ilak.
Twee Neven.
M,
Maandag
li November
No. 133.
36e Jaargang.
1898.
KLACHTEN.
I NOV. A.S.
It.
Bij deze Conraut Behoort
Gemeentebestuur.
FiyBLLITTM.
te Tiel.
lEMING-
•li Prijs
|n aan de
en vele
zijn nog
bij Mej.
DE VEY
coopers
rtikelen
an.
PRIJZEN.
iUissingsche
zich met de
itiën in alle
Itentiebladen
prijs.
IIENST
DDELBUR3 v.v
J vm 4 50 5 55
iZeilmarhtvm
12 30 1 15
i 55 6 55 7 45
\ilmarkt Plust»-
(Op werkdagen)
135 1 20 2 05
7 7 50
jlNDIENST.
I 50 6 30 6 50
I— 1020 10 40
1 30 2 220
20 5 10 5 30
i 6 40 7 20
10 10 10 10 30
i;2 10 1 20 1 40
|3 50 4 10 4 30
8 30.
25b)
1 55
15
5
|5b)
Breskens hoog-
IliBsit.gen naar
*10 4
1012
2
125
310
3 50
413
4 30
6 25
63
7 25
8 10
8 27
8 43
7115 I 1113
en 2e kl.
VLISSINfiSCHE COURANT.
Prijs per drie maanden 1. Franco per post 1.15.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever:
F. VAN DE VELDE Ji., Kleine Markt, I. 187.
ADVERTENTIËNvan 1-4 regels 0-40. Voor eiken regel
meer 10 cent. - Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groote letters
en cliché's worden naar plaatsruimte berekend.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond.
Telephoonnummer IO
Abonncinents-Advertentlën op zeer voordcelige voorwaarden
BRAND \V EER.
Algemeene Brandsehoutving.
Burgemeester en Wethouders van
Vlissingen,
gezien art. 437 der Algemeene Ver
ordening van Politie voor deze gemeente
waarbij voorgeschreven is, dat minstens
eenmaal in het jaar door de brandspuit
en onderbrandspuitmeesters, vergezeld
van een politiebeambte, een algemeene
brandschouwing zal plaats hebben
maken bekend dat die algemeene
biandschouwing voor dit jaar is bepaald
op Maandag, Dinsdag, Woensdag en
Donderdag den 21, 22, 23 en 24
November a.s.
en noodigen de ingezetenen uit om
hen, die daarmede belast zijn, tot het
noodige onderzoek in hunne woningen
of gebouwen toe te laten, en zich te
gedragen naar hunne aanwijzing omtrent
het aanleggen, veranderen en verbetoren
van stookplaatsen, schoonmaken van
schoorsteenen of bergen van brandstoffen
en petroleum, en in het algemeen over
eenkomstig de bepalingen, voorkomende
in genoemde verordening, teneinde zich
te vrijwaren voor de toepassing der
daarbij bedreigde straffen.
Vlissingen, 11 November 1898.
Burgemeester en Weth. voorn.
VAN DOORN VAN KOUDEKERKS.
De Secretaris,
G. J. BISSCHOP.
SCHIETOEFENINGEN.
Onveiligheid vaarwater.
De Burgemeester van Vlissingen,
brengt ter kennis van Zeevarenden
die daarbij belang kunnen hebben
datopl7en 29 November e.k. schiet
oefeningen zullen plaats hebben in den
Nieuwen Rotterdamschen Waterweg ter
hoogte van het fort aan den Hoek van
Holland
dat omtrent de regeling dier schiet
oefeningen inlichtingen zijn te bekomen
ter Gemeente-Secretarie,op eiken werkdag
van 's morgens 9 tot des namiddag 4 uur.
Vlissingen, 11 November 1898.
De Burgemeester voorn.
VAN DOORN VAN KOUDEKERKE.
II (Slot.)
