hei Omsla;
Squash
HET GEHEIM
Maandag
6 Juni.
hier j—
NAAR BUITEN.
36e Jaargang.
1898
AN DE 7ELDE Jr.
Ui
IJEJSS.
HECHTER.
V
301' een artikel van m
SCHE CONSUMPW
on 3 o 1 i e d
geregeld H.H. Krui(lf,.
gezoekt in Walehl 5
uid-Beveland. e'
JN'O. 04.
VLISSIIV«8CHE COURANT.
pco lett. 5. H. p
reau, NIJGH en
I terdam.
Uitgever dezer
en er. verkrijgt
emeenteraad vastgestgj
oman
'aal
Prijs per [drie maanden 1. Franco per post 1.15.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever:
F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187.
ADVERTENTIËNvan 1—4 regels 0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. - By directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie wordt do prijs slechts tweemaal berekend. Groote letters
en cliché's worden naar plaatsruimte berekend.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- cn Zaterdagavond.
Telephoonnummer ÏO
VAN DEN
CENTE VLISSINGEN
er 1898.
0.30.
el.
I. 187.
it meest gezochte I
s Engelsche en jJ
n, die sedert aan J
iracht.
fcffr. ANTHETJNISSEK
R i M
PQELEN.II
iscL
erworst.
JVrioescli-
iederen dag
vertrouwen
Walstraat
Walslraat H 220
rig es.
Gordijnen.
stoffen.
(sters.
ii Franjes,
enz.
[DIENST
MIDDELBUES 7.7
vm 4 50 (alleen
an Zeilmarkt.- vm
m 12 30 2 3 30
15 2 45 4 15 5 55
Zeilmarkt Vlissi'f
werkdagen) 6 23
2 50 4 20 6-
12 35 2 05 3 35
rENDIENST.
5 50 6 30 6 50
0— 1020 10 40
0 1 30 2 220
4 20 5 10 5 30
(6 6 40 T 20
'O 1010 10 30
2 10 1 20 1 40
3 50 4 10 4 30
8 30.
Het is een ontegenzeggelijke waarheid,
dat we met het voorjaar andere menschen
worden. We krijgen bij dat heerlijke
gevoel van de eerste, zachte warmte,
het gezicht van dat verrukkelijk
groen, bij het versterkend gevoel dier
zuivere luchtstroomen, andere gedachten,
andere beschouwingen en andere ver-
langcns.
De natuur heeft haar tooverwoord
gesproken, dal weerklank vindt in ieders
hartnaar buiten 1
Het is een groote dwaling, te meenen
dat die behoefte alleen den stedeling zou
geldendat men ze in het landleven
niet gevoelen zou. Buiten is de winter
eentoniger, droeviger, langer; buiten
wordt de komst der boden van lento
en zomer niet minder met onweerstaan
baar verlangen verbeid, wordt die komst
niet minder hartelijk toegejuicht.
Er is wel oenig verschil in dit
opzicht tusschen de stad en het platte
land. Het landkind leeft in den regel
meer met zijn eigen omgevingliet ge
voelt er zich thuis; het is trotsch op dio
schoone velden en boschjeshet is zijn
land, waar dagelijks het oog op staart,
de eigen, öteroaie plaats, net waaraenng
vaderland. Scheiden van die plek, waar
in den regel zijn wieg stond en in den
regel ook zijn graf zal staan, doet hem
wee, en het verblijf in de steden, anders
dan voor een doel van voorbijgaanden
aard, is hem een gruwel.
Die groote gehechtheid vinden wij
minder bij onze stedelingen. Zij verplaat
sen zicli gemakkelijker zij veriaten met
minder moeite de plaats waar jaren lang
luinne woning was ;zij haken des zomers
naar een verblijf buiten de oude muren
en zij vertoeven liefst zoo lang mogelijk
in het bosch, in het veld of aan zee.
Is het wonder? —Neen, waarlijk niet.
Het leven in onze middelpunten van
verkeer en vertier is zoo geheel anders als
dat kalme plantenleven daarbuiten. Het
zijn zaken en nogmaals zaken die ons
jagen, liet is inspannende hersenarbeid
die ons bezig houdt het is voldoende
fiissche lucht, liet is de weldadige
overvloed van groen en bruin, die ons
ontbreekt.
