Tollenaren es Zondaren.
ei iekerij.
Zaterdag
20 Januari.
innenlaiidsche bericWen.
vrouw,
No. 17.
P-ZOOM
meid,
D
D
38e Jaargang.
Il 00.
Gemeentebestuur
KlsiDtianflel in sterken Drank.
DM»
de Zoom".
171 vV/
)FFEN,
z. worden op
verstrekt bjj
eteekenden.
iELBERQS C*.
os. Adres bij den
ie Courant.
ER, Koningsweg,
eene bekwame
et de wasch om
VRNDIENST.
5 50 6 30 6 50
10— 1020 10 40
10 1 30 2 220
- 4 20 5 5 20
m 6 6 40 7 20
9 50 10 10 10 30
12 10 1 20 1 10
3 50 4 10 4 30
8 8 30.
O
DIENST
MIDDEL BUBO v.v
vm 4 50 5 55
m Zeilmarktvm
nm 12 30 1 15
0 5 55 6 55 7 45
Zeilmarkt Vlieein-
1 op werkdagen
12 35 1 20 2 5
7 7 50 8 35
B-Miildeg üeiu
ijd.)
5.25, 10.37, 1.18,
5,31, 6.9, 7.35,
5.33, 8.24. 9.25
10.—, 1.38, 4.32,
5.51, 6,29. 8.10
.3, 9.5,9.45.
i 3 35b)
4 05
ib)
iskens ten hoog-
minuten.
Vlissingen naar
kt.
30
>6
•6 23
7 39
■10 4
>7 *11 5 *1113
>ra le g 2e kl.
•10 21
22
125
310
3 48
44
J4 20
6 16
63
7 25
810
8 26
8 48
VLISSINGSCHE COURANT
Prfla per drie maanden 1.30. Franco per post f 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich by alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks by den Uitgever
F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en feestdagen.
Telephoonnmnmer lO.
ADVERTENTIËNvan 1 4 regels 0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. - By directe opgaaf van driemaal plaatsing d6rzelfde
advertentie wordt de prys slechts tweemaal berekend. Groote letters
en cliché's worden naar plaatsruimte berekend.
Abonnemonts-AdvcrtentiBn op zeer voordcelige voorwaarden.
Verzoeken om vergunning tot verkoop
van sterken drank in 't klein.
Burg. en Weth. van Vlissingen
gelet op art 5 der wet van 28 Juni
1881 (staatsblad no. 87), zooals die is
gewijzigd bij de wetten van 23 April
1834 (Staatsblad no. 54) en 16 April
1885 (Staatsblad no. 78)
doen te weten
dat bij hen zijn ingekomen drie ver
zoeken om vergunning tot den voikoop
van sterken drank in het klein.
lo. van J. M. QUASTERS, in perceel
H 12 Badhuisstraat;
2o. van J. SMITS, in perceel C 54,
hoek Breestraat Korenmarkt
8o. van J. DE WITTE, in perceel F
133, Lange Walstraat.
Vlissingen, den 18 Januari 1900.
Burg. en Weth. voornoemd.
VAN DOORN VAN KOUDEKERKE.
De Secretaris,
G. J. BISSCHOP.
Interventie.
Door de Standaard is thans de vraag
besproken of interventie in den oorlog
die thans in Afrika gevoerd wordt, op dit
oogenblik gewenscht is,zooals door velen
beweerd wordt en waarvoor velen zich
warm maken.
„Zulk een interventie is op zich zelve
gewenscht, de oorlog is en blijft een
gruwel en de bloedige wijze, waarop hij
in Zuid-Afrika gevoerd wordt, ergert, te
meer daar van de zijde der Boeren geen
leger van beroepssoldaten, maar heel
het strijdbare volk in de wapens staat.
Ook is het volkomen juist, dat de
besluiten der Vredesconferentie zulk een
interventie niet alleen eischen, maar
vergemakkelijken. Uitdrukkelijk toch is
bepaald, dat zulk een poging om de
strijdende parijen ie verzoenen, niet als
daad van onheusche inmenging mocht
worden opgevat."
