De Houibaan. Vrijdag 19 Januari. Jtet ruwe geweld. No. 16 S83 Jaargang. It 00 900. Gemeentebestuur. BEKENDMAKING. werck's Cacao. gste theobromin-gehalte. d e e I i g iste Poeder-Cacao iü hart gepeTsd. id. fijne geur, delicieuse tmatigheid des dranks. Cacao-harten=45 cent. cent 1 k#p Cacao, H. ConfiseursBanket- ers enz. ulius Mattenklodt, [alverstraat 103. HAVENDIENST. vm. 5 50 6 30 6 50 9 40 10— 1020 10 40 m 1 10 1 30 2 220 4 4 20 5 5 20 8 20. vm 6 6 40 7 20 20 9 50 10 10 10 30 nm 12 10 1 20 1 40 3.30 3 50 410 4 30 7 30 8 8 30. "A M D I E N S T 9a MIDD3L BUSG v.v emisevm 4 50 5 55 Van Zeilmarktvm 45 nm 12 30 1 15 510 5 55 6 55 7 45 aar Zeilmarkt Vtiasin- lleen op werkdagen nm 12 35 1 20 2 5 6 7 7 50 8 35 eiis-MMldegbciu. ichtijd.) 3, 8.25, 10.37, 1.18, luis 5,31, 6.9, 7.35, 5, 5.33, 8.24. 9.25 42,10.—, 1.38, 4.32, ug 5.51, 6,29. 8.10 6, 8.3,9.5,9.45. aSGHSLÖS. nm 3 35b) 4 05 1 55 2 15 3 25b) 45 8 10 8 40 Breekene ten hoog- 15 minuten. Vlissingen uaar aakt. 8 8 7 30 7 31 8 52 9 56 •6 23 7 39 10 4 D '10 21 D 0 57 *11 5 *11' 13 igers le g 2e kl. VLISSIN6SME COURANT. Prtls per drie maanden 1.30. Franco per poet 1.50. Afzonderlijke nummera 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Poetdirecteuren of rechtstreeks by den Uitgever F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187. ADVERTENTIËNvan 1-4 regels 0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. - Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Glroote letters en cliché's worden naar plaatsruimte berekend. VerscMJnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en feestdagen. - I Telephoonnxtmmer lO. Abonnements-Advertentiën op zeer voordeellge voorwaarden. Stemming ter benoeming van een lid van den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Vlissingen maken bekend dat, tengevolge van de op den 17 Januari j.l. plaats gehad hebbende can- didaatstelling voor de verkiezing van 1 lid van den Gemeenteraad, op den 30 Januari e. k., van des voormiddags 8 uur tot des namiddags 5 uur, zal ge houden worden eene stemming tot benoeming van een lid van den Gemeenteraad in kiesdistrict Vlissingen no. II, omvattende de wijken E, F, G, H, I, waarin candidaat zijn gesteld de heeren BOS, A.Jz. J. DUDOK VAN HEEL, A. E. Wijders zij herinnerd aan het bepaalde hij artikel 128 van het Wetboek van strafrecht, luidende „Hij, die opzettelijk zich voor een ander uitgevende, aan eene krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven ver kiezing deelneemt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste één jaar." Vlissingen, den 18 Januari 1900. Burg. en Weth. voornoemd, VAN DOORN VAN KOUDEKBRKE. De Secretaris, G. J. BISSCHOP. Candidaatstelling voor het lidmaatschap van den Gemeenteraad. De Burgemeester van Vlissingen gelet op art. 53 der Kieswet en art. 10 der Gemeentewet maakt bekend dat de opgaven van candidaten voor het lidmaatschap van den Gemeenteraad, den 17 Januari j.l. bij hem ingediend, alsmede het door hem van de candi daatstelling opgemaakte proces- verbaal van af heden op de Secretarie der Ge meente (Bureau Bevolking) voor een ieder ter inzage nedergelegd en tegen betaling der kosten in afschrift ver krijgbaar gesteld zijn. Vlissingen, den 18 Januari .1900. De Burgemeester voornoemd, VAN DOORN VAN KOUDEKERKE. De beschaving gaat vooruit en de ideeën van den tegenwoordigen tijd ver schillen in meer dan één opzicht reeds hemelsbreed met die van het geslacht dat vóór ons leefde. En toch hoe ook de ideeën omtrent vele zaken zich ge wijzigd hebben of soms geheel veranderd zijn, in welke mate ook de beschaving de zeden heeft verzacht en het dierlijke in den mensch voor een deel heeft FÊUILLSTQN. Eene Schwarzwalder geschiedenis, Naar A. v. FREVDORF. 