HET GEHEIM Vrijdag 15 April. leerplicht. No. 44. 36e Jaargang. 1898 F E I I L L E T X. RECHTER. Binnenland. ÏLHSSINSSCIE COURANT Pi-ya per 'drie maanden ƒ1. Franco per post 1.15. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever: F. VAN DB VELDE Ji., Kleine Markt, I. 187. ADVERTENTIËNvan 1 4 regels 0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. - Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend, ftroote letters en cliché's worden naar plaatsruimte berekend. Verschflnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Telephoonnummer ÏO Abonnements-AdvertentiSn op zeer voordeelige voorwaarden. IETS OVER II. (Slot.) ■Wij hebben in ons eerste artikel ge- zegd, dat men den leerplicht vooral moet beschouwen uit een sociaal oog punt, dat wil zeggen uit een oogpunt van maatschappelijk belang. Dat belang zal en moet er door worden bevorderd. Ben van de treurigste, maar niet zeldzaam voorkomende maatschappelijke verschijnselen, is wel de verregaande verwaarloozing der opvoeding in het ge zin. Vaak wordt daar- in het geheel niet gelet op het onderwijs en de vrucyfen die het afwerpt, ja, wordt de taak van den onderwijzer vierkant tegengewerkt en afgebroken wat door hem met moeite is opgebouwd. Intusschen, er is r.iet altijd schuld aan de zijde der ouders. De harde ar beid om het bestaan, waaraan helaas cok maar al te vaak de vrouw moet deelnemen, en die er de ouders toe dringt, zoo vroeg mogelijk de kinderen winstgevend voor het gezin te maken, is eene verklaring, zooal geene afdoende verschooning. Zeker, in die wanverhou dingen kan leerplicht niet onmiddellijk verbetering brengen maar toch zal die verbetering langzamerhand komen. Hoe meer en hoe beter schoolbezoek, hoe meer het kind ook zal zijn toegerust, wanneer het zelf de.n maatschappelijken levensstrijd moet aanvaarden, die niet zal uitblijven. Geschiedt dat te vroeg, wordt het kind slecht onderwezen en onvoldoende onderlegd aan het werk gezet, dan staat het reeds vast, dat zijn toekomst nimmer zal wezen wat zij bad kunnen zijn. Dringend wordt in onze dagen de eisch gehoord naar verbetering der so ciale wetgeving, en terecht. Een aan zienlijk deel van het volk, duizenden onder de arbeidende klassen zijn door om standigheden in een toestand geplaatst, die de hulp van staatswege volkomen rechtvaardigt. Te begrijpen is het, dat men het liefst maatregelen ziet, die direct verbetering brengen, zooals b. v. de verzekering tegen ongelukken, de pensionneering, enz. Uitmuntend maar de wet op den leerplicht is ook zulk een sociale wet, die, dit is het onderscheid, wat meer langs een omweg, wat minder rechtstreeks, het volk ten goede komt die vooral aan een volgend geslacht ten bate zal zijn. Welnu, laat ons dan niet twisten over de vraag welke der gewenschte of noodige maatregelen vóór behooren te gaan welke wet wjj eerst moeten VAN DEN Da groote ruimte leek misschien grooter dan zij werkelijk was, daar slechts enkele meubelen langs e lange wanden stonden. Tusschen beide vensters stond een ouderwet- scoe, niet bont katoen overtrokken aota met steile leuningdaarboven 'n£eeB ovale spiegel met zwart gepolijste Jijat, voor de sofa stond een srtote uittrek-tafel, waaraan, als zij maken. Laat ons aanvatten wat de hand vindt om te doen. Het eene vereischt wat meer onderzoek en voorbereiding dan het andere, en de leerplicht is zeer gemakkelijk tot 'stand te brengen. Laat ons, het eene willende, het andere daarom toch niet nalaten. Ondeugd, misdaad, zwakheid, ze heerschen alom, onder alle rangen en standen der samenleving. Toch staat het vast dat de slechtst onderwezenen het meest onze gevangenissen vullen, de armoede onder hen de meeste slacht offers maakt. Zij zijn het vooral, die ons de belastingen opleggen, de zware belastingen, die wij kennen onder de be namingen van uitgaven voor he£ armbe stuur en kosten van het rechts- en gevan geniswezen. Dus, als men het zoo wil, zelfs een geldelijk belang dringt ons tot den maatregel, omdat wij de uitgaven die de leerplicht voor den Staat met zich zal brengen op andere wijze hon derdvoudig kunnen besparen. Men heeft, met het volste