HET GEHEIM Maandag 20 Juni. IN o. 70. 36e Jaargang. 1898 fieze Courant behoort een In het Worstelperk. F K U I L L E T O N. RECHTER. VlISSIlVfiSCIE C9V1AIT Prijs per drie maanden f 1. Franco per post 1.15. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever: F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187. ADVERTENTIËN van 1 4 regels f 0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. - Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groote letters en cliché's worden naar plaatsruimte berekend. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Telephoonnnmmer ÏO Abonneinents-Advertentifin op zeer voordeelfgc voorwaarden. Zy. die zich met het volgeuil kwartaal, aanvangende 1" Juli op de „Vlissingsche Courant" nliouneeren, ontvangen de van lieden tot genoemden datum ver. schijnende nummers GRATIS. In de geschiedenis der oude wereld vinden wij tal van voorbeelden, waaruit blijkt dat het worstelen, als een kunst, bij vele volken in hooge eer werd gehouden. Ook in latere tijden zijn die voorbeelden niet zeldzaam, maar de kunst zelf nam andere vormen aan en ontaardde in spel en in minder on schuldige oefeningen. Wij kunnen ons best voorstellen, dat de oude Grieken, die zooveel gevoelden voor schoonheid van lijnen en vormen en voor lichamelijke kracht, zich konden verlustigen in het vreedzaam worstel - perk. Lichaamskracht, vlugheid, dressuur, waren bovendien voor de volken der oudheid een quaestie van te zijn of niet te zijn. Ook thans zouden wij die dingen niet gaarne willen versmaden. Hersen- ontwikkeling, hoe noodzakelijkheid ook in den tegenwoordigen bestaansstryd, wordt te veel verkregen ten koste van het gezonde lichaam, dan dan wij niet gaarne dat merkwaardig verschijnsel van den nieuweren tijd, de sport, maar dan ontdaan van alle overdrijving en ont aarding, zouden toejuichen. Ook het worstelen, het zich lichamelijk met een kloeken tegenstander meten, komt weer in eere. "Weer wordt het perk ontsloten, waar de helden van spierkracht naar de regelen der moderne kunst, door bevoegde beoordeelaars zullen laten beslissen aan wien de palm behoort van de deugden, die men in den worstelaar eischt en veronderstelt. Duizenden verlustigen zich in het schouwspel. Nationale trots mengt zich onder de reeds zoo uitbundige geestdrift en doet die ten top stijgen, waar de landgenoot den vreemdeling ten onder Zóó gaat het op elk gebied van de .edele sport.De zucht om te worstelen, om zich met een ander te meten en het daarin te winnen, treedt in alles op den voorgrond. In de bladen zijn gansche kolommen aan de dagelijksche vorderingen der kunst gewijd, en de VAN DEN 29.) «De oude Johanna leed bijna nog bunder onder de ruwheid van den man oan Anna zelve, zij had bepaald reeds 'Mg het afgelegen huis verlaten, als Z|j daarin niet door de liefde voor Anna was teruggehouden. Gij kunt Jua uit hetgeen gij nu vernomen hebt "eSfijpen, hoezeer ik verbaasd was, k>en ik na den dood van den ouden follenz hoorde, dat Anna het leven kunst houdt er zolfs een afzonderlijke taal op na, helaas een afschuwelijk mengelmoes, dat het er op schijnt toe te leggen der Hollandsche maagd het blozen te verleeren. Alle overdrijving de groote kwaal van onzen tijd schaadt, en op geen enkel gebied is wellicht meer overdrij ving waar te nemen dan op dat van de sport. Wij gunnen zoo gaarne ieder zijn genoegen en zijn betamelijke ontspan ning maar die ontzaglijke geestdrift van onzen tijd voor de honderdvoudige vormen van het moderae worstelen, gaat vaak ons begrip te boven. Zij teekent dien tijd wel, als men, zonder vooroordeel,met het koele verstand te werk gaande, bedenkt hoe verbazend weinig maatschappelijk nut in betrekking staat met die dagelijksche overwinningen van A en de dito nederlagen van B wanneer men —en dit vooral denkt aan de ontzettende som van levensuren en van lichaamskrachten, aan de oefe ningen en het vermaak gewijd. Tob een vader die zijn jongens eens de «edele vechtkunst," het worstelen, ter beoefening toestond, zei eens een vriend op strengen toon „leer zo te worstelen