HET GEHEIM
Maandag;
30 Mei.
jNo. 62.
BURGERLIJKE STANG.
L E V E U.
RECHTER.
36e Jaargang.
1898
tod Courant behoort een Bijvoegsel.
Gemeentebestuur,
ggBISY6&VggIItl&SH.
i: IIILLGT O i.
Binnenland.
VLISSINGSCBE COURANT
Prijs per drie maanden 1Franco per post X.15.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever:
F. VAN DE VELDE Ji., Kleine Markt, I. 187.
ADVERTENTIËNvan 1 4 regels 0.40. Yoor eiken regel
meer 10 cent. - Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfd»
advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groote letters
en cliché's worden naar plaatsruimte berekend.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond.
Telephoonnnmmer ÏO
Abonnemcnts-Advcrtentiën op zeer voordeelige voorwaarden.
Uithoofde van liet Pinkster-
feest verschijnt a.s. Dinsdag
geen nummer onzer Courant.
De Ambtenaar van den Burgerlijken
Stand der gemeente Vlissingen brengt
ter algemeene kennis dat op Maandag
(2e Pinksterdag) de aangiften van
geboorte en overlijden kunnen geschieden
van des middags 12 tot 1 uur.
Vlissingen, den 28 Mei 1898.
De Ambtenaar voornoemd,
A. A. A. E. GEWIN.
Onveiligheid Vaarwater.
D» Burgemeester van Vlissingen,
gelet op de mededeeling van den heer
Commissaris der Koningin in Zeeland
dd. 17 dezer, brengt ter kennis van
belanghebbenden
dat in den loop der maanden Juni,
Juli, Augustus en September e.k.
schietoefeningen zullen plaats hebben in
de stelling van den Helder.
Op de dagen dat gevuurd wordt,
zal van het betrokken fort eene roor'.e
vlag waaien van minstens een uur vóór
den aanvang der oefeningen, alsmede
gekleurde vlaggen aangevende de richting
waarin gevuurd zal worden.
Bovendien zullen op die dagen groote
waarschuwingsborden worden geplaatst
aan den ingang der haven en op de
batterij Visehmarkt, vermeldende de
plaats waarvan en in welke richting
dien dag gevuurd zal woiden, terwijl
nabij de haven en nabij het Torpedo
magazijn borden zullen worden geplaatst,
waarop is aangegeven de beteeker.is dei-
gekleurde vlaggen, als volgt
Een roode en witte vlag beteekent
Nzwarte vlag O wit en roode vlag
Z, witte vlag W., wit en zwarte vlag
N.O., rood en zwarte vlag Z.O., zwart
en witte vlag Z W., zwart en roode
vlag N.W.
Bij nachtelijk vuur van het fort
Kijkduin, zullen bemande vaartuigen
beneden en bovenstrooms der vletten,
waarop gevuurd wordt, geposteerd wor
den, teneinde elke nadering van eenig
vaartuig aan het vurende personeel te
seinen, om het vuur tijdig te doen
staken en zullen, behalve de maatre
gelen hierboven vermeld voor hot vuren
overdag, op gemeld fort alsdan 2 roode
lantaarnlichten vertikaal ten opzichte
van elkander getoond worden.
Vlissingen, 27 Mei 1898.
De Burgemeester voorn.
VAN DOORN VAN KOUDEKEBKE.
VAN DEN
Ook aan de eigenaardigheden der
bevolking raakte ik spoedig gewend.
Mijn
omgang met de landslieden, die
A op mijn tochtjes ontmoette, kon
helaas slechts zeer oppervlakkig zijn,
daar wij elkander niet verslonden.
Slechts enke mannen, die vroeger sol
daat waren geweest, konden gebroken
lJuitsch spreken, de vrouwen spraken
meestal geen enkel woord Duitsch,
Na menigen strijd heeft moeder na
tuur de lang gehoopte overwinning
behaald op het onderworpen rijk van
koude en duisternis. In de velden bloeit
het madeliefje, en de wilde ranonkel, het
schoone nederige pinksterbloempje,
breekt het zachte groen der weiden door
zijn vroolijk geel. Het zonnetje speelt
door hel reeds dichtere lover en hart
en gelaat keeren zich bljjde naar de
gezegende bron van zooveel heerlijkheid
en rijkdom.
Nu is die schoone tijd gekomen,
waarin het dankbaar gemoed de ware
vreugde van het stoffelijk leven geniet.
En terwijl alles lacht en jubelt, terwijl
de moeiten en bezwaren weer over
wonnen worden, het droevig verleden
vergeten en het lijden lichter gevoeld,
paart zich aan de vreugde van het heden
de hoop der toekomst.
