1
I
Jl
ING.
'•1
Dinsdag
20 Februari.
tsen 1
4
'Wrijfwas
I'S BAKKER,
tJS,
No. 43
88e Jaargang.
1900.
Gemeentebestuur.
PLAATSELIJKE BELASTINGEN.
ÏENTIE.
gehikt voor ons
Redactie.
I''!i»«ii)rave
I V»ll
is en in dozen,
vas verkleurt nie»
ftonlicht. ,ei
(te verpakking j
l doilJn' *00-
r de mooie ecii»
mr.nlageprijzeó'
vel» groesler» l>0v«,
vorkoren. Mon»ton
»ve worden (ilr)l
mden.
I Chem. artikelen.
rV-OII
der
inst, -
)N.
Naar
i Haard," Jjj
Ihandeiaar. FS
n i t a s" le
ENT voor
ïgesteld
en, bij wien
ahmoxica's,
'ekelijksclie
sijn.
;rkrijjjbaar.
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich by alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks 'oy den Uitgever
F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187.
r&.i 2L
aDVERTËNI'IÉN van 1—4 regels 0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. - By directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groote letters
en cliche's worden naar plaatsruimte berekend.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en feestdagen.
Telephoonnumuier lO.
Ahonnements-Advertentiën op zeer voordcolige voorwaarden.
Verordeningen op de heffing en op de
invordering van schoolgeld op de
openbare lagere scholen.
Burgemeester en Wethouders van Vlis
singen
doen te weten
dat door den Raad dier gemeente in
i (3 October
zijne vergadering van den 24-N-e-?-
1899, is genomen het navolgend besluif,
hetwelk by Koninklijk besluit, van 27
Januari 1900, no. 12 is goedgekeurd
De Raad der Gemeente Vlissingen
gezien de voordracht van Burge
meester en Wethouders;
gelet op de adviezen zijner Gommis-
sifn voor de Belastingen en voor de
Financiën
gelet op art. 14 der wet van 24 Mei
1897 (Staatsblad no. 156);
gelet op de artikelen 232 239 en
254 der Gemeentewet.
Besluit:
Vast te stellen de navolgende
VERORDENING, regelende de hef
fing van schoolgeld op de open
bare lagere scholen in de Ge
meente Vlissingen.
Artikel 1.
Het schoolgeld bedraagt voor ieder
schoolgaand kind
a. op de scholen A-, B en F 4,80 p. jaar.
b. C en D 9,60
c. school E voor de 6
laagste klassen „24,—
d. op school E voor de 7e
en volgende klassen 50,
Art. 2.
Op de scholen A, B en F is voor
kinderen of bedeelden of van hen, die,
ofschoon niet bedeeld, onvermogend zijn,
een en ander ter beoordeeling van Bur
gemeester en Wethouders, geen school
geld verschuldigd.
Art. 3.
Indien twee of meer kinderen uit één
gezin gelijktijdig eene of meer der open
bare lagere scholen bezoeken, wordt het
in artikel 1 dezer verordening bedoelde
schoolgeld voor het tweede en de volgende
kinderen met 25 pCt. verminderd.
Art. 4.
Leerlingen van de scholen A, B, C,
D en F, die zelve of' wier ouders niet
in staat zijn het gevorderde schoolgeld
genoemd onder letter c of d in artikel
.1 dezer verórdening, te betalen, kunnen
voor zoover zy dat onderwijs begeereu
en met vrucht kunnen volgen tot de 5e
en volgende klassen van school E toe
gelaten worden kosteloos of tegen
betaling van het schoolgeld, dat voor
hen verschuldigd was op de scholen, die
zij tijdens de aanvraag daartoe bezochten.
Hetzelfde is ook van toepassing op
die leerlingen der 6e klasse van school
E, die geheel onder dezelfde omstandig
heden verkeeren als die, in de le zins
nede van dit artikel bedoeld, en voor
wie toelating tot de 7e en volgende
klassen van school E wordt verzocht.