Maar het blad wil dat men rekening
houde met de werkelijkheid.
„President Mc. Kinley heeft zich door
zijn expansion-politiek vastgewerkt. In
de Philippijnen doet hij soortgelijk werk
als Chamberlain in Zuid-Afrika onder
nam. Interventie zijnerzijde zou dus
allicht in zulk een geest bedoeld worden,
dat hij in beginsel Engeiands opzet
En wat de drie groote continentale
mogendheden aangaat, zoo worde niet
vergeten, dat de verhouding van deze
Staten tot Engeland zeer gespannen is
dat interventie hunnerzijds in het oog
(FÊÜIjtLLËTON.
Naar
TORRUHD.
1.)
»'t Is heel opvallend
Grootmoeder laat haar werk in den
schoot zakken, schudt met het hoofd
kijkt, in gedachten verloren, naar
"et blonde kopje en het blauwe kleed
°ver haar.
Maar, wat is dan zoo opvallend, en
Waarom breien grootmoeders vlijtige
handen dan niet verder aan den kleinen
fooden rok, die toch tegen Kerstmis
van de Engelsche regeering als partijdig
zou worden opgevaten dat een niet
vriendschappelijke, maar min of meer
dreigende interventie zeer ernstige ge
volgen zou kunnen hebben.
Doch ook afgezien hiervan, blijft het
zeer de vraag, of op dit oogenblik inter
ventie gewenscht zoude zijn.
Gelijk op dit oogenblik de stukken op
het sehaakboord staan, is het militaire
voordeel bijna uitsluitend aan de zijde
der beide republieken gewesst. Terugkeer
tot den staat, waarin ze vóór den oorlog
verkeerden, zou dus niet licht door deze
republieken worden aangenomen.
Ze zouden inzien, dat hierdoor Enge
land slechts de gelegenheid werd gebo
den, om zijn leger-organisatie te verbe
teren, zijn kennis omtrent Afrikaansche
toestanden uit te breiden, zich voor een
tweeden, beter overlegden, aanval ge
reed te maken en zoo, na drie, vier
jaar, hetzelfde booze spel, en dan met
uitzicht op beter gevolg te beginnen.
Of ai, met vervallen-verklaring van
art. 4 der conventie van Londen,Trans
vaals volkomen onafhankelijkheid erkend
werd, zou hierin feitelijk niets verande
ren. Wie een hond slaan wil, weet
altoos wel een stok te vinden en zoo
zou het ook Engeland, zoo het kwaad
wilde, by de gestadige aanraking van
beide Staten, wel nooit ontbreken aan
het noodige voorwendsel om een nieu
wen oorlog uit te lokken.
Anders zou hei wezen, als Engeland
voorgoed afzag van zijn pretentie van
paramount power te zijn en er zich
met ernst op toelegde, de ontwikkeling
van het Afrikaansche element vrij te
laten doorgaan, om er voortaan zijn
bondgenoot van te maken.
Doch juist van zulk een stemming
is in Engeland schijn nog schaduw te
ontdekken."
Ook meent de Standaard, dat men in
billijkheid zulk een houding van Enge-
niet verwachten kan.
„Zelfs een kleine Staat zou, zoo hij
op het slagveld keer op keer het onder
spit delfde, den strijd niet licht opgeven,
zoolang niet alle kans op herstel van
de nationale eer verloren was.
Hoeveel zwaarder moet dat dan niet
wegen by een groote mogendheid als
Engeland inzake een stiyd, dien het
aanbond met twee kleine republieken,
samen nog niet zoo dicht blankbevolkt
als één enkele wijk van Londen.
Strijkt het nu de vlag, dan daalt zijn
prestige niet alleen in Zuid-Afrika, maar
ook in Europa.
Het is dus nauwelijks te verwachten,
dat Engeland aan eenige interventie nu
reeds het oor zou leenen, en ook al
deed het dat in schijn, dan zou het
klaar moet zijn
Ja, wie dat wist
Het is drie weken voor Kerstmis.
