Twee Neven. Woensdag* 30 November 36e Jaargang Gemeentebestuur. No. 140. 1898. VLISSINGSCIIE COURANT. Prijs per drie maanden 1. Franco per post 1.15. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever: F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187. ADVERTENTIËNvan 1 4 regels 0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. - By directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Qroote letters en cliché's worden naar plaatsruimte berekend. Verschflnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Telephoonminimer IO Abonnenients-Advertentlün op zeer voordeellgo voorwaarden. OPENBARE VERGADERING VAN DEN GEMEENTERAAD VAN VlISSINGEN op Donderdag 1 December 1898 de3 namiddags ten 2 ure. A. Mededeel ingen. B. Overlegging van stukken. C. Eervol ontslag aan Mej. M. E. Schuurman als hoofd van school F. D. Benoeming van een onderwijzeres aan school A. E. Te behandelen onderwerpen 1. Voorstel tot onderhandschen verkoop van gemeentegrond aan a. J. C. Vanoutryve, b. W. Swenne, c. Foij en Stroo, d. F.N. deRooij, e.W.Swenne. 2. Idem tot onderh. verpachting van pereeelen gemeentegrond. 3. Idem tot goedkeuring begrooting voor 1899 van den Midd. Vliss. rijweg. 4. Idem tot toekennen belooning aan de kweekelinge G. Sitsen. 5. Idem tot het bepalen der belooning van een tijdelijke onderwijzeres aan school F. 6. Idem tot wijziging Verordening op de heffing van een Hoofdei. Omslag. 7. Idem tot afwijzende beschikking op het adres van J. A. Loesberg c.s. inzake openstelling der Zeemans-en Visschersbeurs. 8. Idem betreffende adres commissie aanleg tram Vlissingen-Domburg. 9. Idem tot het verleenen van vergun ning aan: a. Wed. Timmerman-Blij tot het maken van vier lichtgaten voor perceel I 1. b. W. P. Kokelaar tot het plaatsen van een reclamebord nabij de Keersluis. c. W. L. Husou tot het plaatsen van een tijdelijke loods in de Glacisstraat. d. B. G. Zietse tot liet hebben van een gemetselden beerput bij perceel M 28a. e. G. Guillaume q.q. tot het maken van een loods nabij de Electrotinfabriek. f. Directie Mij. Zeeland maken aanleg plaats voor den Havenstoombootdienst. g. A. M. Koppejan tot het plaatsen steen in de Seherminkelstraat, 10. Behandeling reclames 2e suppletoir kohier Hoofd. Omslag' Binnenland. Tuchtscholen. Om de verregaande baldadigheid der jeugd te beteugelen, waaraan ook zooals de ervaring leert door „hechtenis" geen paal of perk is gesteld, en welk stelsel zoo afkeurenswaard is, omdat eon jeugdig persoon voor een enkel vergrijp in den leeftijd waarop zoo licht gezondigd wordt, door een vonnis voor zijn leven onteerd wordt, is door de re geering het denkbeeld in overweging genomen om de „hechtenis van jeugdige personen" die zoo ongelukkig gewerkt beeft, door strafinrichtingen te vervangen. Zij wijdde daarom hare aandacht aan het stelsel van „strafscholen" dat in Zwitserland is ingevoerd, doch vond dat stelsel niet in allen deele geschikt voor Nederland. Zij wil de gewone school in geen geval als arrest-lokaal doen gebrui ken, maar afzonderlijke inrichtingen openen, waaraan zij ook den naam van „tuchtscholen" geeft. Als practische bezwaren tegen het gebruik der school voert zij aan de onmogelijkheid om daar straffen van FgyBLLlTOM. Bewerkt door AMO. 8.) „Tegen uw schijnbaar gegrond ver wijt moet ik mij rechtvaardigen," ant woordde Egon, terwijl de opperhoutvester zijn korte met zilver beslagen tabakspijp uit den zak haalde. „Wat moest ik mijn vader zeggen Hij was een ver eerder van Napoleon, had den spot gedreven met de oproeping des konings en den een parigen opstand van ons volk, hij liet mij heengaan, zonder een zegenend woord mocht ik nu onder dergelijke omstandigheden verwachten, dat mijn brieven hem aangenaam zou- eenigszins langeren duur en straffen op