Art. 5.
Voor leerlingen, die vóór den 15en
der loopende maand de school verlaten
nf na den 15 der maand tot de school
toegelaten worden, is over die maand
geen schoolgeld verschuldigd.
Deze bepaling geldt alleen voor leer
lingen die in dè maanden September tot
en met Juni de school verlaten.
Art. 6.
\oor lederen leerling, die gebruik
maakt van het herhalings-onderwijs, be
doeld bij art. 3 der verordening regelende
het getal lagere scholen, en den omvang
van het enderwijs, wordt een schoolgeld
van 3, - per curshs geheven.
Aan on- en minvermogenden, ter be
oordeeling van Burgemeester en Wet
houders, wordt dit onderwys verstrekt
als volgt
o. aan onvermogenden kosteloos
aan minvermogenden tegen betaling
van 1,50 per leerling en per cursus.
Art. 7.
Het in de voorgaande artikelen vast
gestelde schoolgeld is verschuldigd door
ouders, voogden of verzorger» der
^hoolgaande kinderen.
Art. S.
Deze verordening treedt in werking
met den 1 Januari 1900.
Aldus vastgesteld door den Raad
der gemeente Vlissingen, den Jj
1899.
De Voorzitter,
VAN DOORN VAN KOUDEKERKE.
De Secretaris,
G. J. BISSCHOP.
Goedgekeurd bij Koninlijk besluit van
27 Januari 1900 no. 12.
Mij bekend,
De Minister vaD Binnenl. Zaken,
(get.) H. GOEMAN BORGESIUS.
Overeenkomstig het oorspronkelijke,
De Secretaris-Genei aal van Binnen-
landsche Zaken,
(get.) DIJCKMEESTER.
VERORDENING, regelende de in
vordering van schoolgeld voor
het openbaar lager onderwijs
in de Gemeente Vlissingen.
Artikel 1.
De invordering der schoolgelden ge
schiedt door of van wege den Gemeente-
Ontvanger, overeenkomstig de artikelen
258 tot en met 262 der Gemeentewet.
Art. 2.
Het schoolgeld op de scholen A, B,
C, D en F wordt betaald in 12 gelijke
termynen en wel iedere termijn vóór
den vijftienden dag van elke maand,
over de vorige maand.
Het schoolgeld op school E wordt
betaald in 4 gelijke termijnen en wel
iedere termijn vóór den vijftienden dag
der maanden April, Juli, October en
Januari over het vorige kwartaal.
Art. 3.
Hot schoolgeld voor het herhalings-
onderwijs, wordt ineens voor den ge-
heelen cursus betaald vóór den vijftienden
November.
Art. 4.
Deze verordening treedt in werking
met den len Januari 1900.
Aldus vastgesteld door den Raad
der gemeente Vlissingen, den c 0cloj)t'r
24 November
1899.
De Voorzitter,
VAN DOORN VAN KOUDEKERKE.
De Secretaris,
G. J. BISSCHOP.
En is hiervan afkondiging geschied,
waar het behoort, den 19 Februari 1900.
Burg.-en Weth. voornoemd,
VAN DOORN VAN KOUDEKERKE.
De Secretaris,
G. J. BISSCHOP.
Werkelooze diamantbewerkers.
Nog altyd verkeeren de diamantbewer
kers te Amsterdam in grooten nood, en
de hoop die het lijden doet dragen, de
hoop dat spoedig betere tyden zullen
aanbreken, ligt in een ver verschiet.
