Zaterdag 27 Januari. Biifleolanilsclie berichten. No. 23. S8e Jaargang. Gemeentebestuur. PLAATSELIJKE BELASTING. I> c herberg in het Vlaainsche volksleven. FEUILLETON. li)»#. VLISSINGSCBE COIMNT. Pr()s per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks by den Uitgever F. VAN DE VELDE Ji., Kleine Markt, I. 187, Verschflnt dagelflks, uitgezonderd op Zon- en feestdagen. ADVERTENTIKh"van 1—4 regels 0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. - By directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt d8 prys slechts (weemaal berekend. Groote letters en cliché's worden naar plaatsruimte berekend. Telephoonnummer ÏO. Abonnemente-Advertentiën op zeer voordeelige voorwaarden. Besluit tot voortdurende heffing van eene verbruiksbelasting. De Burgemeester en Wethoudeis van Vüssingen doen te weten dat door den raad dier gemeente in zijne vergadering van den 27 October 1899, bij besluit no. 6, is vastgesteld bet navolgende BESLUIT tot voortdurende heffing eener plaatselijke belasting op het gedistilleerd in de gemeente Viissingen. De gemeenteraad van Viissingen overwegende, dat de gemeente Viis singen voortdurend behoefte heeft aan de heffing van eene plaatselijke belasting op het gedistilleerd gelet op de wet van 31 December 1898, (Staatsblad no. 309) tot afwijking van den regel, gesteld bij art. 241 dei- gemeentewet betreffende de heffing van plaatselijke belasting ten behoeve der gemeente Viissingen, welke wet echter met ultimo December 1899 ophoudt van kracht te zijn Besluit: Behoudens nadere bekrachtiging dooi de wet, waarvoor by de hooge regeering de noodige stappen zijn gedaan, voor het dienstjaar 1900 over te gaan tot heffing eener plaatselijke belasting op het gedistilleerd, op dezelfde grondslagen als laatstelijk zijn bepaald bij raadsbesluit van den 22 September 1884, zooals dat is goedgekeurd bij koninklijk besluit van den 4 November 1884 no. 14. Viissingen, den 27 October 1899. De Gemeenteraad voornoemd, VAN DOORN VAN KOUDEKERKE. De Secretaris, I. H. DOMMISSE, L. S. Beboort bij koninklijk besluit van 4 Januari 1900, no. 8. Mij bekend, De Minister van Binnenl. Zaken, (get.) H. GOEMAN BORGESIUS, Overeenkomstig het oorspronkelijke, De Secretaris Generaal van Bin- nenlandsche Zaken, (get.) DIJCKMEESTER. Bovenstaand besluit bekrachtigd dooi de wet van 30 December 1899, (Staats blad no. 316). En is hiervan afkondiging geschied, waar het behoort, den 26 Januari 1900. Burg. en Wetb. voornoemd, VAN DOORN VAN KOUDEKERKE. De Secretaris, G. J. BISSCHOP. De herberg speelt eene voorname rol in het leven van den Vlaming. Bij elke gewichtige gebeurtenis in zijn leven neemt hij zyn toevlucht tot de herberg Naar H. FER8CHKE. 1.) Het landstadje F. ligt een uur sporens "an Berlijn en heeft een garnizoen van twee escadrons lanciers. De officieren wn die escadrons zijn in den zeeraan- genamen toestand, dat zij aan den eenen kanteen gemakkelijk en gemoedelyk leven in het stadje leiden en aan den anderen kant met weinig omslag, tijd en kosten alles kunnen meemaken wat Berlijn aan genoegens oplevert. Het ligt in den na het voltrekken van een huwelijk gaat het uit het gemeentehuis recht naai de herberg's anderendaags, na de inzegening van het huwelijk, uit de kerk weer recht naar de herberg gaat einde lijk de gelukkige vader met zijn eersteling ten doop, onmiddellijk na afloop van deze gewichtige plechtigheid gaat het zoo recht uit de kerk met den geheelen stoet, het kleintje met zijne draagster niet uitgezonderd, weer naar de herberg, om daar een glas te ledigen op de gezondheid van den nieuwen wereldbur ger, en meer dan eens gebeurt bet, dat de mannen bij het naar huis gaan blij ken ruim genoeg gedronken hebben. Na eene begrafenis is de eerste gang van familie, genoodigden en dragers naar de herberg, ja, er zijn gemeenten, waar het als vaste regel geldt, dat de dragers zich na eene begrafenis bedrinken. En 's ZondagsZie daar trekt de schare op ter kerke. Alvorens het kerkgebouw binnen te treden, trekt een deel der mannen naar de kroeg, om eerst