met het leven!» En inderdaad, wij vreezen dat de richtiDg van onzen tijd niet voert naar meerdere kracht, om op te roeien tegen de 3teeds -vasesndesolven der maat schappelijke levenszee. Laten wij ons gewennen het hart meer te openen voor de worstelaars in 's levens strijdperk, en onze toejuiching te bewaren voor hen die den strijders de baan wat trachten te effenen. Er was, nog niet lang geleden, eens een oud moedertje, die haar zware oliekar met moeite voortsleepte langs de straten der stad, om te trachten met dien arbeid het noodige tot levenson derliond te verdienen voor zich en voor de hulpbehoevenden, die van hare zorg afhankelijk waren.— Er was ook een flinke jongen, die het lijden van de arme tobster niet kon aanzien. Hij nam de vracht van haar over en zei «Zie zoo, wijs me nu je, klanten maar aan, dan ga ik met je mee en zal ze be dienen." Hier had men nu twee worstelaais, wel bezien, de eene die haar krachten reeds voelde bezwijken in het perk de ander, die een deel van zijn nog frissche krachten aanwendde om den last te verlichten, die de andere zoo ontzettend zwaar drukte. Als alle worstelaars der sportkringen hem daarin volgden, hoe zou hun sterkte met haar vader als gelukkig, vreed - zaam en liefdevol afschilderde en de oude Johanna bij het gerechtelijk verhoor alles wat Anna gezegd had bevestigde. Ik dacht er lang over welke redenen Anna wel voor deze leugenachtige mededeeling kon gehad hebben en waarom zij tegen mij, die baar dikwerf tegen mishandelingen beschermde, op eens een onbegrijpe- lijken baat toonde. Toen ik eindelijk de ware reden kende, verzette ik mij toch langen tijd tegen die meening, maar Anna haat mij, omdat zij mij vreest „Ik alleen kan dat net van leugens verscheuren, waarin zij zich gewikkeld beeft, mij kan zij niet dwingen haar in die leugens te stijven, zooals zij dat de oude Johanna deed, die voor haar lieveling voor geen meineed terugdeinst en toch heeft Anna die leugens noodig I Niemand mag ver moeden dat de dochter, door ondrage lijke mishandelingen tot waanzin, tot en vlugheid der menschheid ten goede komen Wel beschouwd is de wereld vol van die worstelaars. Wij willen niet beweren, dat wij allen hun last zouden kunnen overnemen. We willen er alleen op wijzen, en dit is toch een groote waarheid, dat hot leven ernstiger is dan de renbaan. Tegen de kracht der elementen worstelt de arme schepeling, die 't veege lijf aan de golven waagt. Zoo even heeft hij allen die met hem waren, zien verdwijnen in 't onpeilbare diep. Nog kampt hij moedig en onverschrokken voor de oude moeder, voor vrouw en kroost. Zóó zien wij de altijd treurende weduwe voor haar beklagenswaardige kleinen tobben, kampende met voort durende zorgen en moeiten en toch het hoofd naar boven houdende zoo zien wij den daglooner voor een schraal loon van den ochtend tot den avond arbeidende, zonder zekerheid voor de toekomst, zonder uitzicht op verbetering, en toch het oog gericht op een doei dat hem stand doet houden zoo zien we ze telkens rondom ons, die lichaam en geest geven aan een moeitevolle taak, worstelende met tegenspoed en ondank en toch met een blijde hoop, uit roeping, ernstig en opgewekt. Dat zijn de ware worstelaars, die kampen om voor zich en voor anderen oovlülr fflrwprvfii], om zich ferm door 's levens moeielijkheden heen te slaan, om ondank, teleurstelling en miskenning te trotseeren en te over winnen. Wij lazen eens, en het woord is te waar om het hier niet weer te geven: «Die te veel aandacht schenkt aan de kunstverrichtingen van onzen tijd, loopt gevaar dat hij den ernst des levens uit het oog verliest. Daarom liever mee te worstelen metduizenden en tienduizenden, die, door ijver en inspanning, langs den ordelijken weg, strijden om zich een menschwaardig bestaan te verzekeren. Aan hen de hand te reiken in het worstelperk des levens, is schooner dan de schoonste lichaamsoefening." Binnenland. Rechtvaardigheid in Indië. De zitting der Eerste Kamer van 8 dezer is zeer leerzaam geweest. Wij weten nu de heer Fransen van de Putte getuigde het openlijk