Ginds op de velden, door de nijvere
hand des menschen bezaaid, zet zich
reeds korrel en vrucht. De vruchtbare
moeder-aarde belaadt zich opnieuw met
hare heerlijke schatten, en reeds maakt
dezelfde hand die de korrel uitstrooide,
zich gereed tot de inzameling der eerste
vruchten.
Het Pinksterfeest is het feest van den
oogst. De oogst, die zooveel arbeid en
inspanning vordert, zooveel vlijt en over
leg, zooveel opgewektheid en kalme
voortvarendheid. De oogst, die zoo meni
gen droom vervult en zoo menige hoop
teleurstelt, die over het wel en wee van
een geheel gezin, ja van een gansche
wereld kan beschikken, maar die boven
alles dit leert dat de mensch niet
maaien zal waar hij niet gezaaid heeft
en niet zal oogsten waar hij niet heeft
gearbeid.
Leven is arbeiden. Leven is, uitgaan
voor onze taak, voor onze roeping, zaaien
en planten, om voort te brengen en te
oogsten. Leven is, het stoffelijk bestaan
te vereenigen met een redelijk en zedelijk
beginsel.
Ook op zedelijk gebied schijnen zonnen
en bloeien bloemen. Ook op dat gebied
koestert de mensch zich in hare stralen
en verheugt zich in hare geuren, en
voelt zich bezield en meegesleept om
zelf ook uit te gaan, te arbeiden en te
zaaien en toe te brengen tot den
grooten oogst.
Het Pinksterfeest is een zegefeestjhet
feest waarop een groot deel der men-
schenwereld den aanvankelijken triomf
herdenkt van het beginsel van het ware
leven en van de hoogste zedelijkheid.
en het viel haar zelfs moeielijk de
enkele Slavische woorden, die Mizka
mij geleerd had, doch die ik slecht
uitsprak, te begrijpen. Van een ge
sprek kon geen sprake zijn, maar
toch trachtten die goedhartige Sla
vische landlieden zich tegenover den
vreemdeling van den besten kant te
toonen.
De boeren hielden het bepaald voor
een eer, den vreemden «vliegenvan
ger" hunne weiden gastvrij voor zijn
doel af te staan, ofschoon zijn
sporen zich in het platgetrapte gras
duidelijk toonden. Geheel in tegen
stelling met de Zwitsersche boeren,
die vreemdelingen met grofheden
overladen, als dezen het wagen slechts
een pas van den weg in de weiden
te doen, lieten mij de ICrainerboeren
bereidwillig overal planten, vlinders
en kevers verzamelen, waar ik maar
wilde, ja, zij wezen mij zelfs de plaat
sen in de hooge, elke weide begren
zende steenmuren, waar ik het ge-
Te midden van de verschrikkelijke
beroeringen der wereld, terwijl de oorlog
nog in zijn ruwste gedaante rondwaarde
en het geweld heerschto, terwijl de
volken verzonken waren in den nacht
der onwetendheid,of zich overgaven aan
een wuft en zinnelijk bestaan, werd,
in oorspronkelijke schoone eenvoudig
heid, het beginsel van vrede en van
reine menschelijkheid gepredikt door
mannen, wier zin voor het goede ge
dragen werd door liefde en vereering.
En nooit is een meer treffend getuigenis
afgelegd, dan toen die predikers optraden
voor de verbaasde blikken der wereld,
voor het woord dat, waar de mond
zwijgt die de waarheid doet hooren, de
waarheid zelve niet tot zwijgen is
gebracht.
Sinds heeft de aarde bijna tweeduizend
malen haren jaarlijkschen loop om de
zon volbracht en nog altijd wordt het
woord, dat innige menschenliofde, dat
reine zedelijkheid en waarachtige be
schaving predikt als de eenige beginselen
van het leven, gericht tot diezelfde
wereld, die het zoovele eeuwen geleden
vernam en nog altijd niet geheel van
hare verbazing is bekomen. Nog wordt
die stem vernomen te midden van den
oproerkreet der volken en het dreigen
van het oorlogsstaal. Nog is de geest
van het booze en van de duisternis
niet verwonnen, ja zei fff ue geest van
het goede nog niet gekomen tot elk
mensehenkind op de wijde, wijde wereld.
Toch blijft het Pinksterfeest zijne
onschatbare waarde behouden voor allen
die aan de zegepraal van het goede
gelooven. Wanneer wij in de wereld
geschiedenis de ontwikkeling van een
nieuw beginsel gadeslaan, dan staan
wij dikwijls verbaasd over de in ons
oog zonderlinge wijze, waarop die ont
wikkeling plaats heeft. Boven alles
verbaast ons de langzaamheid,waarmede
het doordringt. Dikwijls schijnt het ons
toe, dat zij tot stilstand, tot achteruit
gang zelfs gedoemd is. Maar als wij
lang verloopen tijden met het heden
vergelijken, dan komen wij tot de
vertroostende overtuiging, dat de
menschheid zich toch niet beweegt in
een cirkelgang en dat zij wel degelijk
vooruitgekomen is op de baan, die haar
leiden moet naar meerdere volmaking.