Zou, vroegen wij aan het slot van
ons eerste opstel, het groote woord
ook Duitschland moet open, nog iets
anders kunnen zijn dan belachelijke
grootspraak Wij zouden liet wel wen-
schen, want ons belang daarbij is na
tuurlijk zeer groot, 't Is maar de vraag
van welken kant het moeten zal komen,
en dan wil het ons toeschijnen, dat
liet moet zijn van den Nederlandschen
Bewerkt door AMO.
EERSTE HOOFDSTUK.
Het zwaard was in de scheede ge
stoken, de vrede;voorwaarden waren
geteekend, de zegevierende troepen
bevonden zich reeds lang uit hrank-
rijk op den terugweg naar het vader
land. Doch destijds in het jaar 1814
hestonden er Dog geen spoorwegen en
stoombooten, de heerwegen waren ook
nog niet zoo talrijk en goed als tegen
woordig, en zoodoende kwam 't dat
de terugmarsch van enkele troepen
kant. Nog eens, liet is belachelijke
grootspraak, dat wij de Duitsche regee
ring door bedreiging of door maatregelen
van weerwraak (represaille) zouden
kunnen noodzaken, om iets te doen wat
zij strjjdig acht met 's lands belang.
Van onzen kant, moet zóó overtuiging
blijken van de zorg onzer regeering,
van strenge handhaving der wettelijke
voorschriften, waaraan dikwijls veel
ontbreekt, en van de algemeene mede
werking der ingezetenen om die voor
schriften vrijwillig en getrouw op te
volgen, dat Duitschland de grenzen
niet langer gesloten houdt, omdat het
zelf overtuigd is, dat daartoe geene aan
leiding meer bestaat.
Zooals wij reeds hebben opgemeikt
van dulden van iets kan nimmer sprake
wezen omdat er ook geen sprake is
van een onrechtmatige daad. Men kan
toch bezwaarlijk zeggen dat de eene
natie de andere stelselmatig het bloed
aftapt, wanneer zij door inkomende
rechten de binnenlandsche nijverheid
begunstigt en de producten van den
landbouw voor groote onheilen tracht
te bewaren.
Merkwaardig is het, dat er nu zooveel
geklaagd wordt over die inkomende
rechten, die België heft op zuivelpro -
ducten en suikerwortelen, terwijl men
nog zeer kort geleden hemel en aarde
bewogen heeft om inkomende rechten
op granen te verkrijgen, 't Is niets dan
de oude geschiedenis van den splinter
en den balk.
Wanneer België verkeerd handelt door
het heffen van inkomende rechten, dan
is het niet, omdat het onze industrie
behoeft te ontzien, die zich zelf niet
weet te redden, maar omdat het, zoowel
als ieder ander land, dat het beginsel
van den vrijen handel niet eert, een
droombeeld najaagt, in werkelijkheid niet
bereikt wat het wenscht, ja op den
langen duur zich zelf, of althans zijn
handel en nijverheid, benadeelt.
Het is, zegt men, meer dan tijd om
represaille-maatregelen te nemen.
Neen, daarvoor is het nooit tijd. Het
moge een treurige waarheid zijn, maar
het is een waarheid, dat wanneer wij
onzen naburen de zedelijke overtuiging
niet kunnen schenken, dat zij niets van
ons te vreezen hebben, er ook niets
aan de zaak te doen is.
Gesteld eens, dat onze regeering
werkelijk overging tot uitsluiting van
de uit België in ons land ingevoerde
grondstoffen en materialen, bij leveran-
tiën aan het Rijk en bij de van Rijks
wege te houden aanbestedingen, zoo
lang de grenzen niet onvoorwaardelijk
voor den invoer van melkvee werden
opengesteld.
gedeelten en het afdanken der over-
compleete manschappen nog tot in den
herfst duurde, terwijl de marodeurs
ook nog later in alle landen rondzwier
ven en dievenbenden vormdeD, welke
alle groote wegen onveilig maakten.