En waar blijft nu de Nederlandsche lief
dadigheid die waar het vreemden betreft,
zich zoo schitterend betoont De stroom
van liefdadigheid die voor de verre neven
in Afrika vloeide en die nog niet opge
droogd is, vloeit zij ook voor de werke-
loozen te Amsterdam die gewond en
stervende op het slagveld van den arbeid
liggen Stroomen als voor Afrika de
duizenden toe Het blijkt helaas van
niet, want terwijl voor de Boeren tot
in het kleinste gehucht werd gecollec
teerd en de baten van tallooze uitvoerin
gen hun gewerden of nog geworden,
hebben in ons geheele land slechts enkele
comité's het zich ten taak gesteld door
het inzamelen van gelden in een nood,
die met vele duizenden guldens niet uit-
gewisoht wordt, te voorzien, 't Is of
in het ryke Nederland de bron der lief
dadigheid verstopt is, zoo traag vloeien
de giften en heel ver is het er nog van
af dat de waarheid van het bekende
„het hemd is nader dan de rok" eene
levende waarheid bij ons blijkt te zijn.
Maar het is waar, die werkeloozen,
zij lijden in 't verborgen, en in dat lijden'
den meesten onzer onbekend, schuilt
geene poezie, 't is slechts een treurige
bladzijde uit de geschiedenis van de
worsteling om het bestaaneene ge
schiedenis, die zij het niet op zoo groote
schaal, zich dagelyks herhaalt. Is dat
de reden waarom zoo weinig hulp ge
boden wordt, zoo velen van verre blijven
staan, waar die zoo hoog noodig is, dan
is het wel eene zeer treurige en getuigt
zij niet voor onzen zoo hooggeroemden
weldadigheidszin, die zelfs in den vreemde
zoo'n goeden klank heeft.
Wij hopen dat het anders zal worden
en dat eene nieuwe beweging, zoo krach
tig en opgewekt, maar ook zoo mild
als die voor Transvaal zich zal
openbaren voor de noodlijdenden te Am
sterdam, die waarlijk niet door eigen
schuld in ellende gedompeld zijn.
En dat die ellende groot is, bewijst
wel het teit dat de gemeenteambtenaren
der belastingen te Amsterdam hij hun
bezoek aan de werkelooze diamantbe
werkers zooveel nood zagen dat zij
daardoor getroffen, eene som van negentig
gulden bijeenbrachten.
Dat er dus te helpen valt en die hulp
niet misplaatst zal zijn, is uit dit voor
beeld te ieeren. Moge bet veel navolging
vinden en in 't algemeen meer en meer
de overtuiging bij ons veld winnen dat
de liefdadigheid in de eerste plaats tot
vooi werp moet hebben h- n, die ons het
naast zijn.
Neerbosch.
Met meerderen is het Volksdbl. van
meening dat te Neerbosch het stelsel
ten aanzien van de verpleging der weezen
niet deugt en bet straffen van een paar
ondergeschikte beambten daarin geen
verbetering brengt. Het blad zegt
„Uit de getuigenverhooren bleek een
algeheel gemis van controle van de zijde
der directie. De beide heeren van 't Lin-
denhout bemoeiden zich blijkbaar zoo
min mogelijk met de aan hun zorg
toevertrouwde weezen. Zij behartigden,
en wy willen dit niet ontkennen, met
ijver en talent de administratie der zaak,
zij waren meesters in de kunst om de
koorden der beurzen los te maken en
hadden er ongeëvenaard slag van om
hun gesticht tot uitbreiding te brengen.
Maar daarmee is alles gezegd.
„De menschlievendheid in wier naam
zij zeiden te handelen, blyft ten opzichte
der weezen zopk. Indien zij er al is,
met angstvalligheid wordt gewaakt, dat
toch de kinderen niets van haar zullen
merken en hardheid en strengheid ver
vullen de plaats van ouderliefde en mede
lijden.
„De heeren Van 't Lindenhout hadden
zooveel met de ouderen en rijkeren te
doen, dat zij aan de jongeren en armen
niet toekwamen.»
Het blad besluit
„Wat nu de gevolgtrekking moet zijn,
zal, hopen wij, door de regeering einde
lijk worden begrepen.