En daarom, als het lentekleed opnieuw
zich ontplooit, doen wij wel, toe te geven
aan dat onweerstaanbaar verlangen om
eens te trekken uit de plaats waar de
beslommering van den arbeid ons go-
vangen hieldom van ieder gunstig
F li I L L E T O N.
VAN DEN
23.)
Tevergeefs hadden de burgemeester,
kapitein en de dokter het jonge
meisje gevraagd nog wat met een
dergelijke verklaring te wachten,
Anna was daartoe niet te bewegen
geweest. „Juist omdat allen tegen hem
zijn,* had zij gezegd, „juist omdat
allen hem hateD, trots zijn edel ge
moed, wil ik hem openlijk trouw ter
zijde staan 1 Ik ben reeds twee jaren
Abonnciucnts-Advertentlën op zeer voordeelige voorwaarden.
oogenblik gebruik te maken en elke
gelegenheid aan to grijpen, om nieuwe
indrukken op to doen en vernieuwde
denkbeelden in ons op te wekken, ge
zond en frisch on krachtig, zooals
natuurkinderen dat zijn.
Hoe heerlijk dat allen dit genot kunnen
smaken I Hier althans bestaan voorrech
ten, noch uitzonderingen want, om de
gaven van het heerlijke „buiten deel
achtig te worden, hebben we geen
gevulden buidel noodig en behoeven we
ons weinig moeite te getroosten.
De gave van te zien en op te merken,
van te genieten van wat slechts voor
het grijpen ligt, bezit ieder, en het
staat aan ons zeiven, die gave te ont
wikkelen. En toch is het een zekere
waarheid, dat weinig menschen zich de
kunst weten eigen te maken van zich
te laven uit de rijkste aller bronnen.
Wanneer we honderd wandelaars
tegenkomen, dan zijn daar geen drie bij,
die wezenlijke opmerkzaamheid wijden
aan wat hen omringt in de natuur. Zij
zien menschen, kleeding enzzij be
spreken menschen, hoogstens zaken,
zeiden de Schepping, die wij, minder
juist, de onbezielde plegen te noemen.
'tls opmerkelijk, hoeveel menschen,
als ze zich naar buiten begeven, daar
een soort van gymnastische oefeningen
voor beenen en iongen van maken. Zij
hollen steeds babbelend voort en hebben
Jl'olcilrAV»- --- 7") f A UW I W gVrtll/U ttld
vóór het vertrek. Zóo wordt de mensch,
tot eigen schade, een slaaf van de
dagelijksche sleur, een harde meesteres,
die hem nimmer loslaat en hem ten
slotte elk waar genot vergalt.
Velen vinden het afschuwelijk, wan,-
neer iemand de neiging heeft om alléén
uit te gaan. zy kunnen zich niet
voorstellen hoe iemand het kan stellen
buiten een zoogenaamd „gesprek.» Zij
begrijpen ook niet, hoe iemand zoo
zachtjes kan wandelen en telkens stil
staan en bezichtigen, waar eigenlijk
niets te bezichtigen valt. Zij snappen
het maar niet, in welk opzicht de eene
boom verschillen kan van den anderen en
wat „nieuws" of «moois" er altijd zou
kunnen zijn. Heusch, zij hebben, thuis
komende, niets gezien.
Wel, vrienden, we willen hot gaarne
gelooven. Wie met zijn gedachten elders
vertoeft en vol is van wat hij juist
moest ontvluchten, om weer eens
een frisch mensch te worden, niet alleen
in bloot stoffelijken zin, die lean ook
moeielijk iets zien of opmerken, wat
buiten dien gedachtenkring gaat. Wij
gunnen U gaarne uw zonderling genot;
maar meer gevoelen wij voor uw
eenzamen buurman, die, hoe eenzaam
zijne verloofde Zoo lang mijn vader
leefde mocht ik, tegen zijn wil in,
dit niet aan ieder mededeelen, thans
kan ik dit doen I"
Anna's verklaring had te Luttach
een pijnlijken indruk gemaakt. Er
werd schaDde over gesproken, doch
zelfs de ergste lastertongen moesten
spoedig zwijgen, daar Anna handig
vermeed de goede Luttaehers reden
tot praten te geven. Nooit mocht haar
verloofde haar op haar kamer bezoe
ken, zij zag hem slechts als haar
vaderlijke vriend, de dokter, hem uit-
noodigde.