De vroege schemering van den
grauwen Decemberdag breekt aan. Bui
ten voeren stuivende sneeuwvlokken
een vroolijken, dollen rondedans uit
maar binnen, in grootmoeders lekker
warme huiskamer merkt men niets van
duisternis en koude. Alleen als de ijzige
Noordoostewind al te heftig tegen de
vensters stoot, trillen de ruiten en
waaien de witte gordijnen zacht heen
en weer.
Maar niemand let er op.
Het is tijd, waarin men werkt aan
de kerstgeschenken, de tyd van achter
houdendheid, van verrassingen, de tijd,
waarin de liefde in de harten der men-
schen regeert en haar wonderdoenden
scepter zwaait. Het is de schoonste,
h(r'.lijkste tijd van het geheele jaar
de tijd, die verwachtingen doet koeste
ren, jonge harten gelukkig en oude
weer jong maakt.
bijna zeker zulke conditiën stollen, die
noch te Pretoria, noch te Bloemfontein
als ernstig konden worden opgevat.
Een schijn concessie zou slechts ten
gevolge hebben, dat de republieken van
onverzoenlijkheid en hardnekkigheid
zouden worden beschuldigd en misschien
een deel van de publieke opinie zich
tegen hen keerde.
Daarom is er veel te zeggen voor de
bewering, dat de strijd nu maar eens
voor goed moet uitgevochten worden.
Voelt Engeland ten slotte zelf, dat
het niet meer kan, en te zwichten heeft
voor de harde noodzakelijkheid, dan zal
het conditiën moeten toestaan, die ten
slotte aan de Boeren de verwezenlyking
van hun ideaal beioven, en dan bestaat
er kans, dat ook de nationale consciëntie
in Engeland zich door verootmoediging
verhoogt.
Thans, nu nog in Engeland de vaste
overtuiging heerscht, dat Groot-Brittan-
nië, als het wd de Boeren kan verplet
teren, schynt alle interventie, die niet
met een openlyk partijkiezen voor de
Boeren volkomen gelijk zou staan, en
dus een oorlogsverklaring tegen Enge
land achter zich zou hebben, op dit
oogenblik èn ondenkbaar én ongewenscht.
Op zulk eene aan Engeland vyandige
interventie, eene interventie „met het
geveegde zwaard er achter", moet men
echter voorshands niet rekenen.
In de Standaard lezen wy Oe.„ het vol
gende.
Volgens door het Hand. ontvangen
bericht, zou de gewezen officier der ar
tillerie de heer Keulemans, die zich naar
Zuid-Afrika begaf, en die zich als oor
logscorrespondent aan ons blad had ver
bonden, op de Herzog te Durban zyn
aangehouden.
Men late op grond hiervan den moed
niet zinken. Wie in tijd van oorlog
zulk een waagstuk onderneemt, moet
op alles, ook op aanhouding, voorbereid
zijn. Maar de jager, die één haas ving,
vangt daarom nog niet alle hazen. Het
veld blijft open, en, voor wie geen
schot van den jager vreest, vrij.
Van hoog gewicht is intusschen de
vraag van internationaal recht, die
almeer aan de orde komt, of een par
ticulier (en dat was de heer K. na zyn
ontslag) als contrabande mag worden
aangehouden.
In den Krimoorlog, waarin Engeland
partij tegen Rusland was, is zelfs een
heel vreemdenlegioen tegen Rusland in
het veld gebracht.
En sterker nog springt de willekeur
in het oog, nu zelfs een „man der pers"
niet meer vrij bleek te zijn.
Laat de stormwind buiten woeden en
de witte vlokken stuiven wat schaadt
het? Hier bij grootmama verlicht de
hanglamp de oude eettafel, die in haar
lange leven reeds zooveel vroolyks en
droevigs ervaren heeft, dat er een boek
van te schrijven was. In den haard
brandt een vroolijk vuur, een werkelijk
houtvuur waDt grootje is er nog eene
van den goeden, ouden tijd, toen de men-
schen zoo verkwistend waren, om beu
kenhout te branden, en zij is die
gewoonte trouw gebleven, tot vreugde
van hare kleinkinderen en van allen,
die de oude vrouw plegen te bezoeken.