nog een halfken of 'n kapperken te gebruiken, en daartoe is ruimschoots gelegenheid, want in de omgeving van de kerk wemelt het'van de drankgelegen heden. Is de Iprk uit, weinige van de mannen gaan dadelijk naar huisde meesten gaan weer de kroeg binnen om nogmaals een halfken of een kapper ken te gebruiken, en het is niets onge woons dat een kerkganger ten slotte half beschonken huiswaarts gaat. Meent niet, dat zoo iets kwalijk genomen wordt. Met een „da's nen man" is de zaak vergeten. Maar 's Zondags namiddags, dan begint eigenlijk eerst de pret, Pas is de laatste kerkedienst afgeloopen en is de koffie door de keel, of daar gaat alles weer ter herberg. Alleen vrouwen, meisjes en kinderen blijven thuis, benevens een enkele boerenzoon of knecht, die de thuiswacht heeft, en die op zulk een Zondag zijn „pré" bespaart om het er den volgenden Zondag dubbel van te kunnen nemen. Treedt op zoo'n Zondagnamiddag of avond een dorpsherberg binnen. Ge vindt daar personen van allerlei rang en stand broederlijk vereenigd den burge meester en zijn champètre, den secretaris, den notaris, den dokter, den onderwijzer, den werkman, den boer en zijn knecht. Dat speelt, dat lacht, dat praat, en alle verschil van rang en stand wordt ver geten. De burgemeester en de notaris spelen kaart met den champètre en een boerenarbeidereen kleermakersgezel daagt den dokter uit tot een kamp op het biljartbuiten op de bolbaan, die bij geene enkele Vlaamsche herberg ontbreekt, ziet ge den dorpsonderwijzer aard der zaak, dat de oudere heeren van die laatste gelegenheid slechts weinig gebruik maken, terwijl de meerderheid der jongere luitenants in Berlijn als te huis zijn, en deels in uniform, deels in politiek daar alles meemaken, waarin zij lust hebben. De treinen loopen zoo op elk uur van den dag en bijna van den nacht, dat men ieder oogenblik been en weer kan gaan, en, zonder te huis gemist te worden, schouwburgen, bals en avondpartijen kan bezoeken. Het valt dus bijna niemand in om, zooals verplicht is, bij het verlaten van het garnizoen verlof aan te vragen, tenzij men wegens dienstzaken de hoofd stad moet bezoeken. In den tijd, waarover mijn verhaal loopt, behoorde de luitenant baron von Promnitz tot de meest geziene en vroo- liiksto officieren dor kleine garnizoens- slaJ. Jong, slank en groot van gestalte, llink in dienst, een uitstekend ruiter, vlug danser en altijd aangenaam in gezelschap, was hij de beste en trouwste in hemdsmouwen achter zijn bol loopen, drukte makende met armen en beenen, of hij het docde stuk hout bezielen wilde, en daarna een standje krijgen van zijn „maat" en oud-leerling, omdat hij zijn bol niet goed heeft „uitgezet." Niet lang echter zult ge dit gezelschap hier bijeen vinden. „Men moet overal nen keer komen en alle menscben moeten leven." Vooral neringdoenden toeven niet lang in eenzelfde lokaal, zij hebben haast om „rond te komen", want komen zy vandaag niet in de herberg van Gies of van Peer, dan moeten zij niet ver wachten in den loop van de week een centiem van Cies of Peer te zullen ontvangen. „De eene mensch leeft bij den anderen" luidt bier de regel. Zoo gebeurt het dat een kruidenier of bakker, eer hij 's Zondags namiddags ter herberg gaat, van zijne vrouw de consignes ontvangt zorg toch bij A. een goed gelag te maken, zy hebben ons deze week goed den penning gegund. Bij B. moet ge maar niet te lang vertoeven, die hebben maar een kleinigheid besteed. Bij C. enz. Zoo'n vrouw verbaast er zich niet over en is er ook niet over verontwaardigd, ais haar echtvriend 's avonds of 's nachts zoo smoordronken thuiskomt, dat hy nauwelijks op de beenen staan kan. ,,'tls voor zijn affaires" zegt ze. Over 't algemeen neemt de Vlaamsche vrouw tegenover die ge-'oonte van het kroegloopen eene lydelijfce houding aan. Zij vindt dat natuurlijk. Zij heeft dat gezien van vader en van broers, ze verwacht niet anders van haar man. Dat haar man 's Zondagnamiddags thuis blijve, en zij zal hem vragen of hij ziek is. „Men moet bij de menschen komen", zegt ds Vlaming en