Deze, die in den beginne lang niet
ingenomen was met de eigenzinnig
heid van het aan zijn zorg toever
trouwde meisje, wist thans niet genoeg
over haar lieftalligheid te spreken.
Hij had wel altijd van haar gehouden
reeds toen zij nog een klein kind was,
doch nooit, zeide hij, had hij geweten,
hoe schoon, hoe lief zij was. Zijn
vrouw dweepte met dit lieftallige,
ook, zich ongetwijfeld niet alleen
gevoelt
Versta ons wel, vriend!—Het is onze
bedoeling niet een pleidooi te houden
voor het alleen uitgaan. We kunnen het
ons zoo levendig voorstellen, iioe vrien
den en vriendinnen, hoe gelieven, hoe
ouders met hun kroost hunkeren naar
den Zon- en feestdag in den heerlijken
zomertijd, om samen zich naar buiten te
begeven en samen te genieten. Maar
we hebben er ons dikwijls over verbaasd,
hoe al die menschen van het allerbeste,
dat zo genieten kunnen, zich zelf zoo
moedwillig kunnen berooven. En toch
js het niets dan een vraag van oefening.
Er zijn geboren natuurvrienden, dio geen
fraai gevormden boom, geen zeldzaam
plantje, geen bloemperk kunnen
voorbijgaan zonder te zien, te bewon
deren en te leeren, die aan het minste
voorwerp aandacht kunnen schenken en
alles met belangstelling volgen. Zij
komen altijd rijker thuis dan ze heen
gaan, aangenamer en beter gestemd en
kunnen tevreden wezen over zich zelf.
Anderen moeten zicli moeite geven, zich
inspannen, en dan loont de inspanning de
moeite niet dadelijk althans. Maar,
we zeiden het reeds, 't is een vraag van
oefening. Kunnen we ons gewennen de
zaken voor een enkel oogenblik thuis
te laten en ons te troosten met de
gedachte dat we ze later des te flinker
genoeg besproken en belasterd worden,
dat noch wij noch zij beter worden,
door altijd over de tong te gaan,—
kunnen we de gedachte in ons opnemen,
dat de mode en het fatsoen er wel
zullen komen zonder ons, —dan zullen
we allicht ook de kleine overwinning op
ons zeiven behalen, om opzettelijk onze
aandacht te vestigen op het opengeslagen
boek, vol van wonderen en heerlijk
heden, dat zoo luide spreekt tot hart
en verstand.
Slechts de éérste stap is het, die
moeite kost, en als we dien eersten stap
kunnen zetten op den weg die ons voert
naar de kennis en de waardeering dei-
ons omringende heerlijke natuur, dan
zal alras het terugkeeren ons onmogelijk
zijn en het bij het voortgaan elke schrede
lichter vallen en welhaast ook elke
schrede meer een nieuw genot brengen.
Naar buiten!-In het woelige, bedrij
vige leven kleeft zooveel stof en onrein
heid aan ons. Als we naar buitengaan,
dan het stof afgeschud van de voeten,
want daar moet de plaats waarop wij
staan, ons zijn: heilig land Naar
buiten, in dien heeriyken tempel van
ongekorven hout, laat ons zeiven daar
bescheiden kind en verheugde er zich
dagelijks over, dat de schoone Anna
haar huisgenoote was geworden.