niet schoolgaanden toe te passen. Uit een paelagogisch oogpunt is het een onmiskenbaar bezwaar dat de onderwijzer handlanger der politie wordt, niet de autoriteit, die straf oplegt, krachtens eigen gezag, als middel om de tucht in de school te bewaren of om reactie te geven aan zijn eigen leeringen, maar iemand die op last van anderen het kind zijne vrijheid beneemt. De school zou in de oogen van het kind een hulp- strafgevangenis worden. De regeering stelt bijgevolg afzonder lijke „tuchtscholen" voor, waarvan de bestemming is dat de plaatsing daarin, vooreerst voor den duur van ten minste eene week en ten hoogste eene maand, zal komen in de .plaats van de „ver vangende hechtenis", en voorts dat de tuchtschool als principale straf kan worden opgelegd dadelijk of onmid dellijk bij alle misdrijven en voorts bij alle overtredingen in geval van wederovertreding (recidive.) De tuchtschool zal dus moeten worden de gewone vrijheidstraf voor jeugdige delinquenten, die er niet afkomen met enkele berisping of boete en die evenmn voor dwangopvoeding in aanmerking worden gebracht. De duur der principale tuchtschool zal echter nooit heel lang zijn. Art. 27bis stelt voor een algemeen minimum van een maand en bij mis- drijven en speciale, zwaardere overtredin gen ,ten hoogste 6 maanden voor een persoon, die vóór het begaan van het feit den leeftijd van 14 jaren nog niet heeft bereikt, en ten hoogste een jaar voor een persoon, die op dat tijdstip dien leeftijd bereikt heeft" terwijl bij andere overtredingen deze maxima respectieve- lijk lot 3 en 6 maanden dalen. De N. R. Ct. in een bespreking ovei dit onderwerp ontwikkelt de bezwaren tegen de „tuchtscholen" zooals zij vol gens de regeering zouden moeten zijn. Zij doet dit in de volgende woorden „Een groot bezwaar zal altijd wezen noodzakelijkheid van transporten.Immers, de regeering stelt zich voor, voorloopig in het ressort van elk gerechtshof te vestigen een tuchtschool voor jongens en eene voor meisjes en elke van die scholen in te richten voor 50 verooi - deelden. Nu zullen er voor meisjes stellig zooveel niet noodig z(jn. Ook op jeugdigen leeftijd is de vrouwelijke criminaliteit veel geringer dan die van het mannelijk geslacht. Daar staat alleen tegenover, dat de tuchtscholen als opsluitingsplaat: en voor kinderen,tegen wie ouders of voogden ernstige redenen van misnoegen hebben, zeker meer bij wangedrag van meisjes zullen kunnen dienen. Indien dus voor meisjes niet aan vijf tuchtscholen behoefte zal bestaan, is bij haar de afstand voor het transport nog grooter. Bovendien wil de regeering de vrije hand hebben om de kinderen over alle tuchtscholen van het land te verdeelen, ook al met het oog op een scheiding van de betere en de slechtere elementen. Voorts zullen die scholen wel niet in de groote centra van bevol king zelve worden gevestigd. Dat zou in menig opzicht niet raadzaam wezen. de« zijn? En dat mijne brieven aan Roosje ook maar kort waren, hiervan kan evenmin een verwijt gemaakt wor den. Zelden maar had ik een vrij uur, vaak ontbrak my de stemming, lichaam en ziel waren vermoeid, en goed en wel beschouwd was dan ook een eenvoudig teeken van leven voldoende. Moest ik er soms mede pronken, dat ik een kameraad uit de handen des vijands bevrijd of een batterij genomen had Eigen lof is nooit een zwak van me geweest, en ik dacht, ge zoudt immers bij mijn terugkomst het IJzeren Kruis toch wel zien en dan was het nog altijd vroeg genoeg om alles uitvoerig te vertellen." „Sapperloot, een al te groote beschei denheid is ook niet goed," riep de opperhoutvester, dikke rookwolken voor zich uitblazende, die spoedig het matte licht der kaars verduisterden; „indien je vader kennis gedragen had van je snelle bevordering en het IJzeren Kruis, dan ware hij