DE VERLOOFDEN.
Maandag-
12 Februari.
Wat de wereld het meestbehoeft.
1900.
No. 36
38d Jaargang.
J ÖVÖ&
Bij te Courant Moort oen bijvoegsel.
Gemeentebestuur.
LLITM.
VLISSINGSCHE COURANT.
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich btj allo Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks by den Uitgever
F. VAN DE VELDE Ji., Kleine Markt, I. 187.
VerschQnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en feostdagen.
W/ 1
''ppt
Telepboonnummer lO.
ADVKKTENTIËNvan 1—4 regels 0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. - By directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie wordt de prys slechts tweemaal berekend. Groote letters
en cliché's worden naar plaatsruimte berekend.
Abonnoments-Advcrtuntiën op zeer voordeelige voorwaarden.
Kiezer siyst.
De Burgemeester van Vlissingen
noodigt de mannelijke inwoners der
gemeente die vóór of op den 15 Mei
1900 den leeftijd van vijf-en-twintig
jaren bereikt hebben en die niet in'de
gemeente Vlissingen aangeslagen zijn,—
lietzp over het volle dienstjaar 1899 in
de grondbelasting voor een bedrag van
minstens 1,— of naar een of moer
der vijf eerste grondslagen der perso-
neele belasting, hetzij over het volle
dienstjaar 1898 99 in de vermogens
belasting, of in de belasting op bedrijfs-
en andere inkomsten, en die meenen
aanspraak te kunnen maken om geplaatst
te worden op de lijst aanwijzende hen
die bevoegd zijn tot het kiezen van leden
van de Tweede Kamer, van de Provin
ciale Staten en van den Gemeenteraad,
uit om vóór den 15 Februari 1900
lo. indien zij in eene andere gemeente
aangeslagen zijn, hetzij over het volle
dienstjaar 1899 in de grondbelasting (in
die gemeente alleen of in meer gemeen
ten te zamen tot een bedrag van ten
minste één gulden), of over het volle
dienstjaar 1899 naar een of meer der
vijf eerste grondslagen der personeele
belasting, hetzii over het volle dienstjaar
1898—99 in de vermogensbelasting of
in de belasting op bedrijfs- en andere
inkomsten, daarvan door overlegging
der voor voldaan geteekende aanslag
biljetten te doen blijken
2o. zich overeenkomstig de daartoe
vastgestelde formulieren aan te geven
A. indien zij als mede-eigenaar over
1899 aangeslagen zijn in de grondbe
lasting wegens onroerende goederen
eener onverdeelde nalatenschap en het
aandeel in dien aanslag minstens één
gulden bedraagt en de aanslag ten volle
betaald is, onder overlegging van het
aanslagbiljet of een door den ontvanger
gewaarmerkt duplicaat daarvan, eene
opgaaf van het bedrag van het aandeel
in den aanslag en van de noodige be
scheiden ten bewijze van het gemeen-
sehappelyk bezit. (Model no. II).
B. indien zij als hoofden van gezinnen
of als alleenwonende personen op den
31 Januari 1900 sedert den 1 Augustus
1899 bewoond hebben krachtens huur
één huis of een gedeelte van een huis,
waarvoor met of zonder bljbehoorende
grond of lokalen en bijgebouwen niet
ter bewoning bestemd, de werkelijke
huurprys, per week berekend, ten minste
heeft bedragen de som voor de gemeente
of het gedeelte der gemeente, waar het
huis gelegen is, vermeld iu de bij de
Kieswet gevoegde tabel voor Vlissingen
1,75 per week). (Model lila)
Een -verhaal uit de vierde
eeuw na Christus.
Naar
MORA I II O F, 1 E.
5).
«Er is maar éen uitweg,zeide hy.
«Ik ontvoer u en wy vlieden samen
naar Italië."
Verschrikt zag zij hem aan. „O neen,
dat niet," zeide zij mtfedeloos. „Ikmijn
vader ontloopen dat kan niet-"
Hare weigering kwam hem zeer ge
logen, maar juist daarom bleef hij bij
zijn voorstel.
