Twee Neven. W oensdug- 23 November No. 137. 36e Jaargang. 1898. FgyILLIT© waarmede dit icht een spoor- |of de orde bij parlement niet |mn geschieden litie. Vlisaingeu. |Nov. p. C. F. Groene- van Meevan- |an de Velde, lans, jd. 53 j. 1. 27 j. en T. F. Auer, jm. |r Steen, jd. 31 29 j. en E. |tj, geb. Brugge, de Nooijer, z. ..uppers, z. 5. M. Lute, Poortère, geb. |se, geb. Baart, d. - A. C. |B. Vos, geb. geb. Klein- Jurchart, geb. |ser, geb. Ran- van Heurnen, geb. van der |weedeu, geb. derhout, geb. Imith, ongeh. Idezande, d3 an C. Beaufoit m. IE K- br vertrokken |„Garry» naar ten. pber. Ier kilo. Rr 104 stuks. ♦6 40 *10 4 *10 12 ||*11 5 |*ll 13 sre le en 2e k[ 1 58 125 3 10 3 50 46 4 22 618 63 7 25 810 8 26 8 43 VLISSIItlGSCHE COURANT. Prijs per drie maanden 1. Franco per post 1.15. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever: F. VAN DE VELDE Ji., Kleine Markt, I. 187. ADVERTENTIËNvan 1—4 regels 0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. - Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prjjs slechts tweemaal berekend. Groote letters en cliché's worden naar plaatsruimte berekend. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Telephoonnummer IO Abonnemcnts-Advertentiën op zeer voordeelige voorwaarden. Binnenland. Geringschatting van de wet. De schrijver van „Brieven uit de Residentie* van het N. v. d. D. haalt eenige voorbeelden aan waaruit blijkt dat de eerbied vooi de wet in zijn woonplaats en zeer waarschijnlijk ook daar buiten, zeer gering is er dus wets ontduiking aan de orde van den dag. Zoo wijst hij er op dat de wet die de vrouwen heet te beschermen tegen overmatigen arbeid in de zgn. „ateliers" (doorgaans benauwde achter- en zolderkamers) der modemak ©rij, met volkomen kalmte vrij algemeen als niet geschieven wordt be schouwd op de vetverwerkers die met de meeste gemoedelijkheid tusscben de mazen der Boterwet doorkruipen en met een brutaal gezicht margarine (en nog minder) voor roomboter aan den man brengen. Ook op beperkter gebied in het meer intieme gemeentehuishouden, zegt de schrijver, is de eerbied van het publiek voor het plaatselijk strafrecht veelal omgekeerd aan het getal artike len in de strafverordeningen. Hij wijt wat de Boterwetten en Arbeidswetten betreft, do schuld hiervan aan den wet gever die niet gezorgd heeft voor vol doende controle om de overtredingen na te gaan. Nog haalt de schrijver het volgende sterk stukje aan van geringschatting voor de wet, dat nu voor de rechtbank is afgespeeld. „Iemand had voor de Per soneels belasting den huurprijs zijner woning maar eventjes f 400 te laag aangegeven, wat hem een veroordeeling tot 391 boete (tienmaal het ontdoken bedrag) verschafte. Neemt men in aanmerking, dat 't een groot en kostbaar huis moet zijn, als men van den huurprijs 400 durft afnemen, in de meening dat de fiscus dit niet zal observeeren, dan is die smokkelaar (in de courantenberichten genereuzelijk zelfs niet met letters aan geduid) waarschijnlijk iemand met een groot fortuin of een groote zaak, en zoo iemand tracht den Staat (d. w. z. zijne medeburgers) voor 'n 75 gulden te bestelen Naar men zegt, geschiedt dit echter onder de nieuwe wet vooral door den kleineren burger min of meer stelsel matig. Een Haagsche journalist verhaal de my dezer dagen, aan 't onderzoeken te zijn naar de juistheid van een hem ter oore gekomen smokkelmethode, die op vrij ruime schaal zou worden toege past. Een aantal menschen zouden nl. kamers te huur zetten, maar, als zich huurders opdoen, onmogelijke voorwaar den stellen, zoodat niemand ze neemt, doch niettemin aan 't einde des jaars teruggaaf van belasting als „kamerver huurder" vragen (en krijgen, omdat er niets aan te doen is) en daarvoor dan natuurlijk hun mooiste kamer, hnn „salon", opgeven. Ik