en een der grootste overwinningen der Boeren uit dezen moorddadigen strijd. Wild steigeren de woeste paarden te midden van het geknal der geweren, en 't gebulder der granaten. In minder dan 5 minuten was de slag beslist, terwijl Honderden dooden en gewonden op het slagveld achter bleven, en 11 kanonnen buit gemaakt. Een andere gravure doet ons de vlucht zien van een gevangen Boer die tracht te ontvluchten en achtervolgd wordt door een Engelsch sportman, terwijl een derde plaat ons verplaatst naar Pretoria, op 't oogenblik, dat een trein van 't Rcode kruis met gewonden aldaar aankomt. Zeer aandoenlijk in opvatting en artis tieke uitvoering is de plaat, getiteld Moeder en Kind, die ons te aanschouwen geeft 't arme, jonge weeuwtje, dat zijn troost zoekt bij 'tkleine engeltje, dat in haar armen ligt. Niet minder merkwaardig is de tekst dezer illustratie. Nog vinden we het vervolg van het boeiend verhaal der avonturen van Miss Caylay, met 4 illustraties in den tekst, terwijl aan vele belangrijke wetenswaardigheden een ruime plaats is gegeven, en een schat van Geïllustreerde anecdotes vol humor en pit een aangename afwis seling bieden. Deze illustratie welke wekelijks in i 10 pag. verschijnt, is voor de lezers FltïüLLETOPi. Franciska von ScMehen. Naar W. HEIHBIR6. 3). «En mjjne arme zuster 1 Zij was zoo 'waas; ik zou anders gehandeld hebben, I bad mij in stilte met Rudolf laten op een goeden dag was ik weg Zij werd boos op mij, toen I haar dat aanraadde, en had liever 'jaar verdriet en moest doodziek gorden, eer papa „ja« zei. En papa j - «Laat mij toch eens het portret van ""o moeder zien,® viel ik haar in de van ons blad verkrijgbaar a 30 ets, per j drie maanden, fr. p. p. f0,37'/s- Wie haar nog niet bij de courant ontvangt, verzuime niet zulks aan te vragen. Gemeentebest vuir. rede. En stilletjes slopen wij weer in huis de beide oudjes waren juist in den tuin en vlogen de trap op en in de kamer van den baron. Het was een groot vertrek vol jaebttropheën. Boven de schrijftafel ging het groote geschil derde portret. „Wat een mooi portret!" fluisterde ik en zag naar de levensgroote figuur in het nauw aansluitende rijkleed. Onder den breed geranden vilten hoed uit kwam een mooi gezichtje te voorschijn, Franciska's sprekend evenbeeld, trek voor trek, dezelfde neus, het kleine, rozeroode mondje, het kuiltje in de kin, dezelfde blauwe oogen. „Mjjn lieve moederzuchtte het meisje. «Zij was altijd ziekelijk en ontving nooit bezoek ik ken haar niet anders dan op de canapé. Wij hielden zooveel van elkander; tante echter haatte moe der De handen van het meisje balden zich. „Geloof mij, als tante er niet ge weest was, dan zou papa haar en ons anders behandeld hebben." BES&sïBis&srfte. Afgekeurd Tleesch Burgemeester en Wethouders van Vli«- sin gen maken bekend dat in de maand Februari j. 1. door den keurmeester van het slachtvee en vleesch afgekeurd zijn als nadeelig voor de gezoudlieid Een Kalf en een partij Ham. Voorts herinneren sij hela* ghebhpiiden voor zooveel noodig, aan het bepaalde hij artikel 207, 3e lid der Alg. Verord. van Politie, luidende »Wanneer het herhaaldelijk voorkomt, dat bij eenzelfden slager of vleeschverkooper voor de gezondheid nadeelig vleesch wordt aangetroffen, zonder dat daarvan aangifte, is gedaan, zijn Burgemeester en Wet houders bevoegd, zulks met vermelding van de namen der belaDghebbendeu, ter openbaie kennis te brengen. Vlissingen, den 2 Maart 1900. Burg. en Wetb. voornoemd, VAN DOORN VAN KOUDEKERKS. De Secretaris, G. J. BISSCHOP. SiMÉÉÉe tacta. Het einde der Concurrentie. Na opgemerkt te hebben hoe de con currentie zoowel in de gioot-indusfrie als in