„Er is toch geen andere weg op,"
zei hij ietwat driftig. „Anders moet gy
dien Nubischen koopman trouwen."
Lucia zag dat wel in en begon op
nieuw te weenen. Zy wierp zich lang
uit op het rustbed en verborg haar
C. indien zij als hoofden van gezinnen
of als alleenwonende personen op den
31 Januari 1900 sedert den len Augustus
1899 bewoond hebben krachtens buur
in dezelfde gemeente achtereenvolgens
twee huizen of gedeelten van huizen,
van elk waarvan mot of zonder bijbe-
hoorenden grond of lokalen en bijge
bouwen, niet ter bewoning bestemd, de
werkelijke huurprys, per week gerekend,
ten minste heeft bedragen de som voor
de gemeente of het gedeelte der gemeente,
waar het huis gelegen is, vermeld in
de bij de Kieswet gevoegde tabel (voor
Vlissingen 1,75 per week). (Model
mi)
D. indien zij als hoofden van gezinnen
of als alleenloopende personen op den
31 Januari 1900 sedert den lenAugustu
1899 bewoond hebben krachtens eigen
dom vruchtgebruik of huur eenzelfde
vaartuig, van ten minste 24 kubieke
meter. (Model IV)
E. indien zij op den 31 Januari 1900
sedert den 1 Januari 1899 bij denzelfden
persoon, dezelfde onderneming of open
bare of bijzondere instelling in dienst
betrekking werkzaam zijn en als zoodanig
over het jaar 1899 een inkomen genoten
hebben als voor de gemeente of het
gedeelte der gemeente waar zij wonen,
vermeld is in de bij de Kieswet gevoegde
tabel (voor Vlissingen 450, met
dien verstande, dat bij de berekening
van het inkomen ad 450,— vrije
woning of inwoning berekend wordt op
87,50, vrije kost en inwoning op
f 300,— en enkel vrije kost op
212,50,- (Model V);
F. indien zij op den 31 Januari 1900
sedert den 1 Januari 1899 als inwonende
zoon in het bedrijf of beroep der ouders
werkzaam zijn en als zoodanig over het
jaar 1899 een inkomen genoten hebben
als voor de gemeente of gedeelte dei-
gemeente, waar zij wonen, vermeld is
in de bij de Kieswet gevoegde tabel.
(Voor Vlissingen zie het vermelde bij
de letter E). (Model VI)
G. indien zij op den 1 Februari 1900
in het genot zijn van een door eene
openbare instelling verleend pensioen
van een gelijk bedrag als het inkomen
voor de gemeente of het gedeelte der
gémeente, waar zij wonen, vermeld in
de bij de Kieswet gevoegde tabel. (Voor
Vlissingen 450, (Model VII);
H. indien zij Yerkeeren óf in het geval
sub E óf in dat sub F en bovendien in
het geval sub G, en hun inkomen of
pensioen afzonderlijk minder bedraagt
dan in die gevallen vereischt wordt,
doch door samenstelling van het inkomen
en het pensioen het vereischte bedrag
bereikt wordt. (Voor Vlissingen 450,
(Model VIII)
I. indien zij op den 1 Februari 1900
sedert den 1 Februari 1899 den eigendom
met recht van vrije beschikking hebben
van ten minste 100,— (nominaal
ingeschreven in de Grootboeken der
Nationale Schuld. (Model IXa)
J. indien zij op den 1 Februari 1900
gelaat in de kussens. Celsus hoorde
slechts haar afgebroken snikken. Slecht
geluimd liep hij het vertrek op en neer,
inwendig zijne dwaasheid verwenschend.
Daar had hij nu jaren lang voor ge
werkt, om een behagelijk leven te
leidenhij was nu ryk, een man van
de wereld, vrij alle genoegens, die hem
nog aantrokken, stonden voor hem open
en daar was nu dit kleine meisje
gekomen, had hem tot domheden ver
leid en in dezen eliendigen toestand
gebracht. Het liefst was hij eenvoudig
de deur uitgeloopen, naar huis gegaan
en den volgenden morgen afgereisd,
maar een onbestemd gevoel hield hem
terug hij schaamde zich, maar tevens
begon hij dit meisje te haten, dat zijn
levensgeluk had verstoord, zooals hij
zich voorspiegelde.