wacht met belangstelling af, wat mijn collega dienaangaande zal verne men Maar als 't waar is en de bron sch(jnt dat te waarborgen dan zal 't zaak zijn, dat de Minister onverwijld Bewerkt door AMO. 5.) „Ja, ja, maar ik kan het niet be zweren", ging Jockem voort, „mij z.reeft dan eeus dit, dan weer wat aüders voor den geest, en ik geloof ook heilig, dat hij zich eens in het bivak beeft laten zien en dat we hem als een spion achter de vodden hebben gezeten." „Laat ons dan de zaak maar laten rusten", zeide Egnn kalm; „wanneer men hem wil aanklagen, moet men ook kunnen bewijzen, ten minste per- suonlijk van de juistheid zijner aan maatregelen neme om dat kunstje te onderdrukken." De moraal van dit schrijven is dus dat wetten en verordeningen, waaraan de hand niet gehouden wordt, het gevaar opleveren dat zij den lust tot ontduiking slechts opwekken in plaats van tegen te gaan en het dus beter zou zyn ze in de portefeuille te houden. Vakscholen voor vrouwen. Het bestuur der Vrije Vrouwenver- eeniging heeft zich met een adres tot de Tweede Kamer gewend, ten einde te wijzen op de meer en meer blijkende noodzakelijkheid van Rijksvakscholen, welke ons land alleen bezit voor hen, die de wetenschap of het onderwijs zich tot vak kiezen. „Vooral de aanstaande vervaardi- gers(sters) van kleederen en al wat tot het confectie vak behoort, lijden door deze leemte, want naast de universiteiten en Rijkskweekscholen voor onderwijzers en onderwijzeressen, bieden de gemeen telijke of de van Gemeente en Staatswege gesubsidieerde ambachtsscholen althans eenige ofschoon niet voldoende gelegen heid tot het aanleeren van berospskun- digheden, terwijl de industriescholen voor meisjes wel vaardigheid verschaffen in enkele onderdeelen van het kleeder- maken, doch volstrekt niet het confeclie- vak in zijn geheel omvatten, en ook slechts vrouwelijke leerlingen aannemen." Adressante zou wenschen, dat de Tweede Kamer besluite binnen een niet al te lang tijdsverloop vakscholen voor de confectie op to richten, of minstens als proef één inrichting van dien aard in het leven te roepen, terwijl zij gelooft als model to mogen aangeven de school voor confectie te Ixelles bij Brussel, een weliswaar nog kleine inrichting, doch die reeds gunstige resultaten afwerpt. Ook waar in ruimer kring Een zeer vermaard Fransch sterre- kundige, Camille Flammarion, heeft onlangs in eene vergadering van een genootschap in zijn iand, dat zich de beoefening der sterrekunde ten doel stelt, gewezen op den vooruitgang dien de sterrekunde in het voorgaande jaar heeft gemaakt, maar ook dat die kunst buiten de groote steden zoo weinig ge zien is. Hij zegt daarvan het volgende „Maar ik bea aau de waarheid verplicht, op te merken, dat onze provinciesteden niet vooraan staan. Met uitzondering van enkele plaatsen vindt men overal onver schilligheid, onkunde, bekrompenheid. Spreekt men tegen iemand over sterren kunde, dan kijkt bij alsof hij 't te Keulen hoorde onweereD. Sterrenkunde Wat is dat voor 'n ding Waar dient dat voor Wanneer men Chineesck tegen bem ging spreken, zou hij niet meer verbluft kunnen ziju. Zij leven voort in een klein kringetje van nierige belangetjes, banaliteiten en koffiepraatjes, natuurlijk met, hoewel zeldzame, uitzonderingen. »Een dertig millioen menechelijke wezens, Franschen, hebben zich zelfe nooit afge vraagd, waar en wat ze zijn. «Zeer zeker, men moet rekening houden met de eischen van het leven. De meeste kindereu der Aarde moeten hun dage- lijksch brood veidienen, omdat de aardsche klacht overtuigd zijn.» „Met uw verlof, ritmeester, bewijzen kan ik niets. Maar dat deze snuiter een doortrapte schelm is, en dat hij geen recht heeft den koningsrok te dragen, daarvan ben ik overtuigd als van mijn armoedje!" Jochem wierp