Twee Neven. Vrijdag' 23 December No. 150. 36e Jaargang. 1898. VLISSINGSCRE COURANT. Prijs per drie maanden 1. Franco per post 1.15. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever: F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187. ADVERTENTIËNvan 1—4 regels 0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. - Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groote letters en cliché's worden naar plaatsruimte berekend. Verseh(]nt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Telephoonnummer IO Abonnements-AdvertentiBn op zcer voordeelige voorwaarden. Wie met ingang vau liet volgend kwartaal,aanvan gende 1 Januari 18»#, zicli op de nVllsslngftche Courant" abon neert, ontvangt de van heden tot genoemden datum verschijnende nummers gratis. De prijs van de alsdan DAGE LIJKS verschijuende Courant is slechts fl,SO per kwartaal, of 10 Cent per week. Binnenland. Tweede Kamer. In een der laatste zittingen is het optreden van den burgemeester van 's Gravenliage gedurende de Inhuldi gingsfeesten ter sprake gekomen. Dezen functionaris werd verweten dat de om standigheden niet van dien aard waren om zulk een groote troepenmacht te requireeren als die welke hij noodig oordeelde tot handhaving der orde in de. residentie. Alleen de heer Karnebeeke rechtvaardigde deze daad van den burge meester door er op te wijzen, dat het leger niet uitsluitend dient tot 's lands defensie en op de burgemeesters van groote steden, vooral op dien van de residentie, eene groote verantwoordelijk heid rust. De heer Seret meende daaren tegen dat by de Inhuldigingsfeesten een bespottelijk misbruik is gemaakt van de militaire macht en uit geen enkel voor val gebleken is dat het groote vertoon van militaire macht noodig was. Het optreden der socialistische leden, die aanspoorden tot verzaking onzer weerbaarheid, o.a. beweerde de heer van der Zwaag dat wij voor de millioenen, die wij voor onze weerbaarheid opbren gen, toch niets tegen inlijving kunnen uitrichten, en de heer Troelstra dat het eigenlijke volk in de eerste plaats naar voorziening in levensbehoeften vraagt, lokte een scherpen uitval van den heer van Vlijmen uit, die zulke menschen ont zenuwende menschen noemde en zeide dat het onze heilige plicht was de weer middelen te verbeteren tot behoud van het erfdeel onzer vaderen. De uitdruk king „ontzenuwende menschen" bezorgde den heer van Vlijmen een aanmaning tot matiging van den voorzitter. Er was trouwens wel aanleiding tot hartstochtelijk verzet, waar door den heer van der Zwaag de volgende stel lingen waren ontwikkeld, lo. Mijn va derland is daar, waar ik het goed heb. 2o. Tuchteloosheid en bandeloosheid acht ik goed in den zin van afwezigheid van tucht en van banden want de rust en vrede moeten alleen bestaan door banden der verbroedering, terwijl tucht het karakter vernietigt. De minister van oorlog heeft zich onthouden van de noodzakelijkheid eener verdediging onzes lands te betoogen. Zijn taak is trouwens deze in zoo goed mo gelijken toestand te brengen en daarbij rekening te houden met de financieele draagkracht der ingezetenen. Dat hij in dien zin werkzaam is, is in deze zitting reeds gebleken. FIUILLSTQN. Bewerkt door AMO. 18.) Aldus beweert ten minste mijn neef ik voor mij begrijp dat ook niet, aan de echtheid van den brief heeft nog niemand getwijfeld." „Baron Egon is ritmeester geworden, hij heeft het IJzeren Kruis verdiend, en dan kan men toch bezwaarlijk aan nemen „Dat hij zijn vaandel in den steek gelaten zou hebben viel de baron zijn begeleider in de