recht, van het door de regeering ingediende wets ontwerp getuigd, dat het in hooge mate de deugd der gematigdheid bezit. Ja, het is naar onze meening zelfs de vraag, of de gematigdheid hier niet wat te ver gedreven is Het ontwerp wil de ouders vrijlaten hunne kinderen niet naar school te zen den, wanneer op de voor hen bereikbare school, onderwijs wordt gegeven in eene richting die zij verkeerd achten. Wordt door deze bepaling het doel der wet niet werkelijk in gevaar gebracht De regeering meent van neen, omdat bij ongeregeld schoolbezoek gemoedsbe zwaar niet als reden van vrijstelling wordt aangenomen. Goedmaar wanneer men nu de ouders, die hunne kinderen alleen 's winters naar school zenden, die ze aan doorgaand langdurig school verzuim gewennen, die ze op te jeug digen leeftijd van de school nemen, wil dwingen aan hun kroost voortdurend, geregeld schoolonderwijs te doen genie ten, zullen dan de gemoedsbezwaren niet blijken van de familie der padde stoelen te zijn Dan zou het ongeregeld schoolbezoek bij zeer velen in een niet school gaan op grond van gefin geerde gemoedsbezwaren overgaan en het geneesmiddel blijken erger dan de kwaal te wezenWij wilden hierop slechts wijzen. Een groote stap voorwaarts zal het zijn, wanneer gebroken wordt met de tegenwoordige noodlottige gewoonte om de kinderen bij het volbrengen van den twaalfjarigen leeftijd onmiddellijk van de school te nemen. De groote kracht van het ontwerp is naar onze uitgetrokken was, gemakkelijk 24 menschen konden zitten. Een groote kast van dennenhout, een waschtafel met toebehooren, zes met katoen overtrokken stoelen en een reusachtig ledikant, waarin men slechts kon komen door op een stoel te klimmen, vormden het gezamenlijk meubilair de lichtgroen geschilderde wanden waren versierd met vier weinig be duidende, veelkleurige platen, ieder voorstellende een der werelddeelen, gepersonifieerd door een in onbevallige houding rustende, afschuwelijk leelijke vrouw. Zoo was nummer twee, mijD kamer. Zij noodigde nu juist niet uit tot een lang verblijf, doch maakte een kalen, maar zindelijken indruk. Geen stofje lag op de enkele meubels, de planken waren zindelijk en de nog zichtbare vouwen van het hagelwitte beddegoed bewezen, dat er dit pas was opge legd. „Wil mijnheer hier op de meening zelfs gelegen in de bepaling dat de leerplicht zich tot het dertiende jaar uitstrekt, met vrglating om des noods eerst op den leeftijd van zeven jaren met het onderwijs te doen aan vangen, althans indien het kind een be waarschool bezocht. Met dit punt hangen groote opvoed kundigs vraagstukken samenmaar stellig beweegt men zich hier in de goede richting. Niet te vroeg leereneerst lang spe lende zich ontwikkelen en van de natuur aannemen eerst zorgen voor voldoende kracht der herseneneerst waarborg dat het lichaam niet aan den geest worde opgeofferd. Ziedaar lessen van levens wijsheid, die even zoovele schatten bevatten, 'tls waar, wat bewaarscho len zjjn en wat ze wezen moesten, dit wordt nog niet overal goed begrepen toch komen ook daaromtrent betere be grippen tot hun recht en vinden de ouders, de verstandige ouders, het niet meer ,,o zoo mooi,» als de lieve kleinen „o zoo knap" de bewaarschool verlaten, om „proeven" te nemen op meesters methode van onderwijs en opvoeding. Laat de kinderen toch lang spelen, oudersspelen onder de zachte en toch ijzeren tucht der huiselijke opvoering desnoods voor een deel dóór de oordeel kundige behandeling op een goede be waarschool overgenomen. Geeft ze versch en frisch over aan den onderwijzer, die in te vroeg rijpe kinderen niets dan lastposten vindt. öiat ze zoo lang mogelijk van zijn onderricht genieten en houdt ze in vredesnaam niet voor „volleerd". Werkt toch mede aan het heerlijke doel dat men met den leer plicht beoogt. Een groot opvoedkundige heeft eens gezegd: „hoe schoon zou het wezen, wanneer leerplicht kon worden ingevoerd zonder wettelijke verplich tingDat kan, helaas, niet. Maar toch, veel kan wèl. Laten velen den schoonen raad volgen ons dezer dagen gegeven, nu reeds te handelen alsof leerplicht ingevoerd ware dan zal, wan neer het oogenblik