bij de laatste woorden een van toorn fonkelenden blik op den vagebond, die een zijpad had inge slagen en stoutweg naar het naburige bosch schreed. „Blijft hij dezen bosch weg volgen, dan zullen we hem later wellicht nog eens ontmoeten», zeide Egon, die eveneens den vagebond nakeek, „de weg voert naar mijn goederen, wier grens we spoedig bereiken zullen.» „En als hij daar blijft rondzwerven, dan moge de duivel hem bijlichten", bromde Jochem. „Hij moet met zijn papieren voor den dag komen, ze zullen wel niet in de beste orde ziju en dan maar achter slot met hem I" dampkringslucht zslve niet bijstor voed zaam is. Maar een gedeelte van die mil- lioenen kon zijn rusturen beeteden aan wat andere dan kaartspelen, domino leg gen, biljarten of fietser). En er zijn dui zenden menschen, die hnn leven besteden aan niets doen, die den tijd en de midde len bezitten om zich te ontwikkelen, als zij daartoe lust hadden en niet een verkeerde opvoeding ontvingen, maar die, in plaats van hun verstand te vermeerderen en te ontwikkelen, de voorkeur geven aan onknnde en onbeduidendheid. «Zoo ge in hun huie komt, zult ge er ongetwijfeld sierlijke meubelen zien en zelfs bewonderen, schilderijen en kunst voorwerpen; maar te vergeefs zult ge er een bibliotheek zoeken. Er wordt niet ge lezen of als men er leest, dan ia 't een moderoman. Luister naar hun gesprekken hot tooneel vormt er onophoudelijk het onderwerp van. «De wetenschappen zijn er onbekend alleen de knnst verwekt nu en dan een schijn van belangstelling, en de Sport. «Die afstammelingen van den mensch uit de voorwereld weten even weinig als die voorvaderen, waar zij op ioopen,welke planeet zij bewonen. «Zoo is de Franschn provincie en ongetwijfeld de provincie in alle landen. Zij slapen. Zij eten. Zij drinken. Eu zij deuken in 't geheej niet. Nieuwe uitgaven, De „Avondpost" schrijft: Het historisch gedenkboek Een halve eeuw, door liet Nieuws van den Dag ter gelegenheid van de troonsbestijging der Koningin uitgegeven, bevat van alles: staatkunde en godsdienst, nijver heid en kunst, leger en vloot, financie wezen en koloniën, dat, en nog veel meer, vindt men er in geschetst. Het geeft een over het geheel welge slaagd beeld van het donken en doen der Nederiandsche natie gedurende de laatste r vijftig jaren, van onze ontwik keling op velerlei gebied. Eén ding echter vindt men er niet in Irot geeft geen antwoord op de vraag hoe heeft het volk de arbeidersklasse, verreweg de talrijkste der bevolking, gedurende die halve eeuw geleefd Een ongenoemde heeft getracht die leemte aan te vullen, want een leemte is het inderdaad. In Een vergeten. Hoofdstuk, Blanke Slaven, Supplement op het historisch gedenkboekEene halve Eeuw (Amsterdam, S. L. van Looy), schetst hij, aan de hand van officieele verslagen en mededeelingen, eerst hoe het met de arbeiders in verschillende industrien is gesteld, dan hoe het volk zich voedt, eindelijk hoe het volk woont. Het is een soortgelijk boek als Sherard, bij gelegenheid van de jubileum feesten in Engeland in zijne White Slaves gaf. Dat boek, dat een marteling was voor wie menschelijk gevoel in de borst draagt, zooveel gruwelijks bracht het aan het licht gaf den schrijver aanleiding om dit „vergeten hoofdstuk» te voegen bij het verschenen Gedenk boek. Want zegt hij wij kunnen wel als de Pharizeeërs in de bekende gelijkenis zeggen ik dank u, God, dat wij Nederlanders niet zijn als die slechte Engelschen, wij zijn veel beter en bra ver, bij ons komen zulke toestanden niet voor, maar dan toonen wij Egon zweeg, de paarden gingen in scherpen draf over, weldra was de vaderlijke bodem bereikt. Egon's blik ging onderzoekend over akkers en weiden. Zij waren niet meer in zulk een goeden toestand als toen hij ze verlaten had. Egon bemerkte zulks