HET GEHEIM I Huisraad ONZE KONINGINNEN, L11JIT." Maandag 25 April. PEN No. 48. 36e Jaargang. 1898 RECHTER. Binnenland. Blüïlerii, at isfbode 6 1 25 lA Gemeentebestuur. DRANKWET. thuis en op reis. F E L JL E T O N. dranken ft. Vanille Vespetro Elixir de Spa Frambozen Triple Sec F. Mei wijn. doende, nco. venter.» anvrage. TSGEBREK mden Secretaire, rdje, enz. iu dezer Courant. d Loskade, URG. en naar verkiezing, n stok of geheel Maandags afge- tdags en DROGE Vrijdags thuis- :en en prijsopgaaf issingen', J. VADER. Plein Vierwinden, oote Markt, C 51 ON 13 T dl O) 0 c 1 S3 3 t voor 2 porties lere tube voor een J. GOETHEEK .nketbakkersen nsterdam. nm 3 25 en 6 20c) 3 55 j) 6 50 m l 55a) en 4 50 2 15a) 510 3 25 6 20c)f) 3 45 6 40 f 10 40 Breskens hoog- 7 30 uur boot van 7U 6 5 6 46 6 24 6 7 7 15 7 52 8 36 9 10 9 25 952 107 8 4 7 3( 1 8 5 7 89 7 81 *8 51 d*9 56 1031 10 40* 10 57 geland over Vli«— voor België en 6 38 10 28 7 5011 40 8 32112 29 8 48 12 88 4 10 «J* 3 50 675 4 18 o *0 00 »v - VS I 14 6»* 10 S vlissisusche courant. Prijs per drie maanden f 1. Franco per post 1.15. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever: F. VAN DE VELDE Ji., Kleine Markt, I. 187. ADVERTENTIÉNvan 1—4 regels f 0.40. Voor elkta regtl meer 10 cent. - Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing d«rz»lW« advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. firoote letters en cliché's worden naar plaatsruimte berekend. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Telephoonnummer ÏO Abonnement»-Advertentiün op zeer voordeelige voorwaarden. Verzoeken om vergunning tot verkoop van Sterken Drank in 't klein. Burg. en Weth. van Vlissingen gelet op art. 5 der wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad no. 87), zooals die is gewijzigd bij de wetten van 23 April 1884, (Staatsblad no. 54) en 16 April 1885 (Staatsblad no. 78) doen te weten dat bij hen z(jn ingekomen twee verzoeken om vergunning den verkoop ran sterken drank in het klein te mogen voortzetten, le van P. M. W. SCRRöDER in perceel M 14, Badhuis, 2e van A. BOSMAN, in perceel K 140, Paarden straat. Vlissipgen, den 21 April 1898. Burg. en Weth. voorn. VAN DOORN VAN KOUDEKERKE. De Secretaris, G. J. BISSCHOP. i Belangstelling toonen in wat ons belang behoort in te boezemen, is plichtsvervulling. Geen wonder dan ook, dat wij Neder landers gaarne onze aandacht schenken aan wat onze vorstinnen op hare bnitenlandsche reis wedervaart, en dat men zich ginds beijvert, ons in dit opzicht zooveel mogelijk te voldoen. Bij het inzien van die berichten, zooals ze thans weer uit Frankrijks hoofdstad toestroomden, kwam ons dik wijls onwillekeurig een glimlach op de lippen. Geen wonderde over-ijverige pogingen der Fransche pers, om het publiek, ginds en hier, op de hoogte te houden, waren soms uitermate ver makelijk. Geene enkele bijzonderheid werd verzuimd, geen enkele omstandig heid overgeslagen. Men deelde ons de gansche levenswijze en de geheele ilagverdeeling der hooge bezoeksters mede, het uur van ontwaken en van rust, den tijd van het gebruik van spijs en drank en vooral de samenstel ling van het menumet hoeveel paar den gereden werd in een open of een gesloten rijtuigwie het gezelschap uitmaakten, waar de vorstinnen kwamen, hoe zij ontvangen werden, welke woor den zij spraken, kortom, haar gansche doen en laten, tot in het minste en geringste. Men wist, niet alleen wat werd, maar zelfs wat gedaan van den O. De weg links leidt naar het afge- gen huis, die ter rechterzijde leidt di rect naar de kapel St. Nicolaas, zon- er het afgelegen huis te raken. U nnt niet dwalen. Ik raad u den zou worden. Wanneer heden op zeker uur en op zekere plaats een ontbijt werd gebruikt, dan wist gister de ge heele wereld dat het zow gebeuren. Wanneer heden het bezoek aan een openbare plaats werd vermeld, kwam morgen een blad het tegenspreken, en meedeelen dat geen enkele zott worden bezocht Zóó ging het voort 1 „Precies als bij ons", zegt deze of gene. Ja vriend, daar wilden we U juist hebben. Precies als bij onsmaar wat bij onze naburen in den vreemde ver makelijk kan worden genoemd, kan het minder bij ons. We spraken boven van belangstelling, en van den plicht om die te toonen. Maar wat ons past, ons landgenooten