rede. „In het eerste oog enblik geloofde ik het ook niet, maar het optreden van mijn neef was al zeer. In de zitting van Zaterdag veroor loofde de heer de Ras, afgevaardigde van Maastricht, zich een onbehouwen aanval op den minister van financiën. De Standaard dient dezen ongemanierden afgevaardigde, de volgende les toe „Wat Zaterdag in de He Kamer voor viel, zoo schrijft „de Standaard", is voor zoover we weten, ook zelfs niet door Domela Nieuwenhuis vertoond, 't Was de heer De Ras, de afgevaardigde van Maastricht, die in dezen zelfs Domela Nieuwenhuis de loef afstak. Zeker, niet ten onrechte toonde hij zich gebelgd over een fout, gepleegd aan het Depar tement van Financiën. Tot de pachters van de Rijkstollen in Limburg was n.m. in den afgeloopen zomer een aanschrij ving gericht om de automobielen vrij door te laten, een aanschrijving in strijd met de bestaande voorwaarden. De tolgaarders meenden nu door die aan schrijving benadeeld te zijn en vroegen daarom schadevergoeding aan, wat zij ten koste van het Rijk verkregen. Dat de Minister van Financiën daarover werd geïnterpelleerd, heel goeddat zelfs de meening zou zijn geopperd, dat die schadevergoeding, gevolg van een fout, door den Minister zelf en niet door het Rijk moest worden verstrekt, het zou er ook nog door kunnen. Maar beneden alle eritiek is het, om aan den premier van het Kabinet, aan den vertegenwoordiger der Kroon, de volgende woorden toe te duwen„de heer Pierson schijnt erg vooruitstrevend te zijn in de politiek, maar zeer conser vatief waar het zijn eigen zak betreft. Zijn traktement als Minister is groot genoeg om de schadevergoeding zelf te betalen." Tot twee keer debiteerde hij die onhebbelijkheid, en tot twee keer werd hij door den voorzitter tot de orde geroepen. Begrijpelijk, dat de heer Pierson verontwaardigd was. Hij draaide zich rechts en links in zijn stoel, wierp de pen een paar keer op tafel met driftig handgebaar, en gaf nog op tal van andere wijzen uiting aan zijn geraakt heid. Gelukkig misschien voor hem, dat het te laat was om te antwoorden, dat hij eerst des middags half twee aan het woord kwam anders had men niet onwaarschijnlijk een nabootsing van de Fransche Kamer beleefd. Zoo ziet men, dat men nog niet in socialistische werkliedenvergadering be hoeft te zijn om plompheden en grof heden te hooren. En op dit stuk, het kan niet worden ontkend, heeft de heer De Ras meermalen blijken gegeven het ver gebracht te hebben. Voor de eer en waardigheid der Kamer is het te hopen, dat zulke dingen zich niet meer herhalen." De heer de Ras kan hieruit leeren dat onparlementaire manieren, gelukkig in onze Tweede Kamer nog algemeen afkeuring ontmoeten en wij het peil der debatten niet wenschen te zien dalen tot dat van sommige buitenlandsche parlementen, waar de manieren soms meer aan de vischmarkt dan aan de élite des volks doen denken. Gisteren werden bij de voortgezette beraadslagingen over de Begrooting van oorlog door de Kamer ver schillende amendementen aangenomen weinig geschikt om mijn twijfel te bevestigen. Gij kent Egon immers ook de democratie was steeds zijn ideaal, dat was de bombast, waarmede hij voortdurend om zich heen wierp en die aanleiding was tot een breuk met zijn vader. Hij zal gedurende den veldtocht wel niet van zienswijze veranderd zijn, en op die manier is het zeer waarschijn lijk, dat hij ook met zijn kameraden in onmin geraakt is. Zyn hartstochteiyk, opbruisend temperament heeft hem al menigmaal in een leelijk parket gebracht, ik houd het dus geenszins voor onmo gelijk