trotsch op je geworden, En juist die centra zullen de meeste delinquenten leveren. Een andere moeilijkheid ligt in de bezigheid. Eigenlijke opvoedingsgestichten zullen deze tuchtscholen niet zijn. Wel zal er lager onderwijs worden gegeven, maar „vakonderricht, niet; wel echter zal „handenarbeid" verricht worden. Dit stelsel schijnt ons juist, maar een rationeele uitwerking is niet gemakkelijk. Immers moet die handenarbeid dan toch het karakter dragen van een bezigheid, die met belangstelling voor het werk kan worden verricht. Voorts geven wjj wel in overweging om aan lichaams oefening ook in deze tuchtscholen goede zorg te besteden. Want hoe uitnemend de uitwerking van het gronddenkbeeld in Ontwerp III ook is gegeven en hoe uitvoerig alles ook is toegelicht, het gemis aan iedere bepaling omtrent ver plichte lichaamsoefening is een leemte. Het groote voordeel der tuchtscholen zal wel gelegen zijn in een goede paedagogische leiding den geheelen dag Is die leiding goed, dan zal het over dag samenzijn van zoovele jeugdige veroor deelden, die bovendien in klassen moeten worden verdeeld naar hun aanleg en karakter, geen bezwaar opleveren." Militair onderwijs. Onder dit opschrift schrijft X. het volgende in de Haagsche Ct. Blijkens berichten in de dagbladen zouden bij een der regimenten infanterie een tiental sergeanten-titulair en korpo raals zijn toegelaten tot het bijwonen van voorbereidend onderwijs, om het het volgende jaar aan het toelatings examen voor het le studiejaar van den cursus te kunnen deelnemen. Wij hebben dit bericht met belang- stelling gelezen en begroeten het daarin vermelde feit als eene poging, welke waarschijnlijk aan het verstandig initiatief van den regimentskommandant te danken is, om, binnen den kring van zijne bevoegdheid, den cursus bij zijn korps voor achteruitgang te behoeden. Dat alle regimentskommandanten zoo deden I Tot ongeveer 15 jaar geleden had elk regiment een of meer voorbereidende scholen, met een leeiplan van een jaar, waarin voorbereidend onderwijs werd gegeven voor toelating tot den cursus, welke bij elk regiment bestond, en eveneens een leerplan had van één jaar. De plaatsing op de voorbereidende school was destijds niet afhankelijk van een toelatingsexamenonderofficieren en korporaals konden tot het voorbereidend onderwijs worden toegelaten ook zonder dat zij wetenschappelijk ontwikkeld waren schranderheid gold toen everwei soms nog meer dan kennis. In 1883 ongeveer werd bepaald, dat wie op de voorbereidende school wilde geplaatst worden, daarvoor een toelatings examen moest afleggen. En ofschoon de daarbij gestelde eischen zeer gering waren, sneed het den pas af voor hen, die bij het examen niet konden slagen. Toch was de voorbereidende school over 't algemeen sterk genoeg bevolkt, om behoorlijk haar aandeel aan den cursus af te leveren. Bij de wet van 21 Juli 1890 (Stbl. no 126), tot regeling van het militair onderwijs bij de landmacht, werden met zooveel woorden de voorbereidende school en de cursus in een tweejarigen cursus vereenigd, en bij de betrekkelijke uitvoeringsbepalingen van den minister van Oorlog werden de eischen voor het toelatingsexamen tot het eerste studiejaar (oudtijds de voorbereidende school) zoo gesteld, dat zij nagenoeg overeen kwamen met die, welke vroeger golden bij het overgangsexamen van de voorbereidende school naar den cursus. De zaak kwam dus hierop neer, dat wat vroeger eind- examen voor het le studiejaar kon heeten, in 1892 toelatingsexamen werd. Het gevolg van deze verzwaring van eischen was, dat de minder wetenschap pelijk ontwikkelde onderofficieren en korporaals, hoe overigens ook bedeeld met schranderheid en gezond verstand, niet meer behoefden te hopen op het behalen van den officiersrangdat in de eerste