Twee Neven.
Maandag
26 December
No. 151.
36e Jaargang.
1898.
lied.
I
IE H. 1
Lge
ID
Bij deze Courant behoort sea Bpoefsl
Gemeentebestuur.
BURGERIJ J KR STAND.
De gelegenheid die niet
voorbij moet gaan.
jcJie-,
inexi,
als
truls-
voor
t uwe,
IERS.
ieliuis.
i 1
K.
I»-
|l H
y"üii
laat
stempet
G 70.
Ie collectie
piets, Kam-
lijke
Is. Adres
liNST
ELBU53 v.v
4 50 5 55
|tImarht.- voi
12 30 1 15
5 6 55 7 45
Iarkt Vtiuin-
1 werkdagen)
1 20 2 05
7 7 50
DIENST.
|o 6 30 6 50
1020 10 40
30 2 2 20
20 5 10 5 30
6 40 7 20
J 10 10 10 30
10 120 140
150 410 4 30
8 30.
25b)
55
reakena hoog- e
inningen naar
VLISSIMSCME COURANT.
Prijs per drie maanden 1. Franco per post 1.15.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever:
F. VAN DE VELDE Ji., Kleine Markt, I. 187.
AD VERTENTIËNvan 1—4 regels f 0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. - Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groote letters
en cliché's worden naar plaatsruimte berekend.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond.
Telephoonnnminer IO
Abonnements-Advertentlfn op zeer voordeelige voorwaarden.
Wie met ingang van het
volgend kwartaal,aan van
gende 1 Januari 1890. zieli op
de «TlUsingsrlie Courant" abon
neert, ontvangt de van heden tot
genoemden datum verschijnende
nummers gratis.
Dr prijs van de alsdan DAGE
LIJKS verschijnende Courant is
slechts f 1,30 per kwartaal, of
IO Cent per week.
OPENBARE VERGADERING
VAN DEN
GEMEENTERAAD VAN VLiSSINGtN
op Woensdag 28 December 1898.
des namiddags ten 2 ure.
A. Mededeelingen.
B. Overlegging van stukken.
C. Benoeming van
a. van vier leden Commissie van
Toezicht L. O.
b. twee regenten Gasthuis.
e. eene regentes Gasthuis.
d. een lid Commissie Leenbank.
e. een regent Burger Weeshuis.
f. een regentes Burger Weeshuis.
g. een lid algemeen Armbestuur.
h. een lid der Commissie Z. en V.
Beurs.
D. Te behandelen onderwerpen
lo. Voorstel tot onderh. verkoop van
grond aan
a. Fey en Stroo. b. J. Willemse, c.
A. Hanewinkel. d. Gebrs. de Plaa.
2. Idem tot onttrekking van grond
aan den publieken dienst en verkoop
aau de Kon. Mij. de Schelde.
3e. Idem tot reorganisatie scholen E
en F.
4e. Idem tot verkoop kapitaal en
aangaan geldleening ten behoeve van den
voorgenomen schoolbouw.
5e. Idem tot overname onbruikbaar
geworden kazernemeubelen.
6e. Idem tot beschikking post onvoor
ziene uitgaven 1898.
7e. Idem tot verleenen vergunning
M. Goote behouden voetbrug.
De Ambtenaar van den Burgerlijken
Stend der gemeente Vlissingen, brengt
ter algemeene kennis dat het kantoor
van den Burgerlijken Stand op Maan
dag den 26 December 1898 (Tweede
Kerstdag) zal geopend zijn van 's mid
dags 12 tot 1 uur, tot het doen van
aangifte van geboorten en overlijden.
Vlissingen, 24 December 1898.
De Ambtenaar voornoemd,
Th. VAN UIJE PIETERSE.
FEUILLETON].
Bewerkt door AMO.
19.)
Hij was zelfs eenigszins verbitterd
op Egon, want wanneer hij oprecht
wilde zijn, dan moest hij erkennen dat
deze hem als schoonzoon liever ware
geweest, en alleen reeds om die reden
stapte hij over diens onterving lichter
heen, die wellicht onder andere om
standigheden zijn verontwaardiging op
gewekt zou hebben.