Niet alleen de vormen zijn veranderd,
ook het wezen der dingen heeft wijziging
ondergaan. De mond van zoo menig
Apostel, als in het verleden uittoog, en
ook nog in het heden uittrekt voor de
groote beginselen, waarvan de Pinkster
gedachte de hoogste vertolking is, heeft
toch niet te vergeefs gesproken, is niet
geweest de stem des roependen in de
woestijn.
En, geen wonder. Welke verhevene
gedachten wekt het Pinksterfeest niet op
in het gevoelig menschenhart: in waar.
heid gedachten des levens.
Hoe menig heerlijk beeld uit de
geschiedenis vertoont zich voor onzen
geest, vol van geestdrift en bezieling,
strijdende, lijdende en stervende desnoods
in den dienst dier verheven beginselen,
die alleen de menschheid duurzaam
kunnen leiden op het spoor der vol
making.
Leven, dat doen wij inderdaad slechts,
als diezelfde beginselen ons in al hun
volheid doordringen. Zooals de natuur
ontluikt onder de stralen der zomerzon,
zoo ontluikt ook het hoogere, geestelijke
leven slechts als het gemoed ontvan
kelijk is voor den indruk der stralen
van de zon van liefde, recht en waarheid.
Laten wij ons toch nimmer den moed
doen ontnemen, om zeiven ons te
rekenen tot de apostelen van het licht
in de duistere wereldstad, waar zoovele
treurige ervaringen op het gebied van
den zedelijke vooruitgang ons deel zijn.
Baatzucht,heerschzucht,genotzucht,geene
enkele hoofdzonde in éen woord, die
van dien vooruitgang niet de verklaarde
vijandin is en altijd de overwinningen
van een hooger levensbeginsel voet voor
voet betwistte. Wij blijven bezield van
dat beginsel en vervuld met de blijdo
hoop van dien heerlijken geest des
goeds, die langzaam, maar met onbe-
driegelijke zekerheid de wereld doortrekt.
Wees ons dan welkom als immer, en
bestraal ons, heerlijke zon van het
Pinksterfeest, als een zinnebeeld van al
wat liefelijk en goed, van al wat waar en
rein is,
Naasting der beide spoorwegmaat
schappijen door den Staat.
Dit zou volgens de berekening van
prof. Treub geen bagatel zijn. Na
vooropgesteld te hebben dat de spoor
wegovereenkomsten van 1893 van de
zijde der regeering met een aan het
ongeoorloofde grenzende lichtvaardig
heid en gebrek aan zaakkennis zijn
gesloten en daarbij zoo goed als niets
is gedaan om de nadeelen der parti
culiere exploitatie te ondervangen of
te verminderen, en aangetoond te
hebben dat hare ontbinding voor den
Staat met elk jaar financieel bezwa-
render wordt dat men haar laat voort
duren, en dus de verbreking een ge
biedende plicht is, levert de heer Treub
eenige cijfers om dit aan te toonen.
makkelijkst kon rondzwerven en dik>
werf hielpen zij mij bij het verzamelen
zonder op eenige belooning aanspraak
te maken zij namen hoogstens een
sigaar aan en dankten daarvoor met
vele Slavische woorden.
Ik heb op mijn talrijke reizen zel
den een goedïiartiger, vriendelijker,
behulpzamer bevolking aangetroffen,
dan in dat steeds zoo afgekeurde
Slavische zuidelijke Krain. Nooit heb
ik er een onvriendelijk woord gehoord,
noch iets van den veel besproken
haat jegens den Duitscher opge
merkt.
En toch bestond die, toch wortelde
die diep in alle harten, doch hij
richtte zich, zooals de burgemeester
mij den eersten avond had gezegd,
Diet tegen de Rijks-Duitschers, doch
alleen tegen de Krainers, die daar het
Duitsch wilden trouw blijven in het
Slavische land. Daarvan kreeg ik
dagelijks bewijzen door de uitdruk
kingen, die ik jegens Franz Schorn
hoorde.
Ik stelde belang in den jongen man
en liet geene gelegenheid voorbijgaan
zonder naar zijn toestand,naar zijn vroe
ger leven, naar alles wat hem betrof,
te informeeren. Ik had zoo gaarne de
verdenking, die ik jegens hem koes
terde, op goede gronden bestreden,
maar wat ik omtrent hem vernam,
strekte niet om die verdenking te
verminderen, ook niet om die
te versterken en bovendien, ik moest
erkennen, dat de bronnen, waaruit
ik putten kon, niet geschikt waren,
om mij een goed beeld van den in
treurige afscheiding levenden jongen
man te geven, daar al die bronnen
partijdig waren. Alleen de adjunct,
de kapitein en de burgemeester kon
den zich eenigszins boven het tegen
hem heerschende vooroordeel verhef
fen en de goede eigenschappen van
den jongen man erkennen.