Een tijd laDg liet hij Lucia uitweenen,
toen maakte hy haar opmerkzaam, dat
de tyd verliep en zij besluiten moest.
Lucia was in vertwijfelingzij kon
hare toestemming niet geven tot eene
ontvoering en nog minder wilde zij den
Egyptenaar trouwen. Op al zijne voor
stellen, hem naar Rome te volgen,
schudde zy het hoofd.
Nu werd bij in ernst boos en zeide
sedert den 1 Februari 1899 den eigen
dom met recht van vrije beschikking
hebben van ten minste f 50, ingelegd
in de Rijkspostspaarbank. (Model 1X5)
K. indien zij voldaan hebben aan de
eischen van bekwaamheid door of krach
tens de wet gesteld voor de benoem
baarheid tot eenig ambt, voor de ver
vuiling van eenig bedrijf of beroep.
(Model X).
Verder wordt de aandacht er cp ge
vestigd
dat zij, die verkeeren in de gevallen
hiervoren vermeld ondet letter B of D
en reeds op de kiezerslijst voor 1S99
voorkomen en nog hetzelfde huis of
gedeelte van een huis bewonen of een
zelfde vaartuig in gebruik hebben, zon
der nadere aangifte op de kiezerslijst
voor 1900 worden gebracht, tenzij zij
eene der voor de kiesbevoegdheid ge
stelde eischen verloren hebben of op
1 Februari 1900 hebben opgehouden
inwoner van Vlissingen te zijn
dat zy, die verkeeren in de gevallen
hiervoren vermeld onder de letters E,
F of H en reeds op de kiezerslijst voor
1899 voorkomen, indien zij nog te Vlis
singen wonen, vóór den 8 Februari
1900 voor den Burgemeester een aan
gifte-biljet ontvangen, dat door hen
voor den 15 Februari 1900 ingevuld
moet terugbezorgd worden ten raad-
huize (Bureau Bevolking).
dat zij die verkeeren in de gevallen
hiervoren vermeld onder ietter C, I,
J of K en reeds voorkomen op de kie
zerslijst voor 1S99, zonder nadere aan
gifte op de kiezerslijst voor 1900 ge
bracht worden, tenzij zij eene voor de
kiesbevoegdheid gestelde eischen verloren
hebben of opgehouden hebben inwoner
ijan Vlissingen to zij,,; en dat de ver
schillende modellen voor de aangifte
kosteloos verkrijgbaar zijn ter gemeente
secretarie, bureau bevolking.
Vlissingen, den 30 Jan. 1900.
De Burgemeester voornoemd,
VAN DOORN VAN KOUDEKERKS.
Het is eene waarheid, die veelal over
het hoofd wordt gezien, maar toch
nimmer haar kracht verliest, dat de
wereld minder behoefte heeft aan helden
en groote geesten, dan wel aan een zeer
groot aantal menschon, die een diep
gevoel hebben van den ernst der levens
taak en hun plicht getrouw in acht
nemen. Groote mannen en vrouwen
zijn als fakkels, die de baan aanwijzen,
langs welke de menschheid zich heeft
voort te bewegen, maar de beweegkracht
zelve moet uit die menschheid voort
komen.
Al het gebrekkige en verkeerde, dat
«Goed dan, ik zie, dat gij den Egyp
tenaar boven mij voortrekt. Leef wel."
En daarmede wilde hy gaan.
«Neen, Celsus, ga niet heen," riep
zij, „Celsus, lieve Celsus 1"
Zij was opgesprongen, had hem bij
de toga gevat en zag hem smeekend aan.
Hij trok met de schouders. „Wij
moeten besluiten. Volg mij of ik ga
alleen."
Hij hoopte nog steeds, dat zij blijven
zou. Maar eensklaps nam zij een besluit.