Op den avond van een guren, natten
Octoberdag traden twee lange, slanke
mannen den halfdonkeren Schweid-
nitzer kelder te Breslau binneD, waar
in zich op dit vroege uur nog slechts
weinige gasten bevonden. Beide droe
gen de uniform van de Blüchersche
huzaren de borst van den oudsten,
een ritmeester, sierde het IJzeren
Kruis. De uniformen waren versleten
en de gebaarde gezichten door het
weder gebruind; onwillekeurig richt
ten zich de blikken van alle aanwe
zigen op de beide stramme gestalten,
die rinkelend met de sporen, den kelder
doorstapten en in een hoek daarvan
plaats namen.
De kastelein bracht hun de kannen
met schuimend bier, die zij in een
Wie zou zij door dien maatregel
treffen? Ongetwijfeld de Belgische nij
verheid, ter wille van wie, dit is de
redeneering, de Belgische regeering dan
wel zou toegeven. Het zou een zeer
zwakke regeering zijn, die ophoudt met
de door haar wenscheljjk geachte be
scherming van zekeren tak van wel
vaart terwille van eenen anderen. De
maatregel zou alleen een gespannen
verhouding tusschen de beide landen
doen ontstaan en eerst recht aanleiding
gaven tot maatregelen van represaille
van den anderen kant, die zeker niet
zouden uitblijven. De vrucht zou zijn,
een verscherping van dien rampzaligen
tarieven-oorlog, die niet minder dan de
wezenlijke den handel schaadt en de
nijverheid doet kwijnen Wat men
ver weg wenscht, als liet ten minste
in de kraam te pas komt, zou er slechts
door verergeren.
Maar bovendien, men wenscht maat
regelen var. represaille, om den nabuur
te treffen. Zou het alleen de nabuur
zijn, die getroffen werd
Het vereischt waarlijk al heel weinig
nadenken, om tot een ontkennende
beantwoording van die vraag te komen
maar het nadenken wordt wel eens
verzuimd, wanneer men met alle ge
weid een middel wenscht te vinden om
zijn zin te hebben.
Wanneer onze regeering bij hare le-
verantiën en werkfin de buitenlandsche,
met name de Belgische producten uit
sloot, dan zou de binnenlandsche
nijverheid, gesteld al, en dit is een
open vraag, dat zij steeds met de
buitenlandsche in qualiteit zou kunnen
coneurreeren, van die omstandigheid
toch zeker wel in haar voordeel partij
trekken. Hoe dikwijls zal men dat
zelfde lesje nog moeten herhalen voor
menschen die hoorende doof en ziende
blind zijn, of willen zijn. 't Monopolie
doet de prijzen stijgen, omdat men de
schoone gelegenheid niet laat voorbijgaan.
Het Rijk zou voor zijn werken en
leverantiën meer moeten betalen, en
dat meerdere betalen doodeen
voudig de belastingschuldigen aan
de nijverheidsondernemers. Is de
buitenlandsche mededinging wèl toege
laten, dan worden de normale prijzen
besteeddan wordt wellicht door de
binnenlandsche industrie minder genoten,
maar ook door de schatkist minder
betaald. Of dit bij slot van rekening
een groot verschil zal opleveren, is
moeilijk te berekenenmaar zeker is
het, dat de uitsluiting der vreemde
mededinging aan de binnenlandsche
nijverheid gelegenheid geven zal, om in
het algemeen duurder te verkoopen
enkele teug ledigden en daarop weder
terstond vullen lieten.
«Dat smaakt overheerlijk na den
langen rit 1" zeide de jongste diep
ademhalend, terwijl hij met beide han
den den bruinen, borsteligen knevel
opdraaide. Hij was nog luitenanteen
breed, diep litteeken liep over zijn
linkerwang, doch het misvormde geens
zins zijn knap gezicht, al deed het
hem wellicht ook wat ouder schijneD,
dan hij in werkelijkheid was.
„Je bent er dus toe besloten, Egon,
om morgen reeds den marsch voort
te zetten Wil je hier dan geen rust
dag houden
„Neen Reinhard", antwoordde de
oudste, die met een ernstig peinzend
gelaat eveneens aan zijn blonde baard
draaide, „tracht nu niet langer me
over te halen, morgen ochtend vroeg
stijg ik weder in den zadel en rijd
met mijn Johann naar huis. Van hier
tot aan het kasteel Eichenfels is nog
maar één dagmarscb, en de onzeker
en dat is zeker ten nadeele van het
algemeen.