Dat Franz Schorn een flink, dege
lijk landbouwer was, die de van zijn
Blijkens zijDe btcijfering dan zou de
naasting van beide maatschappijen
op dit oogenblik vereischen 151 mil-
lioen (voor de H. IJ. S. M. 80 en voor
de Staatsspoor 74). In '1900 zal 't 5!/a
meer zijn, zoodat, ruim gerekend, 160
millioen henoodigd zal zijn. Tegen 3
pet. leenende, moet daarvoor 1631/.,
millioen worden opgenomen, welke een
jaarlijksche rente van f 4.897.500
eischt. Daar staat tegenover, dat de
staat zal ontvangen de tegenwoordige
netto ontvangsten der beide maatschap
pijen 3.600 000 en 3 250.000),
welke bate door besparing voor kosteD
van toezicht,verschillende uitgaven voor
exploitatie enz., stijgt tot ƒ8.492.500.
Er blijft dus na aftrek van de rente
een saldo van 3 595 000 of bijna 21/.
pCt. over het geheele kapitaal. Gesteld
dat er 2 pet. werd besteed voor amor
tisatie, dan zou het overblijvende saldo
altijd nog groot genoeg zijn om den
Staat die thans 1.74 pet. ontvangt
van het aanlegkapitaal, een rente
van 3 pet. te vergoeden, terwijl daarna
over tariefsverlaging, over sterkere
amortisatie of over grootere spoorweg
uitbreiding zou kunnen worden ge
dacht.
Tienden.
Onlangs werd door het Nederlandsch
Landbouwcomité eeDe commissie be
noemd tot onderzoek van het vraag
punt der tienden. Thans is aan de
leden toegezonden een nota van den
secretaris van het comité over ,af-
koopbaarstelling van tienden."
In de eerste plaats wordt een histo
risch overzicht gegeven van de vele
pogingen, die reeds sedert het begin
dezer eeuw zijn aangewend om tot
afschaffing der tienden te geraken, en
wordt er op gewezen,dat successievelijk
een negeDtal oDtwerpen in de Kamer
werden gebracht, doch herhaaldelijk
door de Eerste Kamer werden ver
worpen, tot eindelijk de wet van 12
April 1872 werd aangenomen. Nadat
de inhoud en beteekeuis dezer wet
zijn uiteengezet, wordt de vraag ge
steld Hoe is de werking dezer wet
geweest
Bij de beantwoordiog wordt ver
klaard, dat in de kwarteeuw, loopende
van 1872 tot 1896, is afgekocht voor
een bedrag van f784,135 tienden van
het Staatsdomein, f 1,340,169 van het
Kroondomein en f6,785,446 van par
ticulieren, dus te zamen f8,859,750,
waarbij opmerkelijk is, dat de afkoop
van particulieren verre het grootst ie,
waarschijnlijk omdat de meeste do
meinentienden zoogenaamde bloktien-
den zijn, waarvan de afkoop aan vele
bezwaren onderhevig is en over het
algemeen niet gemakkelijk wordt ge
maakt. Ook de Landbouwcommissie,
ingesteld bij K. B. van 18 Sept. 1886,
heeft hierover geklaagd, en de secre
taris wijst erop, dat bij het bureau
Yan het Landbouwcomité herhaaldelijk
klachten zijn ingekomen, o. a. nog in
het laatstverloopen jaar uit Gendrin-
gen „naar het eenpari? oordeel der
landbouwers geschieden er bij het
innen der tienden vanwege het Kroon-
ouders geërfde gronden op zijne wijze
met goed gevolg bewerktedat hij
iets degelijks geleerd had, zich eene
boven zijn stand verheffende kennis
had verworven, werd door ieder erkend
doch over zijn karakter luidde het
oordeel zeer treurig. Het was een
trotsche, woeste, tot daden van ge
weld in staat zijnde jonge man, die
vol partijhaat zijn Slavische werklie
den slecht behandelde. Hebzuchtig
en hardvochtig als hij was, kende bij
geen mededoogen voor de armen. Zijn
eenig doel was geld te verzamelen en
zijn grondbezit te vergrooten, daarom
had hij ook het oog geslagen op de
rijke, mooie Anna Pollenz, niet omdat
hij haar lief had, doch slechts uit
hebzucht Zoo oordeelden zijn vijanden
over hem, alleen de kapitein en de
adjunct beweerden, dat hij een man
van eer was, wien men geen enkele
lage handeling kon verwijten dat hij
weinig sprak en trotsch was, dat hij
in den partijstrijd met beleedigende