Zijn belangen vorderden, dat hij Wer
ner's zijde koos, zijn schuldeischers
wachtten met ongeduld op het huwelijk
van Sabine de beide groote goederen
NATIONmm$TIE.
Tweede oproeping ter inschrijving voor de
Nationale Militie.
Burgemeester en Wethouders van Vlissingen
maken bekend
dat het register tot inschrijving van alle man
nelijke ingezetenen, die op den eersten Januari
a.s.hun 19e jaar zullen zijn ingetreden, derhalve zij
die in 1880 zijn geboren, zal gereed liggen ter
gemeente-secretarie van den len tot en met den
31 en Januari 1899, van des voormiddags 9 tot
des namiddags 3 ure, met uitzondering van den
Zondag
dat voor ingezetene wordt gehouden
le. hij wiens vader, of i s deze overleden .wiens
moedei, of zijn beiden overleden, wiens voogd
ingezeten is, volgens de wet van den 28 Juli 1850
[Stbl. no. 44,
2o. hij, die geen oudersof voogd hebbende,ge
durende de laatste achttien maanden voorafgaan
de aan den len Januari van het jaar, waarin liij
zich moet laten inschrijven, ia Nederland verblijf
hield
3o. hij van wiens ouders de langstlevende in
gezeten was, al is zijn voogd geen ingezetene, mits
hij binnen het rijk verblijf houdt
dat niet voor ingezetene wordt gebonden de
vreemdeling, behoorende tot een Staat waar de
Nederlander niet aan den verplichten krijgsdienst
is onderworpen of waar ten aanzien der dienst
plichtigheid, het beginsel van wederkeeriglieid is
aangeuomen. (Art. 15 der wet van den 19
Augustus 1861 (Stbl. no. 72
dat hij die eerst na liet intreden van zijn 19e
jaar, doch vóór het volbrengen van zijn 20e,' in
gezetene wordt, verplicht is zich zoodra dit plaats
heeft, ter inschrijving aan te geven bij Burge
meester en Wethouders der gemeente waar de
inschrijving volgens art 16 moet geschieden.(Art.
20 der wet]
dat voor de militie niet wordt ingeschreven
lo. de in een vreemd rijk achtergebleven zoon
vau een ingezetene die geen Nederlander is
2o. de in een vreemd rijk verblijf houdende oi'der-
looze zoon van een vreemdeling, al ïs zijn voogd
3o. de zoon van den Nederlander die ter zake
van 's lands dienst in 's Rijks overzeesche be
zittingen of koloniën woont. (Art. 17 der wet)
dat de inschrijving geschiedt
lo. van een ongehuwde in de gemeente, waar
de vader, of is deze overleden, de moeder, of zijn
beide overleden, de voogd woont
2o van een gehuwde en van een weduwnaar
in de gemeente waar hij woont
3o. van hem, die geen vader, moeder of voogd
heeft, of door dezen is achtergelaten of wiens
voogd buiten 's lands gevestigd is. in de gemeente
waar hij woont
4o. van den buiten 's lands wonenden zoon
van een Nederlander, die ter zake6 van 's lands
dienst in een vreemd land woont, in de gemeente
waar zijn vader of voogd het laatst in Nederland
gewoond heeft. (Art. 16 der wet]
dat ieder die volgens art. 15 behoort te worden
ingeschreven, verplicht is zich daartoe bij Burge
meester en Wethouders ter boven aangegeven
plaats en binnen den daar bepaalden tijd aan te
geven en dat bij diens ongesteldheid, afwezigheid
of ontstentenis zijn vader, of is deze overleden
zijn moeder, of zijn beide overleden, zijn voogd
tot het doen van die aangifte verplicht is. [Art.
18 der wet]
Belanghebbenden worden mitsdien dringend
aangemaand aan de op hen rustende verplichting
te voldoen, en wordt hun ten overvloede onder
de aandacht gebracht dat bij bovengenoemde wet
onder me or is bepaald
dat met boete van f25 tot f100 wordt gestraft
de overtreding van art. 18 en dat bij elke ver
oordeeling tot eene boete tevens door den rechter
wordt bepaald, dat indien daarin niet is voldaan
zouden alsdan ineengesmolten en de
daarop rustende schulden gedelgd worden.