den kleinhandel nuttig voor het koopend publiek heeft gewerkt door het goedkoop verkrijgbaar stellen van allerlei fabrieksartikelen, maar ook dat de groote concurrentie, die de fabrikanten elkander aandoen, dit nadeel heeft, dat de arbeiders worden afgebeuld door lange werktijden met ellendig lage loonen, terwijl boven diendie concurrentie den fabrikant dwingt van den goedkooperen vrouwen- en kinderarbeid zooveel mogelijk gebruik te maken en deze nadeelen er toe leiden allerlei sociale wetten betreffende de veiligheid en de gezondheid in de fabrie ken, werktijden, den kinderarbeid, enz. in het leven te roepen, vestigt dr. Vitus Bruinsma in de Bildsche Ct. op een ander verzet tegen de concurrentie de aandacht. Hij zegt Tegenwoordig echter valt ook een verzet daartegen op te merken van de andere zijde, van den kant der groot handelaren, grootindustrieelen en kapi talisten, een verzet, dat zich uitspreekt in het vormen van syndikaten of trusts tusschen degenen, die dezelfde waren piodueeeren. Op het oogenblik bemerkt het publiek hier te lande daarvan het meest door wat men noemt het Utrecht- sche Steenkolensyndikaat, gevormd door vyf der grootste handelaars in steenkolen, als een Nederlandsche vertakking als het ware, van het groote Rijnsch-West- faalsehe Kolensyndikaat, dat bijna de geheele Duitsche productie van steen kolen beheerscht en den handel daarin gemonopoliseerd heeft. De talrijke be zitters van steenkolenmijnen en hunne voornaamste afnemers, de groothande laren, die tot dat syndikaat zijn toege treden, concurreereu nu niet meer met elkaar, sturen hun.reizigers niet meer half Europa door, om overal, tegen elkaar in, aanbiedingen tegen lagere en lagere prijzen te doen, maar zij werken samen, regelen de prijzen zooals zij willen en zooals het met het oog op kolen uit Engeland en van elders nog juist kan, regelen ook de productie, zoodat er niet onmatig veel meer kolen opgedolven worden dan in den eersten tijd verbruikt kunnen worden, en brengen zoo regel maat en orde, waar vroeger vaak onver standige, dwaze tegen-elkaar-in-werking bestond. Maar natuurlijk doen de heeren van het syndikaat dit niet ter bevordering van het algemeen belang, maar uitslui tend ten voordeele van hun eigen beurs. Zy hebben ingezien, dat de concurrentie hoe langer hoe meer hun winst doet slinken en dat samenwerking die aardig kan omhoog drijven. En zoo zijn dan nu de steenkolen duur; allen die een stoommachine hebben bemerken dat, en eveneens de huismoeders, in 't zuiden van ons land, waar steenkool de gewone brandstof in keuken en kamer isook het gas en de cokes in de steden zullen spoedig mee in de prjjsverhoogiug deelen, en nog tal van andere producten, want de prijs van de steenkool heeft invloed op dien van al de vele waren, die met behulp er van gefabriceerd worden. Het publiek zal daarvan de nadeelen onder vinden, en wel meer en meer naarmate het syndikaat zich uitbreidt en ten slotte biiua alle kolenmijnen der aarde gaat omvatten. De eigenaars van de mijnen worden door hun eigenbelang, hun zucht naar verhoogde winsten, gedrongen zich aan te sluiten en ten slotte zou er van „regeling van den prijs naar vraag en aanbod" geen sprake meer zijn, maar zou de prijs der steenkool eenvoudig van hooger hand, door de hoofdmannen van het syndikaat in hunne vergadering bepaald worden. En zooals met de steenkool zou het met de petroleum kunr.en gaan, waarvoor ook reeds belangrijke trusts bestaan, en met het ijzer en het zink, met het papier Zacht slopen wij weer naar beneden. Een ander maal, toen zij mij met beschreide oogen in de schemering van een Junidag bezocht, zeide zy «Geef mij uwe hand." Ik