en onderdanen, het is eene e e r b i e d i- ge, geen nieuwsgierige belang stelling, het is een belangstelling, die niet ontaardt in ongepaste uitpluizerij, in een onbescheiden nagaan, eindelijk in een bedenkelijke inbreuk op de particu liere vrijheid, en dat nog wel van de hoogste personen in den Staat. Men iet gewoonlijk zeer weinig op die dingen en ziet en leest alles alsof het zoo van zelf sprak en zonder er veel bi) te denken. Aan de zaak zelf verandert dit echter niets. Kan ooit iemand de gast, zelfs voor een paar uren de tafelgast der koningin zijn, zonder dat het den anderen dag tot in de verste hoeken van het land geweten worde? Kan ooit de vorstin een open bare plaats, ja zelfs een feest in haar eigen, bijzonder huis geven, zonder dat hare kleeding tot in de minste bijzon derheden wordt opgegeven, zonder dat men verkondigt op welk uur Hare Majesteit verscheen, hoe zij er uitzag, hoe iaat zij zich terugtrok in hare vertrekken, met wie ze zich onderhield, ja minzaam onderhield, wie haar gasten waren, enz. enz. Wanneer het Hare Majesteit behaagt zich ergens heen te begeven, zooals een gewoon sterveling het kan doen, dan is er geen macht ter wereld die verhinderen kan, dat Zij zich onopge merkt en vrij beweegt, geheel vrij van alle aangaperij en lastige belangstelling, dat zy kalm en rustig komt en gaat, dat zij geniet, zooals een gewoon mensch dat kan en wil en zooals een gewoon mensch recht heeft te doen Maar neen er is altijd een menigte, en altijd toejuichinger moet altijd ontvangen wordenaltoos moeten er toespraken wezen en geantwoord wor den, om de eeuwige bloemruikers van de och zoo lieve jongejuffrouwen niet te vergeten. En des avonds Vriend, weg te nemen, de kortste zelfs door ons, Luttachers, 'a zelden gebruikt, daar hij, vooral 1 het dalen, lang niet zonder ge- Wr ia. Alleen de districts-rechter, die veel van bloemen houdt, klimt vaak langs de steile rotsen naar boven, om dat daar enkele zeldzame, mooie plan ten groeien," De raad was welgemeend, en ik besloot hem te volgen, ofschoon die schoone, zeldzame planten voor mij wel wat verleidelijk waren, doch ik stel mij niet gaarne onnoodig aan ge vaar bioot. Wij keerden naar den tuin terug, waar de ochtendkoffie ons reeds in de schaduw van den wilden win gerd in het prieel wachtte. Ik ontbeet vlug, want ik brandde van verlangen de bij St. Nicolaas op gehoopte eutomologische schatten te zien. Nauwelijks een kwartier later bevond ik mij reeds, gewapend met stok en groote parapluie, den botani seertrommel op den rug, de tasch ge vuld met glazen voor kevers,en doosjes voor rupsen en vlinders, op weg naar Sl. Nicolaas. De kapitein had mij den weg zoo nauwkeurig beschreven, dat ik wer- men zal u zeggen in welk rytuig Hare Majesteit gereden heefthoe de paarden aangespannen waren wat bezichtigd is en waarin de hooge bezoeksters belang stelling betoondenwie tot het gevolg van Hare Majesteit behoo jenof er wat gebruikt is, en zoo ja, wat en waar. Het is een eindeloos afkijken, bespreken en uitbazuinen, een eeuwig herkauwen van dezelfde zaak, een misselijk getoe ter en gevlei. Men zegt, Hare Majesteiten hebben er niet veel last van en lezen het niet. Wat het eerste betreft, kunnen we ons, zelfs by een gekroond hoofd, niet voorstellen dat het gaarne zich altoos- durend van wierook omringd ziet, dat het gaarne altoos wordt aangegaapt, toegesproken en besproken op dezelfde wijze. Wij kunnen ons niet voorstellen dat de Koningin niet eens gaarne zoo vrij zou willen wezen, als de vrije mensch, zoo laag geplaatst op den maat- schappeiijken ladder, dat niemand zich de moeite geeft van op hem te letten. En wat het laatste aangaat, wel, het komt ons voor, dat er geen Dagblad of tijdschrift in Nederland moest bestaan, dat Hare Majesteit niet ten allen tijde in handen kan nemen, zonder het met een echt menscbeiyk gevool van afkeer, op zijn zachtst met een glimlach neet te leggen. Bedenken we wel eens, welk een ontzaglijk geduld, welk een geoefende kracht er noodlg is, om zich steeds te bewegen in een wereld waarin aller oogen op ons zijn gericht en aller pen nen over ons in beweging komen Vragen we ons zeiven wel eens met ernst af, hoe wij ons zouden gevoelen, waar de minste bijzonderheden van ons