zyn vrouw zegt het hem volmondig na. Is er al eens een witte raaf, die van geen herbergloopen houdt en zijne Zondagen op een aDdere wijze doorbrengt, dan is deze een voor werp van spot voor zijne dorpsgenooten, en unaniem luidt hun oordeel over zoo'n persoon„dat is geen man uit de maatschappij." Onder dat herbergloopen lijdt het familieleven zeerwat kan er terecht komen van het huiselijk verkeer, wanneer vader en de volwassen of halfvolwassen zoons op de boven beschreven wijze hun Zondag doorbrengen. De Vlaming is ook niet huiselijk van aard zijne woning is ongezellig, onhuiselijk, ja menige arbeiderswoning in Walcheren of in 't land van Goes biedt meer comfort dan eene boeren- of burgerwoning in Vlaan deren. Door die uithuizigheid van den man rust het bestuur van het huis houden geheel op de vrouw, waardoor kameraad en de goede vriend van ieder een. Ook in Berlijn was hij overal bekend en het meest daar, waar het vrooiyk toeging. Nu is dat vlotte leven wel heel mooi, maar ook heel duur, en dan gebeurt het niet zelden, dat er ebbe is in de beurs voor nog de lust in dat vroolijke leven voldaan is. Daarvoor is echter „gelukkigerwijze" hulp te vinden, en zijn er zekere lieden, die er een genoegen in vinden, een jongen officier van goeden huize bij te springen en op de meest welwillende wijze uit de verlegenheid te helpenhij behoeft slechts op eene van die smalle papier- strooken, welker opschrift begint met „Drie maanden na dato betaalt gij voor dezen prima wissel dwarsover zijn geëerden naam te schryven. Luitenant von Promnitz had deze schrijfoefeningen reeds geruimen tijd voortgezet, en vond het, bij zijn licht- zinnigen aard, zeer gemakkelijk, zijn voortdurend geldgebrek op deze een voudige wijze alle drie maanden te deze als oppermachtige gebiedster in huis regeert. Dat kroegloopen is een kanker voor de Vlaamsche samenleving, en 't staat met die verderfelijke gewoonte op geen beteren. Het aantal herbergen groeit onrustbarend aan. Er zijn gemeenten, met nog geen 1000 inwoners, waar men 30 a 40 herbergen telt. En 't zijn me dikwijls de herbergjes. Hokjes, van eenige M2 groot, die men niet rechtop binnentreden kan. Een paar langwerpige tafels met een zestal stoelen en een bank, vormen het gansche ameublementby vele van die kroegjes ontbreekt zelfs eene toonbank, eene tafel doet als zoo danig dienst. Het lokaal dient soms tot woonkamer voor het gezin. En denk nu, dat menigeen zijn vrien- deiyk tehuis verlaat, om daar een deel van zijn kostbaren rustdag door te brengen. Men bindt bij ons den strijd aan tegen den jenever, en terecht. In Vlaanderen, waar, op het platteland althans, weinig jenever gedronken wordt, zou men den strijd moeten aanbinden tegen de her bergen. Men zon moeten eischen, dat niemand herberg mag houden, zonder voorzien te zijn van een bewys van goed zedelijk gedrag. Men zou het patentrecht (want dit bestaat in België nog) voor de herbergen moeten verhoogen. Men zou voorschriften moeien geven waaraan een herberglokaal ten opzichte van inhoud, moet voldoen. Men zou het aantal dranklokalen per duizend inwoners moeten vaststellen. En eindelyk Men zou in elke ge meente een uur van sluiten moeten vaststellen en daarby zorg dragen dat hieraan streng de hand gehouden werd. Dan ware dit euvel wel niet genezen, maar toch verzacht. Veilheid, Lord Rosebery, es-minister, ex-leider der liberale partij en thans ei-liberaal en tot het element waartoe hij door geboorte en zijn rijkdommen behoort, het aristocratische, teruggekeerd, heeft te Chattam eene redevoering gehouden, waarin hij den oorlog tegen Transvaal trachtte te rechtvaardigen nota bene een oorlog dien hij toen hij nog als liberaal sterk afgekeurd had. Maar trachtende te verklaren waarom de beschaafde wereld buiten Engeland eenstemmig tegen dien oorlog is, vond hij dit er op dat de beschaafde wereld aan veilheid ïydt. kunnen verhelpen, waarbij hij nauwe lijks scheen op te merken, dat er allengs een nul achter het cijfer was bijgeko men. En bovendien, wat had hij zich om een nul meer of