dat hij zich tegenover zijn kolonel zoo ruw en oneerbiedig gedragen heeft. De snelle bevordering en het eereteeken op zijn borst zullen hem wellicht wat overmoedig gemaakt hebban, het was gewoonte om nooit te zwijgen, wanneer hij op tegenspraak stootte, en wat hij zich tegenover zijn vader veroorloofde, dat kan hij ook tegenover den chef ge daan hebben. De desertie moet in een der laatste gevechten plaats gehad hebben, ten gevolge waarvan de gelden voor rijloodsen te 's Gravenhage, 's Herto genbosch en Amersfoort werden ge schrapt. De gelden voor aankoop van gebou wen bij het hospitaal te 's Hage werden toegestaan onder beding, dat de bestem ming nog in het midden wordt gelaten. Het amendement-Kerdyk (schrapping van f 484,000 op de vestingbegrooting) werd door den voorsteller ingetrokken, nadat de minister van Oorlog onomwon den bad verklaard te zullen aftreden als het werd aangenomen de heer Troelstra nam daarop het amendement over, dat verworpen werd met 80 tegen 7 stem men. De bezuinigingen op het hoofdstuk oor log door de Kamer goedgekeurd, bedragen meer dan een half millioen. Heel veel reden tot tevredenheid heeft dus de minister van oorlog niet. Kwestie Tiinner. Deze kwestie gaf aanleiding tot het bijeenroepen eener openbare vergadering van den grooten kerkeraad der Ned. Israël, gemeente te Rotterdam. Er werd lang en breed over het optreden van dr. Dunner beraadslaagd, en het resultaat was, dat geen enkel lid het voor den opperrabbijn opnam en geen enkele beschuldiging tegen de openbare school gehoord werd, terwijl met 14 stemmen tegen één, een motie werd aangenomen, waarbij vastgesteld werd dat de kerke raad geen subsidie zal verieenen voor eenig Israëlietisch onderwijs, tenzij ge bleken is dat de leerlingen deelnemen aan het openbaar lager onderwijs. Vrouwenbeweging in 't Nut- Bij de verkiezing voor drie leden van het Bestuur van ,,'tNut", werden op mevr. Goekoop, schrijfster van Hilda van Suylenburg, 213 van de 534 stemmen uitgebracht. De heer Keiler van Hoorn werd gekozen met 321 stemmen. Een oude tooneelspeelster liulde bewezen. Mevr. Albregt-Engelman zal 10 Januari weder eene eere voorstelling te Amsterdam geven, en zeker zal bet de oude tooneel speelster bij die gelegenheid niet aan bewijzen van waardeering ontbreken. Mevr. Albregt-Engelman is wei oud, maar, men heeft het bij haar laatste tournée in het land kunnen zien, weet nog door haar spel te boeien. Justus van Maurik heeft voor haar een klein drama geschreven „De Pla- netenjuffrouw", waarin zij, naar men zegt, met hare talenten schitteren kan en niet minder succes zal hebben dan met „Ouwe Sientje." Invoer van vleescb. De ministers van Binnenl. Zaken en van Financiën brengen ter algemeene kennis, dat, ingaande 2 Januari 1899, verboden wordt de in- en doorvoer uit het buitenland van eenhoevige dieren. Dit verbod is niet toepasselijk lo. wat den invoer betreft, op het vleesch van in hun geheel aangebrachte maar juist deze bewering maakt in elk geval de zaak waarschijnlijk. Wellicht dat baron Egon gemeend heeft, in Parijs het Dorado van zijn wenschen te vinden en in deze verwachting heeft hij zich na den terugkeer der Bourbons teleur gesteld gezien." Graaf Waldringen schudde met een bedenkelijk gezicht het hoofd. „Als deserteur zou hij niet gewaagd hebben, om in zijn vaderland terug te keeren", zeide hjj. „Zoo'n groot waagstuk zou dat niet zijn", ging baron Werner kalm voort. „Wellicht dat hij in Parjjs vernomen heeft, dat zijn vader gestorven is, en nu wilde bij zijn erfdeel in ontvangst nemen. Wie