Thans eerst begreep hij, dat zelfs de
hardvochtige vrek, de oude Pollenz,
de lieftalligheid van dit kind niet had
kunnen weerstaaD, dat hij uit vrees,
dat Anna hem zou kunnen verlaten,
het niet gewaagd had haar tegen te
houden als zij 's middags naar het
bosch ging om haar Eranz te zien-
Zoo lieftallig, zacht en bescheiden
als Anna jegens hare verwanten en
vrienden, jegens den burgemeester, den
kapitein, den dokter en diens vrouw
was, zoo ruw en terugstootend was
zij jegens den rechter. Ik vernam van
den kapitein, dien ik eiken ochtend
in den tuin vond, dat de rechter zich
nog steeds mat de dwaze hoop vleide,
den afkeer, dien Anna voor hem ge
voelde, te zullen fnuiken. Hij had,
sedert zij bij den dokter inwoonde,
meermalen getracht, haar te naderen,
doch. was steeds met diepen afschuw
zijn als de leliën des voidslaten we
daar ons kinderen gevoelen, daar nu
en dan eens de oogen sluiten voor de
wereld, die genoog heeft aan haar eigen
zorg en kwaad, om de gedachten op te
heffen tot de majesteit, die de natuur
ons predikt.
Binnenland.
Een paar katholieke bladen
over het votum van
dr. Schaepman.
Dr. Schaepman is het eenige katho
lieke Kamerlid geweest die vdór de
wet op den persoonlijken dienstplicht
heeft gestemd. De „Tijd" zegt dit
te betreuien. Vooral bij de herinnering
van betgeen door den welsprekendeu
afgevaardigde voor Almelo op de
bijeenkomst te Utrecht ten aanzien
van den persooulijken dienstplicht
werd in 't midden gebracht, had het
blad gewacht dat de katholieke af
gevaardigden,voor zoover zij aanwezig
waren, eenstemmig tegen het regee-
ringsontwerp zouden opgetreden ziju.
Verder zegt het blad
„Dat dit niet het geval was, wij
maken daarvan niemand een verwijt.
Iedereen moet stemmen ten slotte
gelijk hij voor zijn geweten zich
verplicht acht te doen. En wij kunnen
ons overwegingen voorstellen, die dr.
Schaepman deden besluiten, hiertegen
het eenparig votum zijner katholieke
medeleden in te gaan. Ze hier aan
te geveD, achten wij weinig voegzaam,
een openlijke toeneming van ur.
Schaepman-zelven te verwachten. Maar
zelfs ook waar die toelichting ons
overtuigde van eenige noodwendig
heid, die zich hier deed gelden, van
mogelijk belangrijk voordeal voor
land en volk, dat naar zijn schatting
door zijn stem viel te bereiken, wij
zouden daarin maar moeilijk kunnen
berusten bij de gedachte, met hoeveel
geharrewar van allerlei aard zijn
votum het katholieke Nederland al
vast bedreigt."
De „Maasbode" acht het in deze
zaak plicht bezadigd, maar stellig
hare overtuiging uit te spreken
en dan komt zij tot de conclusie, dat
de heer Schaepman ernstig tekort is
geschoten in de naleving van het
Program der katholieke staatspartij,
dat hij zelf te Utrecht heeft helpen
tot sland te brengen.
„Negentien van de 20 aanwezige
katholieke Kamerleden, zegt het blad,
hebben hunne handteekeniDg gestand
gedaan. De heer Schaepman heeft
gemeend zich bij de radicalen, socia
listen, anti-revolutionairen en liberalen
ten deze te moeten aansluiten.
„Het valt hard voor de katholieken,
naar aanleiding van die houding het
liberale Vaderland spottend te hooren
uitroepen
Voor ons is zij een bewijs, dat het
de ware Schaepman niet was, die,
bezwijkende voor de eer om altijd en
onder alle omstandigheden op te
treden als grootredenaar der partij en
speculeereude op de kans om de hem
ontglipte leiding weer te mogen grij
pen, te Utrecht als kampioen der
plaatsvervanging oreerde en voor
waarden stelde.
En niet minder hard valt het te
bespeuren hoe van eene zijde, die
altijd om „eenheid" in onze partij
gebeden heeft, de met zooveel moeite
tot staud gebrachte eenheid opzettelijk
weer is verbroken."
Eene schoone overwinning.
Om de beteekenis te doeu uitkomen
van de overwinning door de ministers
Eland en Borgesius behaald, toen hun
wetsontwerp op den persoonlijken
dienstplicht door de Kamer met zulk
eene aanzienlijke meerderheid werd
aaugenomen,kangewezen worden ophet
feit dat reeds in de troonrede van 1872
aangekondigd werd dat de medewer
king der Kamers zou ingeroepen wor
den tot wijziging der wet op te Na
tionale Militie.