terstond, ook het bosch dat zij moesten door rijden, toonde hier en daar ledige plaatsen, die eerst in den laatsten tijd ontstaan moesten zijn. „Wie de goederen gedurende mijn afwezigheid heeft beheerd, die verstaat niet veel van landbouwkunde», mom- pelde Egon gemelijk; „half en half schijnt het mij toe, alsof het hout alleen geveld is, om er geld uit te maken. Zou Werner zich daarmede soms bemoeid hebben? Vader weet er zeker niets van, hij zou zulk een plunderij nimmer geduld hebbeu. Eufiu, ik zal hem maar ronduit de waarheid zeggen, en den domkop wie het ook zijn moge, verantwoordelijk alleen nog een graad slechter te zijn, want wij voegen de rol van huichelaar nog bij die van den schandelijken mis handelaar In een zeer vrijmoedigen, doch geenszins oneerbiedigen open brief aan de Koningin zot de schrijver do bedoe ling van dit «vergeten hoofdstuk" uit een. Wat ons in dien brief misplaatst voorkomt is, dat de schrijver die overi gens duidelijk blijk geeft, Gods Woord niet tot uitgangspunt van zijn levens- en wereldbeschouwing te hebben geno men, lourer pour le besoin de la cause Jezus' getuigenis inroept tegen het militairisme in onze dagen. Die gebeele tirade lykt ons in meer dan éen opzicht eene misvatting. Er ligt een sterk socialistisch tintje over het boek, wat ons niet weerhoudt te wenschen dat het óok onder de oogen van Hare Majesteit moge komen, omdat zij er uit zal kunnen vernemen wat men op hare verschillende feest- gangen door het land al te angstvallig achter groen en bloemen voor haar blik verborgen heeft gehouden. Met een soberheid en een eentonig heid, die van ingehouden hartstocht getuigen, schetst de ongenoemde al den jammer en ellendo die er rondom ons wordt geleden. Voor menigeen zal deze tocht door darkest Hollandeen revelatie zijn I Zeer bewonderen wij de teekeningen van Jan de Waardt. Door hare treffen de realiteit doen zij den tekst leven. Wat is dat moeizame, dat zwoegen en slooveu van de mannen en vrouwen en kinderen, die ons hier in dichte, sombere drommen voorbijtrekken, mooi uitge drukt Het Nieuws ran den Dag moge zich gehaast hebben te verklaren, dat het niets te maken had met deze uit gaaf, dominee Ritter en zijn staf zouden zich het auteurschap over dit „vergeten hoofdstuk» lieuscli niet hebben behoe ven te schamen Eene nieuwe belasting. Volgens de „Tijd" zou minister Pier- son voornemens zijn eene tabaksbelasting voor te stellen. Volgens anderen echter kan men van dezen minister zeker niet verwachten dat Hij eene belasting zou voorstaan die de ondergang zou zijn van eene bloeiende industrie. Een stille partij. De club van oud-conservatieve staats lieden heeft weder een bewijs van haar bestaan gegeven door in het hotel Paulez te 's Gravenhage de gewone jaariijksehe bijeenkomst te houden en die met een banket te besluiten, Welke politieke kruimels van dien maaltijd afvielen, is niet bekend. Tweede Kamer. In bijna alle afdeelingen der Kamer is de legerrevue te Renkum ter sprake gebracht. Men klaagde algemeen over de slechte organisatie, en dito ontvangst, plaatsiyg en behandeling van de leden der Staten Generaal die aan de gedane utnoodiging gevolg hadden gegeven over de gebrekkige afzetting van het terrein en over den slecht geregelden tre nenloop en het gemis aan oide op het station Wolfhezen, over onvoldoende regeling van het vervoer der troepen, terwijl toch de tijd niet ontbroken had om de noodige maatregelen daartoe te nemen Hoe moet het gaan, werd gevraagd, als ernstige omstandigheden plotseling eens troepenvervoer op groote schaal noodig maken De regeering werd verzocht een streng onderzoek naar de schuldigen in te stellen. stellen.» Toen het bosch achter hem lag, deed de ritmeester zijn paard stilstaaD zijn oogen werden vochtig, terwijl zijn blik op