Wij vertrouwen dat de wijsheid van
regeering en volksvertegenwoordiging
ons voor al die kromme wegen zal
behoeden. Zij leiden allen van het
doel af.
Wat moet men denken van die dwa
zen, die niet alleen het buitenland
bedreigen, maar ook met revolutie
dreigen, als de boerenstand in gevaar
komt
Wanneer de .boerenstand niet reeds
in gevaar vorkeert, dan zal ze er zeker
niet inkomen, omdat de regeering geen
dwaze dingen tegenover het buitenlan
begint.
Niemand kan hartelijker dan wij er
naar verlangen dat het den landbou
wenden stand welga maar de landbou
wende stand wachte zich het oor te
leenen aan de onbekookte taal, die wij
aanhaalden, en die maar al te zeer den
indruk geeft, dat het niet om de alge
meene welvaart, maar wel degelijk om
het bijzonder belang gaat.
Dit staat letteriijk te lezen in een hoofd
artikel in de „Rijnbode" van 2 Nov. jl.
Binnenland.
Is de vrouw geschikt voor studie
Waar geleerden in hun oordeel
verschillen over eenzelfde zaak, wie
zal dan beslissen
Hoort men over deze zaak prof.
Treub dan klinkt het antwoord vol
mondig: de vrouw is geschikt voor
de studie. Prof. Winkler, bet bleek in
eene «ergadering van de „Vereeuiging
tot behartiging van de belangen der
Vrouw» te Rotterdam, verkondigde
juist het tegenovergestelde de onge
schiktheid der vrouw, en hij wees
daarbij op bet sterkere gemoedsleven
der vrouw, welke het intellectueele
in den weg staat.Eigenlijk was volgens
hem de vrouwenbeweging eene man
nenbeweging en zouden de nadeelen
van het geprikkelde intellectueele
leven der vrouw zich openbaren in
afneming der geboorteD, vermindering
van huwelijken op lateren leeftijd, in
onrustbarende uitbreiding van wat hij
noemde het derde geslacht.
De voorstanders der vrouwenbewe
ging voeren daartegen het volgende
aan:
Studie is voor de vrouw noodzakelijk.
In Nederland zijn meer vrouwen dan
mannen en onder de mannen velen,
die niet trouwen. Vele vrouwen
kunnen derhalve het hoofddoel, dat
Winkler stelde, niet bereiken. Vooruit
weet men niet, welk meisje al dan
niet huwen zal. Gevolgelijk moet de
opvoeding van het meisje vau dien
aard zijn, dat het later zoo noodig
voor zichzelf kan zorgen. Een gelukkig
huwelijk, waarin dan de man zorgt
voor hetgeen het gezin noodig heeft,
heid omtrent datgeen, wat mij daar
wacht, laat mij geen rust.»
„Zou je hier niet een bode vooruit
zenden, opdat baron Von Eichenfels
zijn zoon feestelijk ontvangen kan?"
„Feestelijk vroeg Egon met een
ongeloovig schouderophalen. „Ik weet,
dat de ontvangst al niet vriendelijker
zal wezen dat het afscheid was. Ik
ken de vasthoudendheid van mijn
vader, en mijne gevoelens zijn even
min veranderd als mijne gedachteD,
die zelfs nog in het slaggewoel bij de
geliefde bruid toefden. Vind ik mijn
vader nog onder de ievenden Ik
weet het nietgeen bericht heb ik
rechtstreeks van hem ontvangen, en
de laatste brief van mijne bruid
dateert van het voorjaar. Je begrijpt
dat onder zulke omstandigheden som
bere gedachten en vermoedens mij
verontrusten moetenmoge de zeker
heid zijn gelijk ze wil, ze geeft mij
ten minste mijn rust terug.»