En last not least in de pijp springen
de gebraden appels. Heeft wel iemand
ter wereld zulke groote, zulke heerlijk
geurende braadappels als die van groot
mama
Om kort te gaan wie kent niet het
nooit te vergeten genot van zulke win
teravonden En wie, die het eens in
de dagen zijner jeugd als een milde
najaarszon uit grootmoeders goedige
Is Engeland het neutraliseeren van
één man meer waard dan zijn goeden
naam, ook op het terrein van het jour-
nalisme
Een nieuw Duitsch kanaal naar zee.
Het voornemen der Duitsche regeering
om een kanaal uit het hart des lands
naar de Noordzee te graven, teneinde
onafhankelijk te worden van Rotterdam
en Antwerpen, heeft begrijpelijkerwijze
in die plaatsen onzes lands, welke een
bloeiend transitoverkeer met Duitschland
hebhen, groote ongerustheid verwekt.
De heer Beekman, directeur der H.
B. school te Schiedam, heeft over dit
onderwerp te 's Hage eene lezing ge
houden, die veel van de bestaande
onrust moet wegnemen. Hij ging daarbij
van de stelling uit dat een rivier een
eigen wil heeft, m.a.w. dat men er niet
van kan maken wat men wil.
Hij bewees deze stelling door er op te
wijzen dat jaren en millioenen noodig
waren om de Waal over een afstand
van slechts twee uren gaans 30 c.M.
uit te diepen. Hoe zal het dan gaan
in Duitschland waar meters zou moeten
worden uitgediept over tientallen uren
gaans.
En dan nog zou het niet gaan. Spr. zou
Nederland gerust kunnen aanraden er
op aan te dringen dat de Rijn op een
voorgeschreven diepte van 20 M. kwam.
Als Duitschland dan maar zorgde voor
meer regen en sneeuw en voor meer
gletscherafvoer in den bovenloop.
Het kanaal Dorcmund-Eems bestaat
reeds en de weg naar zee i3 gebaand.
Thans kan niet uitblijven de verbinding
van Dortmund met den Rijn, langs de
de Lippe of langs den Emscher. Neder
land behoefde echter volgens den spreker
die bleek zijn onderwerp goed bestudeerd
te hebben, daarvoor niet bang te zyn. In
tegendeel zal 't voor ons land slechts voor
deel zyn, daar dan schepen uit Rotterdam
't hartje van het ryke Westfaleu, be
zuiden Dusseldorf, zullen kunnen be
reiken.
'tEemskanaal is bovendien voor 't
vervoeren van Zweedsche ertsen niet in
tel. De schepen zullen de groote Rijn
vaart langs Rotterdam blijven verkiezen
boven de smalle Eemsvaart, die 5 dagen
langer duurt en veel meer geld nog
bovendien kost door telkens overladen
en tollen, die lang niet gering zijn.
Duitschland verwacht wel, dat de
schepen, die de goederen uit het zuiden
aanvoeren, niet meer de Ned. havens
zullen aandoen en bij voorkeur het om
slachtige en dure kanaal zullen afsukke-
ien; maar verwachten kan men veel,
doch de ondervinding zal het tegendeel
leeren.
oogen heeft zien lichten, denkt niet met
een weemoedig verlangen naar dien
gelukkigen tijd terug
Grootmoeder leunt in haar hoekje op
de canapéeom de groote tafel ziet
men een rij van zeven blonde en bruine
meisjeshoofden, zoo diep over haar werk
gebogen en zoo ijverig bezig, dat er
byna geen tijd is voor een praatje.
De oude dame heeft de vlijtige jonge
schaar reeds lang in stilte gadeslagen
maar telkens valt haar nadenkende blik
weer op het blonde meisje met het
blauwe kleed, dat tegenover haar zit.
Het zacht lamplicht geeft aan het blonde
haar een helderen metaalachtigen glans,
waardoor het zonderling afsteekt bij de
donkere oogen en oogharen maar het
meest opvallend aan dit meisjeshoofd
zijn toch de fijn geteekende, donkere
wenkbrauwen, die, over den smallen
neus te samen loopend, aan het jeugdig
gelaat een trek van nadenken en droef -
geeftigheid geven.