Dit delgingsplan was reeds kant en klaar
en door de schuldeischers goedgekeurd
geworden, een groot gedeelte der
bosschen zou geveld worden, thans na
den oorlog kon men het hout tegen
een goeden prijs verkoopen, en de op
brengst zou voldoende zyn om de onge
duldigste schuldeischers te bevredigen.
Dit schoone plan dreigde nu door den
terugkeer van Egon verijdeld te worden,
en niemand kon het dus den graaf
kwalijk nemen, dat hij de partij van
zijn schoonzoon koos.
Terwijl hij zijn weg vervolgde, dacht
hij hierover na in zijn verbeelding
zag hij zich zeiven reeds als rentmees
ter der beide goederen de gedachte
was te heerlijk, dan dat hij haar zou
kunnen hebben laten varen.
Na een tamelijk lange wandeling had
hij eindelijk zijn woning bereikt.
Het was geen groot kasteel, zoo als
Eichenfels, maar slechts een lang en
binnen twee maanden nadat de veroordeelde tot
betaling is aangemaand, de boete door gevange- J
nisstraf van ten hoogste tien maanden zal worden
vervangen. -Art. 183 der wet.j
En is hiervan afkondiging geschied waar het
behoort, den 24 December 189S.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
VAN DOORN VAN KOUDEKERKE.
De Secretaris,
O. J. BISSCHOP.
Wat de mensch nimmer anders dan
tot zijne eigene schade verzuimen kan,
dat is namelijk de gelegenheid oin vrede
te stichten, tot rust en vrede mede te
werken dat mag ook de menschheid
in het algemeen niet verzuimen in het
groote wereldverkeer.
Maar het moet erkend worden, dat
de gelegenheid om tot vrede en rust
mede te werken en daardoor het levens
genot van zich zeiven en anderen te
verhoogen, in het dagelijksch leven zich
meer voordoet dan in dat der volken
onderling.
Juist daarom echter is het zoo noodig
die goede gelegenheid, waar ze zich voor
doet, met beide handen aan te vatten,
en onze lezers hebben waarschijnlijk
reeds begrepen, dat wij het in deze dagen,
dagen des vredes bij uitnemendheid,
dagen althans, waarin de goede geest
des vredes op nieuw tot de wereld
spreekt, passend vonden om een oogen-
blik meer opzettelijk stil te staan bij
den „oproep tot den vrede", waarop wij
reeds vóór enkele dagen in onze kolom
men wezen.
Een wereldgebeurtenis in den vollen
zin des woords is de reis van Stead,
den nieuwen apostel des vredes, den
talentvollen en verdienstelijken journa
list, die zijn pelgrimstocht door Europa
aanvaardt, inderdaad een kruistocht
daar hjj immers oorlog predikt tegen
den oorlog
Persoonlijk ontvangen door den jongen
Nicolaas van Rusland, den vorst die
hem inspireerde, heeft hij van dezen
de verzekering ontvangen van den hoogen
ernst van diens voornemen om verdere
bewapening tegen te gaan en dit heeft
hem des te meer bezield met hoop op
goeden uitslag en met moed, om al de
dwalingen en vooroordeelen te over
winnen, die hem voor de voeten zullen
worden geworpen.
Maar deze nieuwe apostel des vredes
is alles behalve een droomer. Dat
bewijst wel het woord in zijn manifest,
waarin hij zegt„Het voorstel, gedaan
door den jongen keizer op zijn initiatief,
is zoover boven het zedelijk standpunt
van de meerderheid van hen die het
smal, laag gebouw, waaraan zijwaarts
eenige bijgebouwen grensden die allen
de vrij duidelijke sporen van verval
droegen. Achter deze gebouwen lag een
moes- en oofttuin, die wellicht in den
zomer aan het geheel iets vriendelijks
gaf, doch thans met zijn bijna kale
boomen het geheele beeld nog droef-
geestiger maakte.