gaf haar die. „Ik dank u Gy moogt aan niemand verraden wat ik u nu wil toevertrouwen. Weet, ik houd het tehuis niet langer uit, ik ga weg „Om 's hemels wil, waarheen dan „Dat weet ik nog niet." Ik bad en bezwoer haar van haar voornemen af te zien. En of mijn angst haar roerde of dat ik de woorden vond, die haar hart bewogen zij viel mij schreiend om den hals en beloofde, zulke gedachten op te geven, maar ik moest haar ook beioven, meer dan vroeger te komen, en eene trouwe, geheimhoudende vriendin te zijn. Op zijn achttiende jaar is men zoo edel gezind, zoo offervaardig, gelooft men nog, dat men wonderen kan volbrengen ik besloot mijne vriendin te redden. en de suiker, de steeu, de pannen, het katoen en het laken en tal van andere benoodigdheden Voor den mensch, die in het groot geproduceerd worden. Eenige weinige personen zouden de prijzen en de productie er van kunnen beheerschen en ontzaglijke winsten maken, en liet publiek zou de dupe worden. De arbeiders zouden daarbij geen of weinig voordeel hebben, want de zucht om meer winst te behalen zou de fabrikanten de loonen toch zoo laag mogelijk doen stellen, terwijl de macht van de syndikaten tegenover de arbeiders enorm groot zou zijn en verzet dezer laatster.1 door orga nisatie en werkstaking, nog moeieljjker dan thans. Als het knopende publiek dan door die syndikaten wordt uitgeknepen als een citroen en met de arbeiders onder de bestaande wijze van productie gaat lijden, dan zullen er krachtiger stemmen opgaan dan thans om op verandering aan te dringen. Men zal beginnen met te be proeven door verbodswetten de vorming van trust en syndikaten tegen te gaan. Hier en daar hoort men, ook in ons land, reeds de Regeering daarom verzoeken, en in Amerika heeft men het reeds lang beproefd, maar zonder veel resultaat. De vrijheid van handel en bedrijf aan te tasten zal altijd moeilijk gaan en vooral als het den handel en hel bedrijf van de allerrijkste kapitalisten betreft. Het maken van een combinatie, die in den vorm nog juist aan de wetsbepaling ontsnapt, maar in het wezen hetzelfde doet als een gewoon syndikaat, zal bijna altijd nog wel mogelijk blijven. En zoo zal ten laatste, als de syndikaten zich meer en meer uitgebreid hebben en het publiek den druk van die vereenigde groote kapitalen meer en meer voelt, het geroep om afdoende hülp van over heidswege daartegen sterker en sterker worden. Die hulp zal dan niet anders kunnen zijn dan overneming van de syndikaten door den staat, dus het brengen van de steenkolen- en ijzermijnen, de petroleum- bronnen enz. in het bezit van de ge meenschap, den handel in deze en andere producten eveneens in handen van den staat, de fabrikatie van tal van waren in de groote fabrieken ook door de over heid ter hand genomen, en zoo langza merhand de geheele maatschappelijke productie niet meer door particulieren ondernomen, met het oog op winst, maar door de gemeenschap aan zich getrokken met het oog op het algemeen belang. Men ziet dus hoe men langs dezen weg tot het socialisme korut, en een andere weg is er niet. Zoo goed als Amsterdam de monopolies van gas- en „Fransje," zoo begon ik, „gij moet verstandig worden, gij moet niet zooveel lezen help wat in de huishouding." Zij lachte. „Daar is alles geregeld onze ondergeschikten kennen hun werk en ik zou niets te doen vindeD. Papa zou het ook niet toelaten, evenmin als tante." „Wyd dan uwe zorgen aan het on derricht van een paar arme kinderen, of laten wij samen het doen. Wiltgjj „Ja, zeker!" Een keer, twee, drie was zij met vurigen ijver tegenwoordigde vierde maal kwam zij niet. „Och, beste," schreef zij, toen wij de vijfde les zouden