van de werking der wet aanbreekt, reeds verkregen zijn wat men eerst na jaren hoopt te be reiken. De belemmering van den buiten- landschen handel door de vervalschingen. Wij ontvangen bij herhaling het verzoek van verschillende firma's, om onze aandacht te wijden aan de er gerlijke knoeierijen, die hoe langer hoe meer onzen boterhaudel onder mijnen, en die eerlang zullen moeten leiden tot een zeer ernstige verzwak- kamer of beneden in de heerenzaal eten vroeg Mizka in zeer goed Duitsch. „Ik kom beneden, doch wil mij eerst wasscben.» „U krijgt dadeljjk frisch water.' Zij verdween, om enkele minuten later terug te komen met een met kristalhelder water gevulde groote karaf en twee witte handdoeken, terwijl zij werd gevolgd door twee groote mannen, die ieder een mijner zware reiskoffers op den schouder droegen. Over langzaamheid en wei nig stiptheid van bediening kon ik mij in dit Slavische logemenD niet beklagen. Na mij gewasschen en verkleed te hebben, ging ik naar de gelagkamer mijn weg leidde door de keuken, waar om den haard weder eenige mannen zaten of stonden. Zij onder hielden zich blijkbaar zeer gemoedelijk met de waardin, die ouderwijl ijverig in de weer was. Ik werd, toen ik kiDg van ons nationaal vermogen. Immers, de buitenlandsche handel wordt hoe langer hoe afkeeriger van het zaken doen met Holland niet meer het land van „melk en honig» maar van „margarine en surrogaat» daar, waar hij bij verkoop van de door oüze knoeiers geleverde waren, onophoudelijk in zijn land bedreigd wordt met strafvervolgiug wegens vervalsching. De hoeveelheden met margarine vermengde boter, die vooral uit Noord- Brabant naar België en ook naar Frankrijk gaan, drukken zoodanig de markt, dat het den eerlijken fabrikant of koopmaD ten eenemale onmogelijk is, zaken te doen een groot fabrikant deelde ons dezer dagen mede dat, daar hij natuurlijk niet aan het „gedwon gen knoeien» mee wilde doen, hij verplicht was den handel met België en Frankrijk geheel op te geven. Wij achten het belangrijk, daar binnenkort hier te lande een ver scherping, reap, herziening der boter- wet, in uitzicht gesteld is, te dezer zake mede te deelen, dat de nieuwe margarine wet die in Duitschland in Oct. j.l. in werking getreden is, vol gens het oordeel van vele scheikun digen en fabrikanten, niet geacht kan worden doelmatig te werken of het bedrog voldoende te keeren. Ons bestek gedoogt niet deze wet in verband met de onze, aan een uit voerige bespreking of critiek te onder werpen, doch in een voor ons land zoo hoogst gewichtige aangelegenheid zal het voorzeker niet ongepast ge noemd kunnen worden, indien zij, wier werkkring dit medebrengt, hier over hunne meening uiten. Wat onze opinie nu in deze aangaat, zijn wij vast overtuigd, dat een degelijke ver betering in den bestaanden onhoud- baren toestand voornamelijk door drie middelen gebracht zal kunnen wor den lo. door belangrijke verscherping der straffen (d. i. toepassing van ge- vangeuistraf en van hooge boete) 2o. door locale inspectie van natuur- boterfabrieken door ambtenaren (con troleurs) 3o. door het verbod vau in de zelfde fabriek margarine en natuur boter te bereiden. Wat het eerste punt betreft wij achten het overbodig dit te verdedigen tallooze malen betalen de knoeiers de betrekkelijk kleine boete zonder eenig bezwaar, daar de winsten enorm zijn, en gaan rustig voort met adverteeren en knoeien. Gevangenis straf is voor dergelijke personen het eenige dwangmiddel. Het tweede punt is misschien te betwisten uit het oogpunt der hooge kosten doch zouden hiervoor zeer goed de hoogere beambten der politie dienst kannen doen, of ook deskundigen en apothekers tegen een billijke ver goeding hiermede beiast kunnen worden, zonder dat het noodig zijn een groot aantal nieuwe ambtenaren aan te stellen. Aangaande het derde punt merken door de keuken ging, door allen vriendelijk gegroet. Toen ik, door Mizka de weg ge wezen, in de gelagkamer kwam, keek ik haastig de groote ruimte door. Sierlijk was de inrichting niet, doch de reinheid van de blank geschuurde tafel verzoende met den eeDvoud. Er waren slechts enkele gasten. Aan