dagelijksch leven voortdurend en alom werden rondgebriefd Bedenken we wel eens dat het Hoofd van den Staat een mensch is, met menschelijke behoeften en wenschen, die zwaar gebukt gaat onder den plicht van steeds de hoogste waardigheid met eere op te houdendat allen steeds alles van hem eischen, dat hij overal een vriendelijk gelaat moet vertoonen, nooit een blijk mag geven van misnoe gen, over wat een centenaarslast moet wezen? En kunnen wij onze belang stelling niet doen gepaard gaan met dien gepasten eerbied, waarmee toch dikwijls onze houding tegenover de eersten van het land in volslagen strijd komt Wy zouden, in gewijzigden zin en in het groot, het voornemen willen uitvoe ren van een burger eener groote stad, die medelijden had met den burgervader, omdat deze dagelijks door honderden gedwongen werd den groet dien zij hem kelijk niet dwalen kon; bij had hem uitlokkend genoemd, doch daarmee had hij niet genoeg gezegd, hij was heerlijk schoon. Het was een waar genot bergopwaarts te gaan; telkens vertoonden zich nieuwe natuurtoo- Deelen bij de talrijke krommingen. Liefelijk lag aan mijn voeten bet zin delijke Btadje Luttach tusschen sma ragd-groene weiden, hellend tegeo den stellen bergwand. Majestueus troonden op de spits van een kale rots achter de stad de ruïnen van een vervallen, oud slot, welks ridderlijke bezitters zeker eenmaal in den grijzen voortijd het rijke Luttachdal beheerscht had den. Waarheen meD het oog ook wendde, 't zij naar beneden, naar de, door en kele bloeiende vruchtboomen omgeven tuinen en het vol buurten liggende dal, of naar de, in de verte schijnbaar het dal afsluitende hooge bergen met hun in 't zonlicht schitterende rots punten, overal was men verrukt over op straat brachten, beleefd te beant woorden, en daarom wilde voorstellen een door alle burgers stilzwygend aan genomen wet van twee artikelen van dezen inhoud //alle burgers groeten den burgemeester de burgemeester groet niemand». Tjet voornemen is, meenen wij, nooit uitge-r-jerd, maar wij zouden een dergelijke gedragslijn niet anders dan passend hebben gevonden. En nu zouden wij ernstig willen vragen of het niet beter ware en meer in overeenstemming met hare hooge positie, dat wij ook tegenover Hare Majesteiten altijd en in alles een derge lijke gedragslijn volgden Wij weten wel dat de vorsten leven moeten met en te midden van hun volk en dat ze omringd moeten zijn door de trouw van het volk maar dat sluit niet in zich, dat het gansche volk ze steeds moet aangapen en haar geringste handelingen bespieden en verbreiden. Aan eerbied voor de kroon ontbreekt het ons nietmaar laten wy dien eerbied toonen door onze vorstinnen minder te bespreken, zooals men niet bespreekt wat men het meest acht en liefheeftbijv. zijn moeder of zijn echtgenoot Wat wij in deze regelen gezegd heb ben, geldt meenen wij voor alle tijden maar het geldt toch meest tegen den tijd, dat de vorstinnen zich gereedmaken om in het volle licht op te gaan, voor- het volk dat haar beiden huldigt. Laat die tijd van voorbereiding ten minste een tyd van bescheidenheid wezen, en van stille, kalme en waardige hulde. De heer Ketelaar over leerplicht. In eene vergadering van de afdee- ling 's GraveDhage van den Radicalen Bond aldaar beeft het lid der Tweede Kamer, de heer Ketelaar, Donderdag avond over bovenstaand onderwerp het woord gevoerd. Uit deze redevoering stippen wij het volgende aan uit 't verslag der N.R.Ct. De heer Ketelaar wees er op dat waar als dooddoender bij de bestrijding van leerplicht 't argument wordt gebezigd dat hetNederlaudscbe volk,het volk dat zich heeft vrijgevochten, en zooals het verder gezwollen, luidt, te veel aan zijne vrijheid hecht om zich een der- gelijken dwangmaatregel als leerplicht te laten welgevallen, met Dog meer recht kan gewezen worden op Zwit serland, niet minder een land der vrijheid en waar reeds, sedert langen tijd de leerplicht is ingevoerd. Volgens spreker ontbreken in de wet op den leerplicht voorstellen tot betere ar menzorg, voeding en kleeding van kinderen van overheidswege, herha- lingsonderwijs, (desnoods tot het 18 't schoone gezicht En dan die prachtige, heerlijke morgenHet was een genot hier in de bergen te wandelen I Het crucifix aan den weg was ver bazend