dat sedert de tweede helft dezer eeuw in Indië een andere, een betere geest rondwaart dan onder onze voorvaderen, vertwijfeling gedreven, zelve de deur opende om den geliefde binnen te laten laat mij de rest niet vertellen professor Ik gruw als ik er over denk. «Sedert mij de vreeselijke oplossing van het raadsel duidelijk werd, ont vliedt mij alle nachten de slaap, ik wentel mij rusteloos op mijn leger, ik denk slechts aan de vreeselijke gebeurtenis in bet afgelegen huis Dikwerf dacht ik waanzinnig te zul len worden 1 Ik heb Anna innig lief gehad, ik heb haar nog lief, en of schoon het dwaasheid is, ik zal haar lief hebben tot mijn laatsten snik I Noch haar misdaad, noch de haat, dien zij mij toont, kunnen die dwaze, mij tot vertwijfeling brengende liefde, dooden. En mij heeft het noodlot aan gewezen de onverbiddelijke rechter te zijn, de vreeselijke aanklacht, die ook haar ondergang moet zijn, tegen haar geliefde in te brengen Doch het moet I Ik zal mijn plicht doen, al onder het bestuur der machtige Oost- Indische Compagnie, en nog jaren lang nadat onze overzeesche bezittingen ons weder waren teruggegeven. Voor Nederland was in die donkere tijden Insuliode slechts een wingewest, een plaats om spoedig fortuin te maken en de vruchten daarvan in weelde in het moederland ta verteren. Toen werd het door elk weldenkende zoo zeer verfoeide stelsel van exploitatie van den inlander zoo grof en onze delijk in toepassing gebracht, dat het niet vergoed werd door de zorgen die de bewindhebbers der Compagnie voor het zieieheil der inlandsche bevolking betoonden. De geschiedenis van dien tijd leert trouwens dat de zoo sterk gespannen boog weieens brak, dat de inlander het afpersen en uitzuigen moede, wel eens Daar de wapenen greep en zich tegen zijne onderdrukkers verzet'e, maar otk dat elke poging tot opstand met ijzeren vuist door zijn meesters werd onder drukt. Het voorvaderlijke stelsel zooveel uit Indië te halen als er te halen viel, den inlander in 't zweet zijns aanschijns te doen werken voor zijne heiren, kortom de koloniën als eene soort van vetmesterij voor Nederlands zonen te beschouwen, wij mogen het met voldoening zeggen, heeft als gt-1- sel uitgediend. Ook in Ind;ë heeft zich het hoogere rechtvaardigheids gevoel van onzen tijd baan gemaakt en de beginselen van gerechtigheid die voor blanke en kleurling dezelfde moeten zijn, hebben ook daar hün weg gevonden. En de man die den stoot tot dien gozegonflan ommekeer gaf, het was ''"ransen van de Putte, de oud-minister van kolomen, van wien ue reeds meermalen gelogenstrafte legende ging en misschien nog gaat, dat hij ons den Atjeh-oorlog bezorgde. Hij zelf heeft er in de zitting der Eerste Kamer niet op gewezen. Het was minister Pierson die openlijk in deze vergadering van de eersten des lands van hem het schoone getuigenis af legde dat het voornamelijk aan hem te wijten is, dat Indië thans volgens betere begrippen bestuurd wordt. Wat den heer Van de Putte op de bres riep en hera deed wijzen op de reeks van hervormingen in de laatste helft dezer eeuw aan Indië geschonken, was het harde oordeel door den heer Van Kol over ons bestuur in Indië geveld. Tegenover zooveel donkers mocht toch ook wel eens op de licht zijden gewezen worden en betoogd, dat hoever men in Indie van de volmaaktheid verwijderd ie, de inboor ling niet langer uitsluitend als een middel tot exploitatie ten bate van Nederland beschouwd wordt. In eén punt was de heer Van de Putte bet echter met den heer Van Kol eens, nl. dat hij eene wettelijke regeling van de financieele verhouding tusschen het Moederland en Indië gewenscht achtte, om te verhinderen dat als eenmaal weder de gouden tijd der batige sloten in Indië aanbrak, bloedt mijn hart daar ook bij I" Hij bad alles verteld. Het verhaal had hem hevig aangegrepen, zijn ge laat was verwrongen, zijn leden beef den, zijn oogen gloeiden koortsachtig. Ook ik was bijna niet minder aan gegrepen dan hij. Zijn woorden had den mij den sluier van de oogen ge nomen zooals hij, zag ook ik thans duidelijk de vreeselijke