Een oude bediende met kaal hoofd
wachtte den terugkeerenden meester op
en nam hem de buks af, terwijl de
graaf een groote, maar lage kamer
binnentrad, waarin hij de tafel voor het
middagmaal reeds gedekt vond.
Sabine, een slanke aanvallige bru
nette, zat voor het borduurraam aan
het venster, gravin Natalie, de zuster
van den graaf, een reeds vergrijsde
dame, hield zich met de verzorging van
eenige planten onledig, die, een kommer
lijk bestaan leidend, op de bloementafel
stonden.
Nadat graaf Waidingen de dames had
gegroet, liep hij eenige malen op en
gezag voeren, verheven, dat, ais het niet
warm gesteund wordt door het volk,
het gevaar loopt tot geen practisch
resultaat te geraken."
Deze nieuwe apostel des vredes is sok
een menschenkenner hij uitnemendheid.
Hij weet zeer goed dat er een oorlogs-
partij is, dat zeer velen door den oorlog
worden gevoed en belang hebben bij
den gewapenden vrede die de schatten
der volken verslindt, de beste krachten
aan den arbeid ontrokt en, door geld
gebrek alle maatschappelijke hervor
mingen tegenhoudt. Hij weet zeer goed,
dat die vooroordeelen het meest worden
gevonden bij den man, en daarom is in
de eerste plaats de vrouw, die hij zoekt.
Hij weet dat haar invloed in dit geval
niet gering mag worden geschat. Daarom
kiopte hij ook reeds aan bij den in ons
land bestaanden Vrouwenbond voor de
internationale ontwapening. En, zooals
wij reeds berichtten, de bond heeft het
verzoek van den wakkeren ondernemer
de meest gunstige ontvangst bereid en
terstond het besluit genomen om po
gingen aan te wenden teneinde in geheel
Nederland aanhang te vinden voor het
groote plan.
Wij moeten eerlijk bekennen niet met
elke vrouwenbeweging ever, hoog weg
te loopen. Het tegenwoordige streven
naar kiesbevoegdheid en andere staat
kundige rechten, naar geheele gelijk
stelling met den man in het maat
schappelijk leven, is in menig opzicht
niet vrij van bedenking. Maar hier is
het anders. Hier vervult de vrouw de
taak, die eigenaardig de hare is. Hier
kan haar invioed niet anders dan ten
goede meewerken, en hier, op dit ter
rein behoort zij tehuis, zoo goed, ja
meer nog, dan op de bloedige velden,
waarop de vlag met het roode kruis
zich ontplooit.
Het is ons bekend hoe de Russische
keizer kwam tot zijn voorstelpom op
een conferentie der mogendheden het
vraagstuk van de ontwapening der vol
ken te bespreken. Het lezen van een
werk over den toestand van zijn
eigen volk overtuigde hem van het
onmiskenbaar verband tusschen de hoog
opgedreven militaire lasten en de armoede
en onwetendheid, die nog in een groot
deel van zijn onmetelijk rijk heerschen.
Stead overtuigt ons dan ook in zijn
manifest, dat er niets fantastisch is in
het voorstel van den Tsaar, dat veeleer
getuigt van practischen zin. Feiten kan
men nu eenmaal niet loochenen, en zóó
ook niet het feit dat de uitgaven voor
het gereedmaken tot den oorlog, die
altijd door met rassehe schreden voor
waarts gingen, thans in geheel Europa
een cijfer hebben bereikt, dat verreweg
de meerderheid der mensclien niet
kan uitspreken
Wat de keizer gezegd heeft, is dezelfde
gedachte, die leeft in millioenen harten.
De voortdurende bewapeningen zijn een
verpletterende last voor alle volken en
een afdoend beletsel voor de algemeene
welvaart. Het stelsel van den gewapenden
vrede is slechts vreedzaam in naam.
Wij leven op een vulkaan.
De Tsaar heeft een beroep gedaan op
de regeeringen, maar terecht merkt
Stead op, dat de regeeringen niet aan
zich zelf moeten worden overgelaten.