vlug bereikt, ik sloeg den weg rechts in en spoedig lag het kerkje van St. Nicolaas voor mij. Tot dusverre was ik, zonder mij door mijn verzamellust te laten op houden, kalm doorgewandeld, thans echter, nu het doel van mijn tocht bereikt was, moest ik met zoeken en verzamelen beginnen. Ik genoot nog even van het prachtig gezicht, dat ik over de toppen der laag staande eiken van af de stoep van het kerkgebouw over het dal had, en bracht toen mijn verzamelappar&ten in orde. Ik kon voor mijn verzameldoel moei lijk een beter terrein vinden dan in de omgeving van St. Nicolaas. Het kerkje lag midden in het, meest door boogstammige eiken gevormde woud, waarin het laag hout welig tierde jaar), maar zou hij toch niettegen staande deze tekortkomingen de wet willen aangenomen zien, al ware bet alleen om een dam op te werpen tegen het betrekkelijk schoolverzuim, en uit overtuiging dat wanneer leer plicht is ingevoerd, eene wensch naar uitbreiding van de wet uit het volk zal opgaan. Bij het debat werd de aandrang van den heer Ketelaar naar voeding en kleeding van schoolkinderen van overheidswege bestreden op grond dat een dergelijke staatsinmenging zor geloosheid bij de gezinnen verwekken en ook niet in de band zal werken beperking van het kinderenaantal bij de arbeidende klasse, wanneer deze inziet dat de overheid zich met de zorg van voeding en kleeding belast. Deze bewering werd door den heer Ketelaar wederlegd door op het feit wijzen dat vele ouders, wier kinderen door de particuliere liefdadigheid ge kleed en gevoed worden, dit verre van aangenaam vinden en er voor be danken zoodra de nood, die hen tot het inroepen van die liefdadigheid noopte, maar eenigszins geweken is. Kan onze handel kwaad bij den oorlog tusschen Spanje en Amerika? Het „Hbl." heeft aan eenige be langhebbenden bij de vaart op Ameri ka hunne meening gevraagd over de gevolgen voor onze koopvaardij van den oorlog tusschen Spanje en de Vereenigde Staten. Zooals bekend is, bebooren noch Spanje,tiocb de Vereenigde Staten (met Mexico) tot de mogendheden, die het traktaat van 1856 omtrent het verbod van kaperschepen en bescherming van neutraal goed geteekend hebben. Nochtans zullen de Vereenigde Staten zich aan de bepalmgen van dat trak taat houden. Van Spanje is echter niets bekend, dan dat bet kapersche pen uitgerust heeft; maar er bestaat nog altijd kans, dat ook deze oorlog voerende mogendheid de algemeen geldende bepalingen van het oorlogs recht zal erkennen en geen middelen zal toepassen die daar mede in strijd zijn (tenzij Spanje, wegens zijn bekende financieele omstandigheden, zich door geldgebrek verplicht mocht zien, op roof uit te gaan) Zijn beide staten fatsoenlijk, dan heeft de eerlijke handel onder onzijdige vlag geen direct gevaar te dachten. Het is gebruik geworden, dat oorlog voerende partijen vooraf door de consuls kennis geven, welke goederen zij als oorlogscoutrabande beschouwen al wat daarbuiten valt is dan veilig. Wat moeilijkheid kan meebrengen is een blokkade van de haven van NewYork, en hierop bestaat altijd eenige kans, al is bet voorloopig niet waarschijnlijk, dat Spanje oorlogsmid delen genoeg zal bijeen kunnen bren gen om een effectieve blokkade uit te voeren. En is deze niet effectief, dan wordt zij niet erkend en de bandel heeft er geen hinder van. Slaagde waar het eikenhout lichter werd, daar spreidde zich onder de afzonderlijk staande boomen een tapijt van bonte, prachtige weidebloemen uit, waarop tallooze vlinders van de eene bloem naar de andere fladderden. Het woud ging van af de kapel deels in dicht begroeide, deels iu minder dichte par tijen tegen den zacht steigenden Nanos op, tot de grens van het kale, bijna plantenlooze kalkgesteente. Reeds mijn eerste pogingen tot ver zamelen werden door goed gevolg be kroond, ik vond op de bladeren van een eik een rups, die vrij onbekend wastoen ik haar nauwkeurig be keek, herrinnerde ik mij de beschrij ving, het was de rups der Saturnia caecigenaMijn grootste wensch was vervuld Slechts een natuurvorscher kan zich mijn blijdschap begrijpen, mijn geluk, die het gevonden exemplaar in mij opwekte. Ik vergat alles, de schoonheid der omgeving, waarvoor

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1898 | | pagina 1