zal hem hier zoeken Niemand Dat de regimentscommandant hierheen geschreven heeft, dat wist hij niet, volgens zijn meening was er dus geen verraad te vreezen. Wel is waar, waren de omstandigheden hier anders, dan hij verwachttedaarvan had hij geen vermoeden, en thans wil dieren, waaraan de huid en de adem halingsorganen vast zijn en hetwelk aan het eerste kantoor door den districts veearts of een zijner plaatsvervangers bij onderzoek voor consumptie geschikt wordt bevonden 2o. wat den doorvoer betreft, op het vleesch, hetwelk zoodanig is verpakt, dat er geen gevaar voor overbrenging van besmetting bestaat. De zon weer opgegaan. De werkstakende koristen der Nederl. opera zijn thans weder allen in dienst. De directie beeft hun de helft van het hun verschuldigde loon betaald en is in staat geweest hun het overige te vol doen uit particuliere bijdragen ten hun nen behoeve bijeengebracht. De voorstellingen gaan nu door. Het zwaard is dus voor een poos weder afgewend. Niemand, die de omstandig heden waarin deze opera verkeert, kent, gelooft echter aan een lang bestaan. De dames van de Toynbeevereeniging te 's Hertogenbosch, wier verzoek om gratis gebruik van een lokaal om daar de vele fabrieks- en dienstmeisjes des avonds nuttig bezig te houden en dus aan de straat te onttrekken, door den gemeenteraad geweigerd werd, hebben nu toch een lokaal gevonden, nl. de Amalia-bewaarschool, die voor haar beschikbaar is gesteld. Thans zal ook, naar men meldt, een dergelijke inrichting uitsluitend voor Roomsche meisjes toegankelijk, in den Bosch verrijzen. Atjeh. Naar het Bat, Nwsbl. verneemt, komen zoowel bij de infanterie als bij de cava lerie, die kort geleden van Pedir terug gekeerd zijn, vele zieken voor, en wijst alles erop, dat de ontbinding van de expeditie noodig was. Menschen, die ge durende den ganschen duur van den veldtocht bij de pinken zijn gebleven, hebben het in 't garnizoen afgelegd, en de meesten, die in het hospitaal zyn opge nomen, moeten voor eenige maanden naar Soekaboemi, Tjimahi of Sindanglaja. Het ziektecijfer is bij sommige onder - afdeelingen zóo boog, dat de dienst er onder lijdt, soms zelfs moet gestaakt worden. Door B. en W. van 's Gravenhage is aan den raad voorgesteld eene som, de f 500 niet te boven gaande, beschikbaar te stellen voor begrafeniskosten van de vier bij den brand in de brood- en meelfabriek omgekomen brandwachten. Het voorstel is aangenomen. Men schrijft aan de Telegraaf De M. v. O. heeft bepaald, dat het uitbetalen aan de vrijwillig dienende onderofficieren en minderen van het saldo te goed in de uitrusting en reserve rekening, voortaan weder zal plaats heb ben in den loop der eerste 10 dagen van November van elk jaar, terwijl voor ditmaal over 1898 en vorige jaren, die uitbetaling voor de eerste maal zal hij mij daarvoor verantwoordelijk stel len." „Gij zult nog niet zoo gemakkelijk van hem af zijn, baron." „Dat betwist ik volstrekt niet, doch ik ben ook vast besloten, om mijn goed recht te verdedigen." „Wellicht dat ge het met hem langs minnelijken weg zoudt kunnen schik ken." „Ik heb hem dit voorstel reeds gedaan, hem zelfs aangeboden om zijn intrek in het kasteel te nemen en met mij te beraadslagen, doch hij stiet de hand, welke ik hem reikte, op een beleedi- gende wijze terug en liet zich daarbij tot uitdrukkingen vervoeren die ieder vergelijk onmogelijk maakten. Hij wil een proces aanhangig maken en beproe ven het testament om te stooten, in Gods naam, ik gun hem dat genoe gen, ik voor mij zal er geen onrustig oogenblik door