geven, „wees niet boos, dat ik niet kom ik vind het zoo vervelend en de kinderen zijn zoo verschrikkelijk dom." Ik zag medelijdend de vlaskopjes aan. Ja zeker, m9n moest hier geduld heb ben, maar juist daarin had ik het schoone warhoofd willen oefenen. Zij kwam den volgenden dag bij mij, in het minst niet bekommerd of ik waterleiding, tram- en telephoondienst aan zich getrokken heeft, zal de staat, als de steenkolen-en petroleumbandel bij uitbreiding der syndikaten werkelijk monopolies zjjn geworden, in het alge meen belang verplicht zijn die tot zich te trekken. Het zal langzaam gaan, en met den eenen tak van handel en industrie zal het wellicht vele tientallen jaren na de andere gebeuren, het volledige socialisme zal misschien steeds op een afstand blijven, maar naderen zullen wij hot voortdurend, stap voor stap. Zelf veel daar aan te doen, tegenhouden zoomin als bevorderen, is voor de afzonderlijke personen niet mogelijk. De kapitalist zoowel als de socialist zijn eigenlijk niet meer dan toeschouwera hierbij zij kun nen vreezen en hopen, doch het is een maatschappelijke vervorming, een ont wikkeling en groei, die met of tegen hun wil, onafhankelijk van hen plaats heeft. Tweede Kamer. Gisteren kwam in de zitting der 2e Kamer slechts één voorstander van leerplicht aan het woord, nl. de heer Gilse, die het invoeren van leerplicht vooral noodzakelijk achtte ter bestrijding van schoolverzuim, dat grooter is dan de statistieken aangeven en ook zeer belemmerend werkt voor de kinderen,die wèl ter school gaan. Hij beriep zich Ja..rbij op het getuigenis van den in specteur van onderwijs, den heer Fabius, in de politiek antirevolutionair, die uit ervaring leerplicht gewenscht acht. De heer Vermeulen had gewaarschuwd tegen overschatting der waarde van het L.O. maar dat kan niet het geval zijn, als men het elementair onderwijs niet als het doel, maar als middel tot verdere ontwikkeling en als zoodanig van nationaal belang beschouwt. Voorts werd door den spreker ontkend dat dit ont werp meer dwang op de ouders zou uitoefenen dan bij andere wetten tot bescherming van kinderen. Op hem volgden als besliste tegen standers van het ontwerp de heeren Brummelkamp, Bastert en Lohmao, de heer Brummelkamp die het ontwerp bestreed omdat het de onderwijzers, vooral die van de vrije school dwingen zal politiedienst te verrichten en de vaccinedwang indirect uitbreidt, de heer Bastert wegens het onnoodige van den dwang, de strafbepalingen, den admini stratieven omslag enz., de heer Lohman omdat voor het leerplichtontwarp in den lande weinig animo is. Evenals de heer Bastert bleek deze spieker van gevoelen te zijn dat er wel andeie middelen zijn om schoolverzuim tegen te gaan, nl. haar wegblijven ook kwalijk zou hebben genomen, en vertelde mij, vol spotternij, dat zy gisteren met hare tante op koffievisite was geweest bij de barones von Bellewiiz en hoe de freules aan dachtig naar de praatjes van de beide oude dames hadden zitten luisteren. De oude barones had van vroegere pracht en heerlijkheid opgehaald en zy en tante hadden een massa vroegere, ge meenschappelijke bekenden ontdekt en waren daarover in vuur geraakt. „O, en ik ben by na van verveling dood gegaan. Groote goedheid, Marie, als ik hier zoo moet verzuren als die oude freules „Denk er niet aan!" troostte ik, „gij zult wel in de wereld komen.» „Op welke wijze „Gij gaat toch wel op reis." „Beware! Dat veroorloven onze om standigheden niet meer, daar heeft mijn broer wel voor gezorgd," antwoorde zij bitter. „Nu, uw broer leeft als erfgenaam van uwe goederen toch zeker op een

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1900 | | pagina 1