een tafel bij het venster zat alleen een jonge man, die geheel in een courant verdiept scheen. Hij keek slechts even op, toen ik het vertrek binnentrad, doch in dat oogenblik toonde hij mij een opvallend schoon gelaat, dat dadelijk weder achter de courant verdween. Het was een echt Duitsch gezicht. Zulke heldere, blauwe oogen, zulk donkerblond haar vindt mep slechts in Duitschland 1 Schoon was het gelaat, doch de uitdrukking er van was te ernstig, misschien zelfs te streng, te hard, om prettig te kun nen heeten. Zoover de ruimte der kamer toeliet wij op, dat reeds zeer veel gewonnen zoude zijn, indien dit verbod op de fabrieken toegepast zoude worden, daar blijkens de ervaring in het buiten land, het toepassen van den maatregel op winkels vooral in kleinere plaatsen, op zeer groote moeielijkheden stuit en voor de minder gegoeden zeer be zwarend is. Wij brengen onze opmerkingen en adviezen bescheidenlijk ter kennis van onze wetgevende macht, en hopen dat in ieder geval spoedig practische maatregelen genomen mogen worden, om onze langzaam, doch zeker te niet gaande zuivelindustrie te helpen. M. t. d. V. Een oordeel over Domela Nieuwenhuis. In de pers der „bourgeoisie» zegt de Amsterdamsche correspondent van de Nieuwe Groninger Courant, ia al bijzonder weinig notitie genomen van Domela Nieuwenhuis' aftreden als redacteur van Recht voor Allen. Enkele bladen hebben in hun pers overzicht iets overgenomen van zijn afscheidswoord, maar daarbij is 't gebleven. Ook daaruit ziet men weer, hoe snel wij leven en hoe betrekkelijk weinig rijd noodig is om ons vertrouwd te maken met veranderingen, waarvan wij toch maar weinige jaren geleden niet hadden kunnen droomen. Domela NieuWenhnis en R. v. A. zijn lang onafscheidelijk verbonden geweest en 't gold als een axioma, dat de een niet buiten den ander kon. Nu is 't toch tot splitsing gekomen, en alleen de socialistische pers heeft daaraan enkele beschouwingen vastgeknoopt. Van den zomer, toen ik eenige weken te Hilversum doorbracht, waar ook D. N. een bescheiden zomerver blijf had betrokken, heb ik den een maal zoo gevierden demagoog her haaldelijk gesproken. Hij zag toen reeds aankomen, dat zijn dagen geteld waren en hij weldra zou moeten bezwijken voor den drang van het parlementarisme. Zijn wensch was alleen nog maar, dat de niet te verhoeden uitbarsting spoedig zou komen, want te verhinderen was zij toch niet en zoo redeneerde hij hoe eer zijne volgelingen hem ontrouw werden, des te eer waren ook de twee èt drie jaar verloopen, die hij noodig achtte om van de dwalingen van het parlementarisme te genezen. D. N. is oud en grijs geworden de invloed van grievende teleurstellin gen is hem niet gespaard. Als furiën staan nu tegenover hem mannen en jongelingen, die niet bes.-ffen willen, dat 't toch voor een groot deel zijn woord is geweest, dat hun hart voor de socialistische leeringen heeft ontvankelijk gemaakt. Veel heeft hij geofferdzijn geachte positie, zijn omvang met mannen van gelijke be weging, zijn geld ook ten deele, en nu het socialisme niet langer door ernstige mannen wordt beschouwd als een onzinnig drijven maar als een machtige, onvermijdelijke voortstuwen- van den jongen man verwijderd, zaten om een groote ronde tafel bij de groote kachel zes of acht heeren hun lange virginia-sigaren rookende bij een glas wijn. De heeren merkten bepaald op, dat ik naar een plaats zocht, want toen ik de kamer binnentrad, schoven zjj dicht bij elkaar, een hunner stond zelfs op en schoof, mij met de hand uitnoodigende tot hen te komen, een stoel aan de ronde tafel. Ik was zeer verrast door een der gelijke voorkomendheid in dit als den Duitschers zoo vijandig gezind getee- kende Slavenland; geheel aangenaam was zij mij niet. Ik had gaarne deze Luttacher heeren, die hier blijkbaar om hun stamtafel verzameld waren, liever eerst uit de verte eens opge nomen, alvorens kennis met hen te maken, thans echter kon ik, wilde ik niet onbeleefd zijn, de gedane uitnoo- diging niet afslaan. Ik moest bij de heeren plaats nemen en mij aan hen

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1898 | | pagina 1