Schielijk raapte zij eenige kostbaarheden
en herinnerigen samen, deed die in een
valies en nu was zy gereed. In alle
stilte verliet zy het huis haars vaders,
om voorloopig zich naar het zijne te
begeven. Onderweg zeide hij haar, dat
zij, om hunne vervolgers te misleiden,
vooreerst zich naar den Rijn moesten
wenden, wijl men algemeen van oordeel
zou zijn, dat zij naar het zuiden waren
getogen. Lucia weende stil voor zich
heen en zei op alles ja. Celsus liet in
zijn huis paarden zadelen en kort daarop
reden zij, door twee slaven begeleid,
naar de Moguntiaker poort.
De wacht, die Celsus kende, liet hem
zonder bezwaar doorgaan, en zoo reden
zij in den ochtendnevel voort. In het
wij dagelijks en alom opmerken, komt
voor een aanzienlijk deel daaruit voort,
dat men niet al te nauwgezet is in de
vervulling van datgene, wat men meestal
zelf als plicht erkent.
Ook komt er zeer veel verkeerd begrip
van vrijheid in het spel. Men vindt
deze of gene maatschappelijke instelling
verouderd en belachelijk. Het moest
anders zijn. Ook de wettelijke voor
schriften hebben zooveel gebreken. Eigen
lijk, zoo redeneert men, moest het zóó
en zóó wezen. En dat is dan een voor
wendsel om zich eenvoudig te beschou
wen als niet tot nakoming gehouden,
een fout waaraan vooral het jonge ge
slacht zich nog ui eens schuldig maakt.
Wij zijn overtuigd, dat de getrouwe
plichtsbetrachting der groote massa, het
vrijwillig en behoorlijk nakomen van
alle bestaande inzettingen, juist omdat
ze bestaan en dus nog van kracht zijn,
de stof is, waarmede de materialen van
het maatschappelijk gebouw als het ware
bij elkander worden gehouden.
Het is wel zonderling, dat een leven
van eenvoudige toewijding aan hetgeen
ons opgelegd is, den mensch dikwijls
zoo tegenstaat. Men vindt daarin als
het ware iets ordinairsdoch, wanneer
men bedenkt, dat wij altijd een zekeren
aandrang gevoelen om uit te blinken
boven anderen, om hooger te staan dan
zij, dan kan het de aandacht niet ont
gaan, dar een getrouw zijn in het kleine
zoo weinig alledaagsch is, dat het ons a)s
het ware eene eereplaats kan verschaffen
in onze omgeving.
En dit-klemt te meer, wanneer men
in aanmerking neemt, dat een bestaan
van gewetensvolle plichtsbetrachting,
waarin de mensch, hoe onvolkomen dan
ook, er ernstig naar streeft om geen
duim breed van den rechten weg af te
wijken, in den regel de zekerste weg is
naar stoffelijken vooruitgang. Nu staat
het vast, dat wij niet door alle middelen
naar zoodanigen vooruitgang mogen
streven doch, door dit middel toch
zeker wel. In een volmaakte wereld
zou die prikkel niet noodig wezen doch
ddar zou ook niets meer te verbeteren
vallen en in ieder geval zijn w(j zeiven
en onze omgeving alles behalve volmaakt.
Deugd te beoefenen om stoffelijken voor
uitgang is niet met de zedeleer in strijd
want wanneer dat stoffelijk gewin niet
op volkomen rechtschapen, eerlijke en
natuurlijke wijze verkregen was, dan
zou men immers de deugd niet hebben
beoefend Dit is, dunkt ons, zoo klaar
oosten, in de richting van den Rijn,
begon de dageraad reeds te gloren de
wolken toonden een rozigen weerschijn,
terwijl de hemel overal nog in een
duister grauw was gehuld. Het was
snijdend koud een vochtige nevel ver
vulde de lucht. Lucia, aan nachtreizen
niet gewoon, huiverde. Gaandeweg werd
het helderder, eeDige leeuwerikken zon
gen reeds boven hunne hoofdende
zon steeg als een kleine rondgele bol
boven den horizon en verblindde de oogen
der vluchtelingen.