En dat is het waarom grootmoeder
En bovendien - een schip van 600
tonnenmaat is vrijwel uit den tijd, en
schepen boven de 600 ton kunnen niet
eens 't Eemskanaal door
Op theoretische gronden meende spr.
nog bovendien te kunnen zeggen, dat
van die onafhankelijkheid van den
uitvoer over de Nedderlandsche en Bel
gische zeehavens door dit kanaal geen
sprake kan zijn. Het is toch niet aan te
nemen, dat de grootere schepen te
Duisburg zullen overladen om na een
lange reis de zee te bereiken.
Zoo voorgesteld, verliest het Duitsche
zeekanaal voor onzen handel veel van
zyne verschrikkelijkheid en is dus vol
strekt niet bewezen dat het verderftiyk
zal zyn voor Rotterdam en Antwerpen.
Sileraka,
Men weet dat de bevolking van deze
plaats drie officieren van de Kon. Paket-
vaart-maatschappij gevangen nam, die
daar de Papoea's tot welken stam de
bevolking behoort, onvervalschte men-
scheneters zijn, waarschijnlijk reeds
opgepeuzeld zijn.
Een inzender in de N. R. Ct. die dat
volkje kent, vreest dat de zending van
een oorlogschip met het doel om de
plaats te bombardeeren weinig succes
zal hebben.
De van boomschors, bladeren en andere
lichte stoffen opgetrokken hutten der
gevluchte Papoea's zullen verbrand en
vernield worden door de landingsdivisie,
maar of zij de Papoea's zal kunnen
achtervolgen het binnenland in, waar
nagenoeg geen blanke ooit een voet
gezet heeft, is zeer dubieus. En zoo
zij dat nog kan, moeten er minstens
tien dagen verloopen zijn, eer het bericht
te Batavia, en zeker nog wel 10 dagen
eer de „Serdang» ter plaatse kan zyn.
In hetzelfde blad komt de heer W.van
Hasselt, administrateur der Kon. Paket-
vaartmaatschappy,tegen deze voorstelling
op. Mocht het waar zyn, zegt de heer
van Hasselt o.a. dat de Papoeas kanni
balen zyn, dan is het toch onwaar-
schynlyk dat zy dit betoonen tegenover
blanke menschen ware dit het geval
dan zou dr. Montague niet zijn terugge
keerd.
i» -
Vermindering van postbestelling op
Zondag.
Ook de Leidsche Kamer van Kooph.
heeft, zooals reeds andere dergelyke
Kamers, protest aangeteekend by den mi
nister tegen het inkrimpen van postbe
stelling op Zondag. Zij acht een verdere
beperking in strijd met de belangen van
den handel.
In tal van groote handelsonderne
mingen immers worden op Zondag
het hoofd schudt en zacht, als in zich-
zelve, zegt: ,,'t Is heel opvallend!"
Het fijne oor van haar oudste klein
dochter, die de eereplaats naast haar
op de kanapee bezet, heeft die fluisterend
gesproken woorden opgevangen. Zy laat
haar werk rusten en vraagt„Wat is
opvallend, grootma?"
Tegeiyk richten al de andere blonde
en bruine hoofden zich op en kyken al
die jonge oogen lachend, vragend,
nieuwsgierig naar de oude vrouw.
„Het is heel opvallend, hoe onze
Josel op Peppi gelykt," zegt grootmoe
der in haar Zuidduitsch dialect. „Het
is my nog nooit zoo opgevallen als nu."
„Welke Peppi dan vraagt er eene.
Grootma let echter niet op die vraag,
maar spint, zooals oudjes gewoon zyn,
in gedachten haar draad verder»Pre-
i cies zoo zag zy er uit, toen zij twintig
jaar was zij had dezelfde rozige wangen
1 en hetzelfde haar, dat zij in twee zware
vlechten om het hoofd droeghare
wenkbrauwen vloeiden evenzoo samen,