9.) „Marianne, ze moeten ons maar zoo Hi elkander laten, begraven tot ons einde. Wat dunkt je?" Zij voelde zijn bonzend hart aan het kwe. „Ik zou er vrede mee hebben," aside ztj. Daar klonk reeds de stem van den Mzenboer door de lucht, in vertwijfeling weggenomen, de oorlog, dat overblijfsel van barbaarsche tijden, het uitvloeisel van de vroeger geldende leer „oog om oog, tand om tand*, de ruwe toepassing van het recht van den sterkste, is nog geen anachronisme geworden zelfs heeft het vernuft der menschen door de toe passing der moderne werktuigen hem eene gedaante gegeven, zoo bloedig en huiveringwekkend dat de jammeren en ellende van vroegere oorlogen er geheel door in de schaduw worden gesteld. Ook in onzen tijd is men nog niet genoeg doordrongen van het ongerijmde, dat twee volken tot nu toe in vrede en vriendschap met elkander levende, beiden door den handel elkanders welvaart be vorderende, op het machtwoord der machthebbenden al die banden verbreken, van vrienden tot vijanden overslaan, elkander naar 't leven staan, trachten eikaars bezittingen te vernielen, kortom, zooveel mogelijk trachten elkander kwaad toe te brengen,en dat alles niettegenstaan de voor alle christenen geschreven is: „Gij zult niet doodslaan Gij zult niet stelen Hebt uwe naasten lief ais u zeiven Nog meer springt echter het ongerijmde van den oorlog in 't oog als wij bedenken dat de menschen, die men tegen eikander in de wapenen jaagt, elkander voor het meerendeel nooit gezien hebben en er dus geene geldige redenen kunnen be staan tot haat en vijandschap. Dat een tweetal mannen soms ook vrouwen die ruzie hebben, den twist uitmaken met de vuist of andere wapenen, hoe onzinnig het ook is, dat de sterkste vuist gelijk krijgt en het toebrengen van een pak slaag het onrecht in recht verandert, is te begrijpen om dat meestal reden bestaat tot die booze stemming. In de gelukkig in aantal verminderde duels leeft deze gewoonte van zich gelijk te verschaffen voort als een overblijfsel van het Godsoordeel van vroegere tijden, toen zoo vele onschuldi- gen doodgepijnigd werden. In den zooveel geprezen „goeden, ouden tijd was het met de oorlogzuch tigheid nog heel wat erger gesteld dan thans. Buurten, dorpen, steden en landen lagen eeuwig met elkander overhoop wie in een oorlog het geluk had er het leven af te brengen of zijn bezittingen te behouden, liep gevaar in een volgenden het hachje er bij in te schieten of arm geplunderd te worden, indien hem niet iets ergers overkwam. "Wee den over wonnenen was toen de leus. 't Was toen werkelijk een heerlijke tijd voor den soldaat met zijne ongebondenheid en heel slappe moraalhij kon naar hartelust moorden, branden en plunderen en op den koop toe werd zijn lof in gloeiende verzen bezongen. Voor den burger baarde die tijd bij roepend „Marianne, Marianne, mijn kind, waar ben je Ben je gered Hij had, toen hij het paard ter zijde trok, hen beiden nog aan den kant van den heuvel zien staan. Toen kwam het verschrikkelijke oogenblik, dat de stam voor zijne oogen de baan verliet en weer omhoog schoot. Verdwenen waren de beide jongelieden. Zou de stam ze neergeworpen hebben In het vol gend oogenblik brak de pijnboom en de glijdende stam, teruggehouden door de uitgescheurde wortels, had zich vast gewerkt. Ook de knechten sprongen zoekend den heuvel op. Er was niets te zien aan den kuil dachten zij in het eerste oogenblik niet. Die was ook bedolven onder de takken van zijn pijnboom. Daar kwam midden uit het groen het heuchelijke antwoord op vaders angst kreet. „Hier zijn wij, hier gelukkig gered 1" weinig rozen veel doornen, want soms onder het nietigste voorwendsel brak de oorlog uit, en als de oorlog geëindigd was bleef voor hem de schade ver zekeringen tegen oorlogsschade bestonden er toen nog niet voor den soldaat de glorie, de buit, soms een onsterfelijke naam. Dat de oorlog het menschelijke gevoel doet versteenen,vindt in dezen tijd nieuwe bevestiging. Wij trekken partij voor de moedige Boeren, en dat kan niet anders, waar zij onze stamgenooten zyn en in het eenige geval dat de oorlog gerecht vaardigd is de wapenen hebbon opgeno men. Wij lezen met geestdrift van hunne schitterende overwinningen en van de zooveel grootere verliezen die de Eng el - schen lijden, en zeker als een van beiden het winnen moet, wenschen wij de zegepraal aan de Boeren in hun strijd voor hun recht toe,maar blijft dan bij ons niet wel eens een gevoel van diep mede lijden weg met de Engelsche soldaten, waarvan de meeste niet vrijwillig naar Afrika, maar op hoog bevel werden ge zonden en velen hun leven lieten op de slagvelden of verminkt