Wij schrijveu nu 1898, en eindelijk
is het groote beginsel van den per
soonlijken dienstplicht in onze mili
taire wetgeving opgenomen. Hoeveel
voor dit beginsel gestreden is, hoevele
ministers er te vergeefs hunne krachten
aan beproefden, de geschiedenis daar
van vult menige donkere bladzijde.
Maar juist daarom moet men de beide
staatsmannen prijzen die zich door al
die sombere antecedenten niet lieten
ontmoedigen, en het woord wisten te
vinden om hun voorstel aannemelijk
hunne talenten is ook toch gebleken
dat het rechtvaardigheidsgevoel in ons
parlement sedert 1872 reuzenschreden
heeft afgelegd. Ware dit zoo niet, dan
zouden zij ook niet de kracht gehad
hebben om hunne taak zoo glansrijk
ten einde te brengen.
afgewezen. De kapitein en ook de
dokter hadden haar gevraagd althans
de gewone beleefdüeidsvormen in acht
te nemen, doch zij had verklaard,
voor dien man geen vriendelijk, be
leefd woord te hebbenzij veraf
schuwde en verachtte hem niet alleen
omdat haar vader haar eeDs had wil
len dwingen hem haar hand te geven,
doch omdat zij stellig overtuigd was,
dat hij een slecht mensch was. Zij
kon daarvoor geen reden geven, doch
zij gevoelde, dat die overtuiging juist
was.
De kapitein en de dokter hadden
deze verklaringen van het jonge
meisje niet alleen aan mij medege
deeld, maar zij gingen te Luttach
van mond tot mond. Er werd in die
kleine plaats veel gespot met de on
gelukkige liefde van den rechter.
Mizka vertelde mij eiken avond wat
er alzoo in de stad gepraat werd,
want in die dagen praatte men slechts
over de mooie Anna en haar twee
De Borgtochtonwet.
Men weet dat het wetsontwerp tot
regeling der borgtochten van reken-
plichtige ambtenaren zonder eenigen
strijd, zonder hoofdelijke stemming
zelfs, ia de Tweede Kamer werd aan
genomen. De Avondpost zegt het vol
gende van dit wetsvoorstel
De zekerheid, welke rekenplichtige amb
tenaren bij het aanvaarden van hun ambt
moeten stellen, kan bestaan ia contanteD,
vaste goederen of Grootboek-inschrijvingen.
Wie de middelen daartoe niet bezit, kan,
indien het Bijk zich niet tevreden stelt
met eene persoonlijke borgspreking door
particulieren, de dieneten gebruiken van
«Eigen Hulp» en van enkele andere ver-
eenigingen van dien aard. Al daze manie
ren komen echter voor de belanghebbenden
op schade neer, hetzij in den vorm van
renteverlies, hetzij in dien van premie en
kostenbetaling. Terwijl nu, volgens de
statistiek, het voorkomen van tekorten,
die op de rekenplichtigen verhaald moeten
worden, zöo zeldzaam is, dat daarvoor
gemiddeld niet meer dan f 2400 's jaars
benoodigd is, terwijl de schatkist niette
min de zekerheid, van mogelijk verliezen
te kannen verhalen, niet mag missen,
minnaars.
Het was misschien niet goed van
me, dat ik naar dergelijke praatjes
luisterde, doch ik ontken niet, dat zij
mij belang inboezemden, en ik kon
nooit besluiten de praatzieke Mizka
in de reden te vallen, als zij mij
vertelde wat er in het stadje werd
gepraat.
Ik voelde niet veel sympathie voor
den rechter, doch het deed mij toch
leed voor hem, want hij ging blijk
baar zeer gebukt onder de omstandig
heden, waarin hij leefde. Dat hij in
den grond geen slecht mensch was,
had hij mij bewezen door de wijze,
waarop hij ten opzichte van zijnen
doodsvijand handelde, tegen wien hij
geen valsche verdenking wilde uit
spreken. Het was een ongeluk voor
hem, dat hij liefde gevoelde voor
een jong meisje, dat hem veraf
schuwde. Ik kon het niet billijken,
dat bij toch haar gunst trachtte deel
achtig te worden en zich hierdoor