„Je twijfelt toch soms niet aan de
moet het ideaal blijven. De studie voor
de vrouw uit te sluiten is echter even
verkeerd als om aan een aantal domme
.jongens eene wetenschappelijke oplei-
diDg te geven Treub betwist de prak
tische bedenkingen van Winkler. De
vrouw zou het best zich bewegen
daar, waar zij affectieve eigenschappen
kan ontwikkelen? In het huwelijk?
Weten nu echter de ouders hoe zij
voor de toekomst hunner dochters te
zorgen hebbeD, indien deze niet in
het huwelijk treden Zeker neen. Dat
de man zich in spijt van ongunstige
omstandigheden toch weet te verheffeD,
kan niet gelden als aiioma.
Wat daaromtrent van de jeugd van
groote mannen zooal wordt verhaald,
is onbewezen. In elk geval gaat het
niet aan, voor de vrouw den invloed
van de omstandigheden weg te
cijferen.
Affecte en wetenschap staan Diet als
vuur en water tegenover elkaar,hooger
intellect maakt de vrouw tot beter
huismoeder.
Gebruik vau briefkaarteu.
Omdat er nog altijd verwarring
heerscht omtrent het gebruik vau
briefkaarten, door de particuliere
nijverheid in omloop gebracht, her
innert de heer Van Munnekrede,
postdirecteur te Grave, in de „Graaf-
sche Courant», dat die kaarten moeten
overeenstemmen met de Bijksbrief-
kaarfen, wat betreft de gedrukte-
opschriften, de afmetingen en de ste
vigheid van het papier. Zij moeten
dus óf het opschrift: „Briefkaart"
zonder meer, dragen, zooals de Rijks
briefkaarten vau 3 cent, of voorzien
zijn van het opschrift: „Briefkaart»
(Carte postale), Algemeene Postver-
eenigiDg (Union postale universelle),
zijde voor het adres bestemd (Cö!é
réservé a l'adresse)» zooals de Rijks
briefkaarten van 51/3 cent. Van die
opschriften mag geen woord worden
weggelaten. Het is geoorloofd een
binnenlandsehe Rijksbriefkaart door
bijplakking van het verschuldigde port,
dienstbaar te maken voor verzending
naar bet Buitenland. Het is geoorloofd
de particuliere kaarten, onverschillig
of zij van het opschrift „Briefkaart»
of „Oarte postale enz." zijn voorzien,
dóóreen te gebruiken, zoowel voor het
binnen- ais voor het buitenland.
De burgemeester van 's Hage als
hoofd der politie.
In de Haagscke Kout van de Prov.
Groninger leest men
„Menigeen, die tijdens de feesten
in den Haag was, beeft zich geërgerd
over de wijze, waarop bet straatver
keer op de meest onpraktische en
ondoordachte manier geregeld was.
„Eu alles komt daarvoor op rekening
van den spiksplinternieuwen burger
vader, die zijn hoofdcommissaris van
politie op zijde geschoven had en het
gansche toezicht, de geheele regeling
persoonlijk op zich had genomen.
„Nu wist men reeds van 's mans
beheer te Leeuwarden, dat hij de
trouw van je bruid vroeg Reinhard
belangstellend.
„Eerder geloof ik aan haar dood,
dan aan haar ontrouw," antwoordde
Egon von Eichenfels, om wiens lippen
een onbeschrijfelijk bittere trek speel
de. «Maar behoort haar dood niet tot
de mogelijkheden? Niet op het slag
veld alleen, ook in de paleizen of
hutten oogst deze onverbiddelijke
maaierhij spaart de bloeiende jeugd
eveDmin als den levensmoeden ouder
dom."
«Men moet niet zoo dadelijk het
ergste vreezen", zeide Reinhard ge
ruststellend. «Van je vader had je
immers geen brieven te verwachten
en de laatste brieven van je bruid
kunnen verloren geraakt zijn. Wellicht
heeft de post ons vaak gezocht en
niet gevonden, wij waren immers zoo
lang in 's vijands land en in den oorlog".
«Ik weet dat alles", viel Egon hem
in de rede. „Ik zoek zelfs naar alle
mogelijke gronden, die mij gerust