het leven moeten ingaan Komt het gevoel van deernis al eens bij ons op, het wordt weder ver drongen door andere berichten van slach ting en sterft weg onder de blijdschap over de overwinningen van een met ons bevriend volk. En zoo verwijdert zfih de mensch- heid meer en meer van het ideaal, de hoop en het streven van alle welgezin- den dat de natiën door een broeder band zullen omstrengeld worden en alle volken de oplossing hunner geschillen zoeken langs den minnelijken weg,langs dien der argumenten. Het werk der be schaving is door den woesten stroom van bloed in Afrika voor lange tijden achteruitgezet. De individuen zijn aan wetten gebon den die hun verbieden elkanders bloed te vergieten of hunne twisten te be slechten door middel van degen of pistool of zelfs met toebrenging van slagen. De staat die voor de orde en de rust onder zijne burgers moet zorgen, beslecht zelf die twisten en straft de overtreders zijner wetten. Hij verbiedt zich zeiven recht te verschaffen, al ge lukt hem dit dikwijls niet, getuigen de niet weinige strafvonnissen wegens vechtpartijen. Alleen de grootere macht van een georganiseerd rechtsysteem kan het werk uit de handen der individuen nemen, maar welke macht ter wereld verhindert de staten de wapens op te vatten tot vereffening van een geschil, welke wet ten en voorschriften zijn er volgens welke de natie kan behandeld worden als de maatschappij handelt met den overtreder zijner wetten? De staten gaan elk op Het duurde niet lang, of de knechts hadden den overhangenden pijnboom ter zijde geschoven en uit hun groene graf kwamen de geliefden te voorschijn. Marianne zag er werkelijk uit ais eene die uit den dood is opgestaan doods bleek, maar met een zaligen lach om mond en oogen. Zy zeide niets, maar keek alleen met hare groote oogen haren vader smee- kend aan. Deze begreep haar. Hy zeide „Zeg gü hem dank voor my, ik kan het niet." Inmiddels streden de knechts er over hoe het ongeval was gekomen. Vincent had niet geblazen en van boven af hadden zij ook niets gehoord. „Dat was een gemeene streek, als de meesterknecht gedacht heeft, dat hij Vincent daarmee in het verderf kon storten," zeide een. De boer had slechts een oogenblik, op hare stomme bede, zijne dochter de zch zelven hun gang, voor hen bestaat er geen rechtbank waarop zij zich kun nen beroepen zelfs is het aan de Vredes" conferentie niet gelukt in dien toestand verandering te brengen. Zij heeft er wel naar gestreefd, maar de onverschil ligheid, waarmede hare besluiten beje gend worden, toont genoegzaam aan hoe machteloos zij staat tegenover den huidigen toestand. Wat blijft nu anders over dan het vredeswerk door te zwakke krachten begonnen,met vereende inspanning voort te zetten, en dat kan als allen die den vrede liefhebben en daarvan het heil der wereld verwachten, werken op het zedelijk gevoel van het publiek ten einde eenmaal eene macht te vormen, waarnaar ook de regeerders moeten luisteren. Komen dan ook nog geschil len tusschen de natiën voor en dat zal blijven zoolang de menschen nog geen engelen zijn dan zal voor elk volk wel het bezwaar vervallen zijn zich aan een internationaal scheidsge recht te onderwerpen, bij hetwelk alleen de vraag zal gelden: „wat is recht?" Antwoord op het protest van eenige hoofden der school. Het blijkt dat de onderwijzer die zich in de vergadering van den Bond van N. O. de uitdrukking veroorloofde „De hoofden van scholen zijn het schuim van den onderwijzersstand," is de heer K. A. Borren, onderwijzer te 's-Gravenhage. In het N. v. d. D. ver dedigde hij zich als volgt: „Dat woord „schuim" wensch ik niet in bescherming te nemen, daar het by onwelwillende opvatting en geplaatst buiten het verband der discussie, een meer hatelyken schyn aan de uitdrukking moet geven dan wezenlijk bedoeld werd, en ook daarom reeds beter niet gebruikt ware. „De strekking van mijn woorden was eenvoudig na de stilzwijgend als vast staand aangenomen meening van een vorig spreker, als zouden de hoofden van scholen het superieure deel van het onderwyzerscorps vormen, daartegenover als contrast en als meer verdedigbaar de opinie te stellen, dat zij, als geheel, als klasse, zich