jaren de cursus ongekend zwak was bevolkt, en dat schier alleen 3e klasse Hoogere Burgers of daarmede gelijkgestelden noemenswaardig kans hadden, de deuren van don cursus voor zich te zien open. Stond nu vast, dat de gevorderde wetenschappelijke kennis steeds samen gaat met helderen geest en gezond vor stand, dan ware in die verzwaring van eischen te berusten. Maar wie den cursus kent, weet beter, en menig leeraar zal willen erkennen, dat onder hen, die vroeger zonder deze kennis en zonder examen tot de voorbereidende school werden toegelaten, vaak de beste en dankbaarste leerlingen werden aange troffen. De tegenwoordige eischen, hoe laag ook in vergelijking met de kennis van den Ieeiaar, zijn voor de aspiranten, die het leger oplevert, voor de praktijk dus, te hoog. Dit blijkt uit het geringe getal geslaagden. Bij een der regimenten kwamen eenigen tijd geleden 14 aspiran ten door gedrag en dienstijver voor het toelatingsexamen in aanmerking. Hier van slaagden er slechts 6. Van de 8 anderen werden 4 tot een nader examen toegelaten, ey van dezen slaagde slechts één, de zbo'n van een hooggeplaatst actief dienend officier, aan wiens nadere opleiding alzoo niets heeft behoeven te ontbreken. Maar niet ieder aspirant heeft familie leden, wier inkomsten hen in staat stellen, de kosten van examen-onderwijs te dragen, of die hunne kennis van de militaire voorschriften kunnen dienst baar maken aan de opleiding van hun zoons. Daaraan zal dan ook wel zijn toe te schnjven, dat zoo menig aspirant werd te licht bevonden. Werd nu weer bij elk regiment voor bereidend onderwijs gegeven aan eenige onderofficieren en korporaals, van wie kan worden verwacht, dat zij daardoor voor den cursus zullen slagen, dan hadden allen ongeveer gelijke kansendan kwamen wellicht enkele «heldere koppen" meer op den cursus, waardoor het peil van schranderheid der leerlingen van die instellingen van onderwijs zou worden verhoogd. en de lage schandelijke belastering zou geen geloof bij hem gevonden hebben. Hij wist er echter niets van, en op die manier was het mogelijk dat een eer- looze onderkruiper je geheel en al uit zijn hart verdringen kon. Baron Werner was ook weldra in het huis van Von Waldringen het enfant chéri, hij wist hoe zeer je vader de nauwe verbinding tusschen de beide families ter harte ging. Gravin Sabine moest gehoorzamen, op den eersten Kerstdag werd de ver- loving gevierd, en toen reeds liep het gerucht, dat baron Kurt zijn vermogen tusschen den zoor. en den neef verdeelen zou. Dit gerucht sprak baron Werner zelf tegen, hij was van lieverlede mijn gezelschap gaan zoeken, het scheen mij toe alsof hij een behoefte gevoelde om zich tegenover mij rein te wasschen, mij te bewijzen, dat hij al het mogelijke deed om je met jn vader te verzoenen. Eindelijk werd do laatste kaart uitge speeld. Men sprak er reeds van dat de vrede gesloten was, en de troepen zou den terugkeeren, toen op zekeren dag graaf Waldringen mij kwam opzoeken, om my eene mededeeling te doen, die mij inderdaad verpletterde. Je zoudt namelijk in de gevechten voor Parijs je standaard in den steek gelaten hebben en openlijk tot de Franschen overgeloo pen zijn." „Onzin" riep Egon, wiens gelaat de blos des toorns overvloog. „Hoe, bij God, kon men aan deze handtastelijke!!, plompen leugen geloof schenken „Onzin juist, dat zeide ik ook," knikte do opperhoutvester, „doch er was een een brief aangekomen door den regiments- commandant onderteekend en van hot stempel van het regiment voorzien, die dezen onzin zoo waarschijnlijk maakte, dat niuii er wel aan moest gelooven. Je revolutionnaire denkbeelden heette het daarin, hadden reeds vaak ergernis ge geven, doch terwille van je hooggeach ten naam had men een oog toegedrukt en gezwegen. Eindelijk echter