«Het wordt meer dan tyd dat de
Augiastal wordt opgeruimd."
Dat de weesinrichting dien naam
verdient blijkt volgens het blad niet
alleen uit de verklaring der kinderen,
maar uit die der heeren van 't Linden-
hout zelf:
dat er in de weesinrichting te Neer
bosch door hoogere en lagere beambten,
mannelyke en vrouwelijke, geslagen
wordt
dat in veel gevallen de bestrafte, om
de kastijding te verscherpen, ontkleed
wordt
dat ten aanzien der zedelijkheid de
meest zonderlinge toestanden heerschen,
zoodat meisjes van 15 tot 20 jaar ge
tuigen zijn van het kleeden dei jongens;
dat de verplegers al zeer slechte
voorbeelden geven van fatsoen en ze
digheid door o.a. in het bijzijn van
verpleegsters en jonge meisjes in borstrok
en onderbroek op de slaapzalen te
verschijnen
dat niet de minste controle op de
beambten wordt uitgeoefend
dat weinig notitie wordt genomen van
zieke kinderen, zoodat mogelijk is, dat
zieke kinderen ruw worden gestraft,
omdat verzuimd is de suppoosten met
de ziekte in kennis te stellen
dat van samenwerking tusschen di
rectie, onderwijzers en verplegers "geen
sprake is;
dat voor het groote aantal kinderen
een veel te gering personeel aangesteld
is, zoodat soms een enkele suppoost op
200 kinderen moet toezicht houden
dat, in een woord, de verpleging en
verzorging der weezen veel te wenschen
over laten en op Neerbosch barbaarsche
toestanden heerschen.
Mr. Troelstra.
De Haagsche Ct. maakt duidelijk om
welke reden mr. Troelstra eene rech
terlijke vervolging uitlokte.
Krachtens de Revisiewet kan een
strafproces heropend worden, wanneer
zich na het eindvonnis nieuwe feiten
voordeden, die, naar 't oordeel van. den
Hoogen Raad, op het vonnis van invloed
zouden zijn geweest, wanneer zij vroeger
bekend geweest waren.
Die nieuwe feiten moesten dus nu in
de zaak-Hogerhuis worden geleverd.
Hoofdzaak daarbij waren de later
losgekomen verklaringen van getuigen,
die anderen als de daders aanwezen.
Te-vergeefs echter was op allerlei
manieren beproefd, die getuigen ambtelijk
te doen hoeren, wat natuurlijk noodig
was om aan hun verklaringen de ver-
eischte gerechtelijke kracht te geven
men kon daarin niet slagen.
Toen nam rar. Troelstra zijn middel
te baathij verzon een smadende uit
drukking tegen den Leeuwarder officier
van justitie, waarvoor hij moest worden
vervolgd, teneinde daardoor voor de recht
bank te 's Hage de betrokken getuigen
onder eede de „nieuwe feiten" te doen
medeelen.
Op grond van die nieuwe feiten is nu
de revisie-aanvraag by den Hoogen Raad
in voortgezet onderzoek, d. w. z. zij
hebben den Hoogen Raad, voorloopig
althans, in, twijfel gebracht ten aanzien
van de juistheid van het Hoogerhuis-
vonnis.
In een bespreking van het arrest van
den Hoogen Raad schreef daarom dezer
dagen het „Utr. Dbl."
„Het blijft intusschen waar, dat alleen
en uitsluitend door mr. Troelstra's be-
leediging van graaf Schimmelpenninck,
waarvoor hy nu wordt gestraft, voor het
herstel der rechterlijke dwaling, waarvan
de Hogerhuizen het slachtoffer zyn, de
noodige vaststaande feiten zyn ver
kregen."
't Is dus wel te betreuren dat deze
poging om de waarheid in de zaak
Hogerhuizen te doen uitkomen, den heer
Troelstra dwong tot een middel de toe
vlucht te nemen dat zoo noodlottige
gevolgeti voor hem had.