het herfstachtige landschap rustte. In een uitgestrekten boog liep de weg door weiden en velden, die aan weerszijden door een dicht bosch begrensd werden. Door de weiden stroomde een smalle beek, een zilveren streep gelijk in de verte op een kleine hoogte lag het slot, in welks vensters de laatste stralen der ondergaande zon zich met een, op verren afstand schit terenden purpergloed, spiegelden. Het was een hecht gebouw met torens en tinnen in den Duitschen burgstijl gebouwd, door een breeds gracht en een lagen ringmuur omge ven. Binnen dezen muur lagen ook de gebouwen tot de boerderij behoorende, boven welke de reusachtige kronen der boomen van het park zich verhie ven, dat zich achter het slot tot aan Mengelberg's orkest beoordeeld. De correspondent to Weenen van de N. R. Gt. schrijft aan dit blad „Ik heb Hans Richter na zijn terug keer uit Amsterdam eens opgezocht om nog eens uit zijn mond te vernemen den lof dien hij het orkest reeds in liet Concertgebouw heeft toegebracht. Hij rekent dit orkest, naar hij mij verklaarde, tot de beste die hij ooit had leeren kennen, en hoeveel goeds hij er ook reeds van gehoord had, zoo had hij toch niet gedacht zóo'n corps in Amsterdam te vinden. Hij roemde voor al de discipline, het voortreffelijke en semble (hij gebruikte het woord Schulung) en de artistieke toewijding (Hingebung). Deze drie deugden had hjj nergens anders in die mate ontmoet in dit opzicht was het orkest eenig. Hij achtte het de roem der Am- stelstad en betreurde liet daarom dat dit orkest geen subsidie geniet. Hij kon zoo iets niet begrijpen, noemde dit subsidie een eereschuld van de stad en zou het eeuwig jammer vinden als dit orkest de nadeelen van geldgebrek moest ondervinden. Hij stelde het hooger dan de meest gevierde orkesten in Duitsch- land, en was verheugd om in het voor jaar de kennismaking met de voor treffelijke Musiker te hernieuwen. Dat deze in kleine groepjes naar gelang van hun instrumenten hunne partijen vooraf instudeeren alvorens aan de groote repetitie deel te nemen, vond hij voor treffelijk dit komt niet dikwijls voor. Het scheen hem te verbazen die methode in Amsterdam gevonden te hebben. Ook was hij vol lof over Mengelberg die, in welken goeden staat hij het orkest ook mocht hebben overgenomen, voortdurend aan volmaking daarvan arbeidde. Dit noemde Richter Mengelberg's groote ver dienste. En bij het afacheidnemen drukte hij mij nog eens op het hart om toch te schrijven dat het orkest, als een stuk nationale roem, recht had op een subsidie 1" Atjeh. Officieel werd dd. 19 dezer gemeld Bij het ageeren ter Westkust van Atjeh werd luitenant J. L. Doerrleben ongevaarlijk gewond. Het in 1896 Atjehwaarts gezonden negende bataljon keert terug. De Koningin heeft den wensch te kennen gegeven, dat bij haar terugkeer in de residentie al de officieren van liet het bosch uitstrekte. „Daar ligt ons kasteel», zeide Egon, na een lange rustpoos met trillende stem. „Al het land dat je iD het rond ziet liggen, behoort er toe, met uit zondering van den uitersten hoek van het bosch rechts, daar beginnen de koninklijke bosschen. Aan den linker kant grenst Eichenfels aan de goederen van graaf Von Waldringen, prent je dien naam goed in het geheugeg, opdat je spoedig en zeker den wen vindt, wanneer ik je soms eens met een boodschap daarheen mocht sturen.» „De weg zit al in mijn hoofd», antwoordde Jochem met hoog opge trokken wenkbrauwen, «veel land en mooi land, maar naar het schijnt tamelijk doodsch «Niet zoo doodsch als je wel denkt», ging Egon voort «daar ginds aan den weg, een kwartier nog van het slot verwijderd, ligt de herberg „In de Ster der hope!» die door alle voorbij komende ruiters, voerlieden en wande-

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1898 | | pagina 1