Intusschen word het daardoor nog
niet warmer, en in weerwil van den
snellen rit had Lucia het voortdurend
koud.
Celsus keek haar aanmet hare ge
zwollen oogen, den rooden neus en de
'olauwroode wangen, vond hij baar
thans bepaald leelijk. En als zij nog
maar had gelachen maar van tijd
tot tijd liepen de tranen haar over de
wangen.
Beiden zeiden niets, maar reden zwy -
gend voort.
Eindelijk hield Celsus half. Hier liepen
de heirwegen, die van Trier naar Mo-
guntiakam (Mainz) en Argentoratum
(Straatsburg) leiden, uiteen. Gelsus
als de dag. En hierby komt nog dit
die het goede betracht kan nimmer een
vijand van het goede wezen want ook
hier geldt het bekende woord die niet
tegen ons is, die is vóór ons.
Wanneer wij er over klagen, dat
anderen, dat by voorbeeld ondergeschik
ten hun plicht niet betrachten, dan
wortelt dit maar al te vaak in eigen
verwaarloozing van regelen, die wij toch
zelf als juist en noodzakelijk erkennen.
Menige minder goede handeling zou
nooit hebben plaats gehad, indien wij
beter toezicht hadden uitgeoefend. Die
de zaken laat loopen of te goed van
vertrouwen is, stele een premie op dief
stal en op alle mogelijke kwaad.
Omgekeerd is het een feit dat zij, die
in de eene of andere ondergeschikte
plaats zijn gesteld of iets of iemand boven
zich hebben, en dat kan nagenoeg van
ieder worden getuigd, er een bewijs van
wantrouwen, een overdreven iets in zien,
wanneer zij en hun arbeid in alles nauw
keurig worden nagegaan. Maar die
overtuigd is het goede te willen en naar
vermogen bet goede te betrachten, zal
er zeker geheel anders over denken.
Wanneer wij ons eens de moeite
gaven, een enkelen dag, van des ochtends
tot des avonds, op al ons doen en laten
nauwkeurig acht te slaan, hoe dikwijls
zouden wij ons zei ren dan niet betrappen
op iets wat, strikt genomen, niet vol
komen in de lijn eener getrouwe plichts
vervulling valt. En wanneer we ons
allen eens konden gewennen, om dat
van tijd tot tijd te doen, wat zou ons
dat prikkelen om beter op ons zeiven
toe te zien. Wij moeten als de dagtaak
geëindigd is, steeds ons zeiven afvragen,
niethebben wij deze of gene daad ver
richt, ons hierdoor of daardoor onder
scheiden maar alleenhebben wij
al onze plichten getrouwinachtgenomen?
En met die vraag altyd op de lippen
moeten we vooruitgaan in zedelijken zin,
en moet het gehalte der menschheid
verbeteren, ook waar alle helden en
grootheden mochten ontbreken.
Meer kiezers,
Het Handelsblad spreekt zich krachtig
uit tegen het rapport der Liberale Unie
betreffende het kiesrecht vraagstuk.
Het blad vraagt of er aanleiding be
staat om nu weder het kiesrecht aan
overlegde.
«Op den weg naar Moguntiakum zou
den wij wellicht nog de troepen ont
moeten, die de Allemannen vervolgen
er moeten nog scharen aan deze zijde
van den Rijn zijn," zeide hij. «Dus
naar Argentoratum."
Zij bogen rechtsaf en reden even snel
als vroeger verder. De weg voerde hen
dicht langs den voet der bergen heen
soms konden zjj reeds in verte den
Rijn zien blinken.
„Hoe ver zyn wij nog van Argento
ratum
„Ik denk nog tien uren."
Lucia zuchtte zij hadden reeds
zes uren gereden.
«Zyt gij vermoeid
Zij knikte.
„Wy kunnen wel wat rusten. De
slaven hebben levensmiddelen meege
nomen."
Zij stegen af en leidden de paarden
dieper het bosch in. In een bergkloof
hielden zij stil. Lucia huiverde, toen
hare voeten met het natte gras in
aanraking kwamen, maar zij moest zich
daaraan gewennen.
(Wordt vervolgd.)