Terecht zegt hij in zijn schoon manifest
„Op het beroep uit de hoogte van den
Tsaar moet volgen een volkomen in
stemming er mede van de volksmassa,
in elk land. Het is het volk dat lijdt,
bloedt, het volk dat betaalt. Als het
ooit de tijd was, dat de volkeren zich
moeten wakker schudden, dan is het
nu de tijd en de gelegenheid."
En zoo gaat het voort, in oenvoudigen
toon, op ernstige practisehe wijze. Zóó
zendt deze nieuwe kruisvaarder zijn
zendbrief de wereld in. Zóó zegt hij,
tot elk onzer in het bijzonder aan het
slot er van
„Denkt ernstig eiken dag, al is het
maar voor één oogenbiik met dien vurigen
wensch, die het wezen is van het waar
achtig gebed, dat de harten van mannen
en vrouwen mogen opgewekt worden,
en dat de gelegenheid gebruikt moge
worden om een lijdende wereld te ver
lossen van een der treurigste plagen,
waaronder het menschdom ooit gebukt
ging.
neer en bleef toen naast zijn zuster
staan, om naar haar arbeid te kijken.
„Dat is alles vergcefsche moeite,
Nathalie," zei hjj spottend, ,,'t gaat met
de planten als met de menschen, zij
moeten vrij zijn, willen zij gedijen."
„De vrijheid alleen doét het haar ook
niet", antwoordde de oude dame, „plan
ten zoowel als menschen hebben ver
zorging noodig. Baron Egon Von
Eichenfels moet zoo teruggekeerd zijn,
naar ik hoor?"
„Wie zeide je dat?"
„Heinrich vernam het in het dorp.
De baron logeert in de herberg, de
menschen breken er zich het hoofd al
over hoe alles nu loopen zal."
„Nu, veel bijzonders zal daarbij ook
niet voor den dag komenspotte de
graaf, zonder den blik van Sabine te
bemerken, die vol ongeduldige verwach
ting op hem rustte. „Die domme boeren
moesten zich maar liever met hun eigen
zaken bemoeien, als ze dan toch abso
luut denken willen. Hoe alles loopen
Binnenland.
Opkomen voorde rechten des mans.
In dezen tjjd van bepleiting voor de
rechten der vrouw, is het zeker hoogst
merkwaardig eene vrouw de handschoen
te zien opnemen, waar die van den man
geschonden worden. Dit wordt door een
dame in een der bladen gedaan, waar
zij er op wijst dat bij de examens voor-
middelbaar onderwijs voor vrouwen het
publiek niet toegelaten wordt, terwijl
als mannen „onder het mes" zitten, zjj
dikwijls gestoord en benauwd worden
door het gegiegel en gepraat van som
mige jongejuffrouwen, die niets beters
te doen hebben en een examen beschou
wen als een publieke vermakelijkheid.
De wetgever die uit eerbied voor het
gevoel der zwakke kunne zoo galant
was de dames bij haar examen van de
lastige aanwezigheid van het publiek te
verlossen, heeft dus volgens de schrijfster
die geen verschooning voor de zenuwen
harer medezusteren schijnt te willen in
rekening brengen, een onrecht begaan
tegen de equivalentie der vrouw.
(Zie verder het Bijvoegsel.)
zal "Wel, baron Egon is onterfd, het
testament kan hij niet omstooten, en
daar hij iedere minnelijke schikking van
de hand heeft gewezen, die Werner hem
edelmoedig aanbood, zoo zal hij zich wel
in het onvermijdelijke moeten schikken."
„Heb je hem al gezien vroeg zijne
zuster.
„Wien? Egon? Neen! Maar Wemer
heb ik onderweg ontmoet, hij zal van
middag hier komen. Hij gevoelt zich
zeer gerust, zijn neef heeft wel met een
proces gedreigd, een onaangename
quaestie is dat in elk geval, maar ver
liezen kan Werner het proces onmoge
lijk."
De bediende bracht de soep en ver
wijderde zich weder. Het was geen ge
bruik in het huis van den graaf Von
Waldringen, dat het dienstpersoneel aan
tafel diende, de netelige omstandigheden
brachten mede, dat daarbij veel ter
sprake kwam, wat de bedienden niet
hooren mochten.
„Baron Egon zou dus arm en zonde