meer en meer afscheidend van en zich plaatsend tegenover het corps der klasse-onderwyzers, aan deze laatsten inferieur zijn, zoowel door de wyze, waarop het hoofdschap wordt ver worven, als door de gevolgen van den aard dier functie. „Deze meening zal door my in ons orgaan „De Bod e" nader toegelicht en eenigszins uitvoerig uiteengezet wor den, maar betreft, het zij uitdrukkelyk opgemerkt,slechts de hoofden van scholen als maatschappelijke klasse tegenover de klasse-onderwyzers als corps, en sluit niet uit persoonlijke waardeering en hoog achting voor velen hunner individueel." Eene «toomvaartlijn op Zuid-Afrika. Deze zaak schijnt op goeden voet te staan, althans is de heer Reesema, van wien het plan uitging tot een stoomvaart dienst tusschen Nederland en Louren<;o Marques,vry tevreden over den steun, die hem uit alle kringen der maatschappij, van professoren, van geldmannen, van kooplieden, van ouderwijzers, van kan toorbedienden, gewerd. De heer Reesema deelt een paar voor beelden mede van de geestdrift, die zijn plan opwekt „Eenige dagen geleden komt een jong- mensch, werkzaam op een groot kantoor te Rotterdam, bij mij en vraagt my te spreken. Vol opgewektheid vertelt hy mij, dat hij en nog zeven zijner mede beambten honderd gulden hebben bijeen gebracht en hij nu voor hen een aandeel komt nemen. Van een onderwijzeres ontving ik een schrijven, waarin zij meldt, dat zij, hoewel slechts 100 gulden bezittende, dit bedrag toch beschikbaar stelt voor een aandeel. Onnoodig te zeggen, dat ik haar, onder waardeering van haar schryven, aanraadde het geld niet dan wanneer het bepaald noodig mocht blij ken, voor dit doel af te staan. Men ziet er uit dat de minderbezit- tenden zich niet het minst onbetuigd lieten. Dat bij de gegoeden de steun nog te wenschen overlaat, blijkt uit de vol gende aansporing die de heer Reesema tot hen richt „Mogen, waar de weinig-bezittenden zoo voorgaan, de veel-bezittenden met evenveel toewijding volgen! Dan zal er weldra niet 500, ma rr 5000 maal duizend gulden byeen zyn, waarmede nog iets anders zal kunnen verkregen worden dan een eenvoudige takdienst van Aden naar Delagoabaai. Dat zij zoo, ter eere van het Neder- landscbe volk en als een hulde onzen stambroeders in Zuid-Afrika gebracht hand op de schouders gelegd. Nu nam hy Vincent den koehoorn af, dien deze nog had omgehangen. Langzaam en krachtig blies hy vier maal, ten teeken, dat mon zou ophouden. „Vooreerst hebben wij hier beneden genoeg te doen. En later, Vincent, zal het beter zijn, dat gij weer naar boven gaatHet zal Sepp in allen gevalle wel bekruipen, als hij hoort, wat hij hier heeft uitgericht." „Ik ben zeker, dat de stam hem ont komen iszoo verdedigde Vincent hem. „Ze zullen den steen er niet weer onder geschoven hebben en zoo is hij onvoorziens den ander nagegleden daar kan niemand voor. En later hebben ze het hoofd verloren en het blazen vergeten.» De boer antwoordde niet dadelijk. Hij keek zijne dochter aan, die nu weer met eene blozende kleur voor hem stond. Vijf minuten vroeger ware zij Nederland en Zuid-Afrika. De heer J. A. Wormser schrijft o.m. in Eigen Haard Zoodra de tegenwoordige oorlog ge ëindigd is en de republieken haar erf vijand zich voor goed van den hals geschoven hebben, zal er heel waar- schynlijk gelegenheid bestaan vGor winst- gevendo ondernemingen, mits ruim en met goede kennis van zaken gedreven en niet getooid met het masker van des doods geweest, zonder de tegen woordigheid van geest en de kordaatheid van den flinken man over hem. Weekhartigheid was anders het zwak niet van den Elzenboer, maar nu werden zyne oogen toch vochtig. „Dat mag zijn, zoo het wil," ant woordde hij. „Marianne dankt u haar leven, Vincent, en ik, ik dank u mede. En het leven van haar, die gy gered J hebt, zai nu ook u toebehooren. Ik heb er niets meer tegen, dat gy en Marianne een paar wordt. Gylieden hebt nu al eenmaal met elkander in het graf ge legen, zoo blyf dan byeen, tot gy samen in den hemel komt." i Toen sloeg Vincent zijn arm om het meisje en beiden zeiden „Aan de houtbaan zullen wij ons leven laDg denken EINDE.

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1900 | | pagina 1