hebben." „Mijnheer Von Winterfeld sprak ook over een vergelijk." plaats hebben in de tweede helft van Januari 1899. Het wil ons voorkomen, dat de M. v. O. wel degelijk goede nota neemt van couranten-artikelen, maar hoe het ook zij, Z. Ex. heeft door dezen maatregel opnieuw in te voeren eenige duizenden aan zich verplicht. (Telegr.) Vlisslngen, 33 Deo. Het Dames-Operetten-Gezelschap, dat j. 1. Woensdag in de tamelijk bezette zaal van den heer Stofkoper optrad, zal lang een aangenamen indruk bij de bezoekers van dien avond achterlaten. Het moet wel een echte knorrepot wezen, die niet reeds bij de operette Monsieur en Madame Dénis in een vroolijke stemming geraakte, 't Was een en al vroolijkheid, opgewektheid en pretvoordracht, zang en niet het minst de frissche costumes, alles werkte mede, om op het publiek den gewenschten in druk te maken. Deze operette van J. Offenbach miste hare uitwerking niet het daverend applaus bewees duidelijk de tevredonheid der hoorders. Verrassend was in het Zang- en Dansdivertissement „lm Reiche des Jocus" de verschijning van koning Jocus in zijn rijk en smaak vol gewaad dankbaar de prettige, ge zellige afwisseling van tooneelen voor de verschillende groepen, verdienstelijk het spel der actrices, van wier stem en ledematen in beide stukken verbazend veel gevorderd werd. Waar wij reeds in de eerste afdeeling zooveel schoons en prettigs genoten hadden, durfden wij gerust verwachten, dat wij in de tweede niet zouden wor den teleurgesteld. De komische operette„Acht huw bare dochters" van Suppé, eischt in Frau Schönhahn bepaald een typisch figuur en men zal het wel met ons eens zijn, als wij beweren dat.Frl. Bertha Marck aan dien eisch volkomen voldeed zij heeft ons kostelijk geamuseerd. De 16 Wienerinnen met hare schelle stem metjes vormen een aardig gezelschap, dat, met zijn Adèle von Ehrenberg, zijn Anna Volmar en zijn Wanda Folchini als middelpunt, ons allen een zeer prettigen avond beeft verschaft. Volgens de Staatscourant zal aan het kantoor der directe belastingen en ac- cijnsen te Vlissingen vermoedelijk ver bonden worden een traktement van f3050 'sjaars. Genoemd kantoor wordt gerangschikt in de vierde klasse. Door den Middelburgschen en den Vlissingschen Bestuurdersbond is een adres aan de Tweede Kamer gezonden om aan te dringen op spoedige behan deling en aanneming van het ontwerp tot invoering eener verzekering van de arbeiders tegen de gevolgen van onge lukken in bepaalde bedrijven. De wijzigingen, welke genoemde Bestuur dersbonden in het wetsontwerp verlan gen, worden in dat adres genoem d. „Dat is trouwens zeer begrijpelijk", hernam de baron spottend, „de opper houtvester heeft daarbij de toekomst zijner dochter op het oog. Wanneer mijn neef een verstandig man was, dan zou hij zich met een som geld tevreden verklaren en zijn land zoo spoedig mogelijk weer verlaten. Wellicht dat hij ook u een bezoek brengt, in de hoop in u een bondgenoot te kunnen verwerven." „In deze hoop zou hij zich teleurge steld zien," viel graaf Waldringen hem in de rede, „of het moest zijn, dat hij mij overtuigende bewijzen leverde die mij als man van eer dwongen, om zijn rechten te erkennen." „BewijzenGeloof daar toch niet aan O, wilt ge er mij soms verantwoordelijk voor stellen, dat baron Kurt von Eichen- fels zijn zoon ten mijnen gunste ont erfd heeft Ge weet toch zeer goed, dat die beiden al lang in onmin leefden, moest er dus een ander het goed erven, dan was ik toch zeker de naaste bloed-

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1898 | | pagina 1