was de zaak tot beslissing gekomen. De kolone] De minister van Oorlog on den inspec teur van hot Militair Onderwijs zij dit denkbeeld eerbiedig ter uitvoering aan bevolen. Nederlanders in Duitschland. De „Deutsche Wochenzeitung* deelt de redenen mede die de Duitsche regeering geleid hebben tot het nemen der maatregelen die in den laatsten tijd zoo druk besproken worden. Het blad vertelt dat de jonge Nederlandsche ar beiders, die zich in de Duitsche grens gemeenten vestigen, den fabrikanten zeer welkom zijn, omdat zij nooit voor den dienst bij de ïeserve worden opgereepon. Komt een Duitsch reservist na zijn oefeningstijd terug, dan vindt hij zijn plaats bezet door een Hollander. Niet alleen dat hij hierdoor nadeel lijdt, maar hij wordt nog uitgelachen ook. Bovendien voegt de schrijver er bij hebben deze Hollandsche arbeiders een overdreven gevoel van vrijheid, dat zij als een erfdeel uit hun vaderland hebben medegenomen in den vreemde en waaraan meermalen te onpas uiting wordt gegeven. Men vindt ze dan ook in de eerste rijen der sociaal-democraten. Zoolang zij daar figuranten zijn, let men niet op hen, maar als zij zich meer op den voorgrond stellen, dan worden zy wat nader in oogenschouw genomen en dan ontbreekt er in den regel iets aan hun legitimatiepapieren. Men laat hun den tijd zich die te verschaffen, maar m den regel kunnen zij dit niet, omdat de betrokkenen militieplichtig zijn en juist daarom Nederland hebben ver laten. Nu worden zij voor de keuze gesteld zich te doen naturaiiseeren en den militieplicht in Duitschland te ver vullen of naar hun vaderiand terug te keeren. De „Wochenzeitung" vindt er niets in wat naar willekeur zweemt. Veel erger is het dat Duitschers hier te lande ge dwongen worden in de schutterij te dienen Berner Conventie. Uit een ons toegezonden circulaire blijktdat door een 32tal boekhandelaren in ons land een adres gericht is aan den minister van binnenlandsche zaken waarin betoogd wordt dat een toetreden tot de Berner-Conventie voor denNederlandschen boekh. van zeer groot nadeel zou zyn. Naar hunne overtuiging moet de vrijheid tot het uitgeven van vertalingen, die tot dusver in ons land bestaan heeft, gehandhaafd blyven. Door de belem mering daarvan zal niet alleen de boekhandel met zijne aanverwante vakken lijden, maar evenzeer de ont wikkeling van het Nederlandsche volk. Ons volk heeft behoefte aan geestes voedsel en in die behoefte kan niet enkel door de producten van Nederland sche schrijvers voorzien worden. Het middel, dat nu de Uitgeversbond door toetreding tot de Berner Conventie, wil aanwenden, is erger dan de kwaal. Gelijk recht voor alle uitgevers in Ne derland, gelijk de Nederlandsche uit geversbond zegt te willen, zou worden gelijk onrecht voor allen en bescherming van den sterke ten nadeele van den zwakke. Terecht is onlangs door wijlen den heer G. Mosmaus Sr. in het had je zyn meening met harde woorden te kennen gegeven, je waart stijfhoofdig gebleven en had je eigen naam onteerd. Dit alles was kort voor een gevecht voorgevallen, en na afloop zou je ge arresteerd en voor een krijgsraad ge bracht zijn geworden, degradatie en schandelijke wegjaging uit hel leger zouden je lot geweest zijn. En om deze schande nu te ontgaan, wellicht ook verleid door je eigen plebeïsche denk wijze, was je in het gevecht naar den vijand overgeloopen, en je wapen had zich terstond tegen je vroegeren com mandant gekeerd. Helaaswas je met den vluchtenden vijand ontkomen, en de regimentscommandant moest thans den smartelijken plicht vervullen, om ter kennis van den vader te brengen, dat zijn zoon voortaan als een eorlooze deserteur vogelvrij verklaard was. Aldus luidde de inhoud van den brief. {Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1898 | | pagina 1