scènes in het afgelegen huis, hoe zij zich voorbe reidden en tot het einde leidden. Hoe groot ook mijn afschuw voor de vreeselijke daad was, ik kon toch het medelijden voor het ongelukkige kind, dat door vertwijfeling tot waanzin, tot misdaad gedreven was, Diet onder drukken. Ik kon mij indenken in de ziel van den ongelukkigen man, die mij daareven een blik in zijn binnenste had gegeven. Hoe Tang wij zwijgend naast elkaar hebben gezeten, weet ik niet. Wij waren beiden te aangedaan, om in korte woorden uitdrukking te kunnen deze niet weder door Nederland zou den geannexeerd, maar ten bate van Indië zelf aangewend worden. En waarom zou dit niet, daar Indië reeds zichzelf niet alleen bedruipt, maar ook tot het onderhoud van ons auxiliar eskader aldaar bijdraagt, terwijl wij het daarvoor in ruil hebben ge- gegeven eemge totaal onbruikbare schepen, 't Is dus de oude Adam weer die hier bovenkomt, een geniepige toepassing van de zoo afgekeurde leer van de vroegere bezitters vau Indië Wat Indië opbrengt, de scbattendie zijn rijkgezegeDde bodem oplevert, moeten voortaan, zeide de heer Van de Putte, komen ten bate van Indië zelf, tot verdere exploitatie van zijn rijke hulpbronnen, waarbij toch de Nederlanders zelveu ten slotte het best varen. Zorgt Nederland voor de intellectueels en materieele behoeften der miilioenen onder zijn bestuur levende inboorlingen, er mogen dan donkere tijden aaubreken, wij zullen dan evenals in den oorlog met Lombok, verzekerd zijn van hun trouw, en de blaam van uitzuigerij op onze voor ouders rustende, zal ons, hun nage slacht, niet bezoedelen. De heer Van de Putte wees als aan drang om op deD ingeslagen weg voort te gaan op SpaDje, dat zijn koloniën beeft uitgezogen en er nu de wrange vruchten van plukt. Zij dit ook ons Nederlanders een spiegel als ongeoorloofde winzucht ons soms mocht bekruipen om in Indië een stelsel van afpersing ten bate van enkelen te doen herleven, dat in onzen tijd met zijn menschlievender beginselen niet meer thuis is. Amsterdamsche verkiezingen. Het is niet te ontkennen dat de verkiezingen van de Provinciale Staten in de hoofdstad noodlottig zijn ge weest voor de liberalen, die vier zetels al dadelijk verloren en zich dubbel zullen moeten inspannen om bij de herstemming niet nog meer teleurge steld te worden. De Amsterdamsche berichtgever van de N. R Ct. erkent dit volmondig met te zeggen dat zoo ooit de liberalen in de hoofdstad slaag hebben gehad, het wel bij deze gelegenheid was. Overigens is hij van meeniug dat de gevoelige les, die de liberalen bij de stemming ontvingen, kan dienen om de slapende kiezers wakker te schudden. Ontwaken ze werkelijk uit hun doodslaap, dan is de les toch niet te duur geweest. Andere liberale bladen wijzen op de oorzaken die aan deze débacle op kiezersgebied ten grondslag liggen, en wijzen dan op de disorganisatie in de liberale gelederen, op het gebrek van doorzicht en samenwerking bij de leiders der liberale kiesverenigingen, welke eigenschappen bij eene nieuwe verkiezing onder bet nieuwe districten stelsel zoo hoog noodig waren. Het volgende jaar komen de Raadsverkie zingen aan de orde, en als dan geene betere organisatie is tot stand gebracht, kunnen die verkiezingen weder nieuwe geven aan ons gevoel. De rechter vermande zich 't eerst. Zijn stem beefde niet meer, toen hij eindelijk hernam «Wilt ge thans het proces-verbaal dat ik zal opstellen, teekenen f" «Ja 1" Ik haalde hem papier, pen en inkt. Vlug schreef hij mijne verklaring neer, hij las mij het proces-verbaal voor, ik had er niets in te veranderen en teekende. Hij stond op en reikte mij de hand. „Ik heb nog een moeilijken nacht voor mij," zeide hij, «want morgen vroeg moet, om den eersten trein naar Laibach te halen, het stuk reeds te Adelsberg zijn. Op dien nacht zal voor ons beiden een moeilijke dag volgen. Het zal ook voor u niet gemakkelijk vallen, professor, morgen met Franz Schorn in de grot te gaan, zonder uw afschuw voor hem te laten mer ken."

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1898 | | pagina 1