minder ook te bekommeren men is immers maar eenmaal jong 1 Eens echter, toen hst weer verval en prolongeerdag was, zette de vrien delijke geldschieter een zeer ernstig gezicht, woelde door zijn zwarte, kroeze haren en zwoer den verbaasden luitenant een dozijn heilige eeden, dat het hem onmogelijk was nog weer te proion- geeren, daar hij zijn geld gebruiken moest voor het uitzet van zijne doch ter, die eerstdaags ging trouwen. Lui tenant von Promnitz keek, zooals wij zeiden, zeer vreemd op, want aan betaliDg van zijn wisselschuld had hij nog bijna nooit gedacht. Dat dit oogenblik thans reeds en zoo onver wacht zou zijn gekomen, dat scheen hem toch al te gek. „Wat gaat mij je dochter en haar Dus is het veilheid die de geestdrift der Nederlanders opwekt voor hun stam verwanten en hunne beurzen mild ont- sluit;veilheid dieHollanders en Belgen am bulances doet zenden naar het slagveld veilheid de demonstraties in Frankrijk, Duitschland, Italië, Spanje Oostenrijk, geheel Europa; veilheid die de Ameri kanen zooveel geld voor de Boeren doet bijeenbrengen; veilheid die de vrijwilligers naar het oorlogsveld doet snellen. Neen het is niet veilheid die de be schaafde wereld tegen Engeland in het harnas jaagt. Het is het menschelijke geweten dat partij trekt voor den zwak ke tegen den sterke en luide zijne sym pathie uit, terwijl toch de stoffelijke belangen mede moeten brengen dat de Engelschen, die zij voor hunne handels belagen noodig hebben, ontzien worden. Maar juist omdat zij dooi geen veilheid bezield worden, spreekt de stem van hun geweten luider dan die van het eigenbelang. Had die stem bij sommige Engelschen ook luider gesproken, zou deze oorlog nooit uitgebroken zynenEngeland een vlek minder in zijne geschiedenis aan te wyzen hebben. Maar bovendien is de edele Lord in gebreke gebleven mede te deelen welke mogendheid zoo rijk is om zoovele mil- lioenen om te koopen. Bestrijding van het alcoholgebruik. Al3 een doeltreffend middel ter be strijding van het misbruik van alcohol wordt het door sommigen aangegeven denkbeeld beschouwd om drankschul den oninvorderbaar te verklaren en dus de kasteleins door ze in 't gevaar te brengen bij het borgen hun geld niet terug te krygen, te dwingen niet meer op crediet te verkoopen. De Tijd slaat echter met deze woor den de bodem in aan de hooge ver wachtingen die men van het voorgestelde middel mocht koesteren. „Inderdaad is het van algemeene be kendheid dat bezoekers van drankhuizen, ook zonder geld aan hun lust tot drin ken gemakkeiyk kunnen toegeven, om dat de tappers meestal te gemakkeiyk zijn in het verleenen van crediet. Niemand zal ontkennen, dat er op dit punt een euvel bestaat, hetwelk tot groote ellende voertniemand zal be twisten, dat in vele gevallen de gewoonte van het zoogenaamd drinken op den pof schier nog gevaarlijker is dan wanneer- het geschiedt tegen contante betaling. Maar wij wenschen toch eens gevraagd te hebben, of het bij 't progageeren van nieuwe wetten dan in 't geheel niet meer noodig is, dat men het nut en de noodzakelykheid ervan vooraf aantoont. uitzet aan/ riep hij, de pen om te prolongeeren reeds in de hand houdend. „Wou jij mij vertellen, dat je die nietigheid, die ik je schuldig ben, noodig hebt voor liet uitzet van je dochter Zulk een rijkaard als jij „Wat zegt u, een nietigheid schreeuwde de toekomstige schoonvader, den wissel als een vaan rondzwaaiende. „Wat praat gij van nietigheid Is dertigduizend mark een tbagatal Ik zeg u, het is een vermogen „Ja, als dat het geval is," antwoordde de luitenant, met de grootste kalmte op die opvatting ingaande, „dan kun je toch des te minder verwachten, dat ik zulk een kapitaal uit den mouw zal schudden Geef den wissel hier, wij prolongeeren nog een keer, en inmiddels zal ik er over nadenken, wien van mijne beste ooms ik de eer van het betalen zal opdragen." „Heer luitenant," zei de ander, met vaderlijke welwillendheid in zijne stem, „neeui mij niet kwalijk, maar u zijti

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1900 | | pagina 1