Volks weerbaarheid.
De minister van oorlog heeft weder
een goeden maatregel genomen om de
weerbaarheid van ons volk te bevorderen.
Hij wenscht gedurende de zomermaanden,
waar het mogelijk is, de gelegenheid
open te stellen tot beoefening van het
schieten, ook voor hen, die buiten het
leger staan voorloopig echter in garni
zoensplaatsen. De zorg voor de regeling
dezer zaak wordt door den minister
opgedragen aan de kommandeerende
officieren van de korpsen en aan de korps-
gedeelten, die het onderwijzerspersoneel
en het materieel zullen verstrekken.
Aan de algemeene bepalingen wordt
hot volgende ontleend
Aan de bedoelde schietoefeningen
kunnen deelnemen de kaderreservisten
en de miliciens met verlof en voorts alle
mannelyke ingezetenen van 16 24 jaar
die niet in het leger onder de wapens
zijn, onder beding evenwel, dat zij, die
niet als militair hebben gediend, om tot
de oefeningen te kunnen toegelaten wot>
den,moeten deelnemen of met gunstigen
uitslag deelgenomen hebben aan het
voorbereidend militair onderricht.
Het onderwijzend personeel, officieren
zowel als onderofficieren, dat met de
leiding der oefeningen wordt belast,
moet daarvoor zorgvuldig gekozen
worden.
De oefeningen worden telken jare ge
houden van 1 Mei 1 September en wel
tenminste I namiddag per week.
Iedere schutter mag op een oefenings
dag 5 patronen verschieten, met dien
verstande, dat bij een beperkt aantal
deelnemers, in verhouding tot den be
schikbaren tijd en het getal banen, de
man meer patronen mag verschieten,
mits niet meer dan 15.
De schoten worden aangeteekend in
een schietregister en bovendien in een
schietboekje dat aan den schutter wordt
uitgereikt en in zyn bezit blijft.
De minister vertrouwt dat aan de
zaak leven worde gegeven dat in de
bevolking het begrip worde gewekt, dat
het leger wèl is de kern, doch niet het
geheel van 's lands weerkracht.
Mogen deze schoone woorden blijken
geen ydele klank te zijn, maar tot heil
van ons vaderland goeden weerklank
vinden, nu de tegenwoordige tijd ons met
dubbelen drang leert hoe noodig eene
versterking der volksweerbaarheid is.
Vreemde munten aan de grenzen.
Aan den stroom van vreemde munten
die van oudsher ongehinderd onze gren
zen passeert en daar onze nationale munt
verdringt, wil deze minister van finan
ciën thans voor goed een einde maken.
Hij heeft een wetsontwerp aan de kamers
van koophandel in de grensprovinciën
om advies gezonden, dat tot strekking
heeft niet alleen de vreemde koper- en
nikkelmunten, maar ook de buitenland-
sche zilveren munt te verbieden.
Volgens dit ontwerp zullen in later
aan te wijzen grensgemeenten vreemde
zilveren munten voor eene waarde van
ten hoogste één gulden, vreemde nikkelen,
bronzen of koperen munten voor een
waarde van ten hoogste twintig centen
in Detaling zyn te geven,mits met toestem
ming van dengene, aan wien de betaling
geschiedt, en tot geen hoogere koersen
dan door de regeering by algemeenen
maatregel van bestuur zyn vastgesteld.
Het is aan ryks-, provinciale, gemeen
telijke en waterschapsamhtenare» en aan
pachters en onderpachters van ryks-,
provinciale,gemeentelijke of waterschaps
inkomsten verboden, by ontvangsten, die
zij als zoodanig doen, vreemde munten
in betaling aan te nemen, zegt het ont
werp verder, dat tegen overtreding van
een dier bepalingen eene geldboete van
ten hoogste 75 bedreigt.
Postbestellingen op Zondag.
De Amsterdamsche kamer van koop-