Nicht Eduarda.
In den brand
uit den brand,
tijd.)
Maandag
Maart.
Scttjes uit ie Grondwet.
WEIJEJ\S.
Walstraat H 2211
SOEPEN
L
xix.
36e Jaargang.
1898.
1 83
f
(1
54
39
^7
7
7
IS
1 01
10
13
Pincoffsen, maar BEESTEN van
800 Pond. Dezs week kom ik
li Twee Zware Ossen op de
K, voor een ieder te bezichtigen.
>ok zelfs het plan ze door de stad
Kwaliteit U allen bekend.
'EN 50, LAPPEN 65, STUKJES
reen 70 cent. Alles per Kilo,
geopend. Aanbevelend,
Tli. DE HAMER.
rw VERMAAS, vraagt een fat-
aankomend
l E I SJE.
jÜL
Vitrages.
Igepaste Gordijnen.
Gordijnstoffen.
Lancasters.
r d e n en F r a n j e s.
Spreienenz.
BOUILLON
"O
-s
Cf)
O
O
c
-5
SU
3
ieder tablet voor 2 portion
0,60, iedere tube voor een
BellamykadeN. ZANDEE
AGAAIJ, Banketbakker.
)RN, Amsterdam.
^t 1898.
ORTIJD
vm
11 55c)
nm
3 25d
i) nm
12 25c)
a
3 55
30b vm 10 20
1 55
50b
10 40
2 15
05b
11 55
325d
door
12 15
3 45
C3-
edekenskerke vm
rneuzen
niet gemaakt
8 10
8 40
oerd
van 3,25 naar Breskena hoog
den.
J
9|* 3)415 4
7 44
8 4
2
12 80 3 46 6 5
7 30
1 14 1 8
4 27 6 46
85
56
1 11 42(2 4)
S 24
7 39
iO
22 20 8 46
67
20
1 28 5 10
7 16
7 81
30
2 JO
-i 54
7 52
*8 51
26
8 10
6 37
8 36
10
4 >0 7 40
9 10
d*ü 56
20
4 20 7 50
80
4 30
3
9 25
ü9
4 39
89
52
4 52
8 22
59
4 59
8 29
9
59
8 39
952
J 4
5 14
8 44
25
5 25
8 55
i4
5 84
9 4
(07
i2
5 4 2
9 12
57
5 65
9 26
6 3
34
1081
4
6 12
43
10 40 10 57
1—
:n en naar Engeland over Vlis-
alleen reizigers voor België en
aaijert.
ntwerpen
echelen
Nico laas
ulst
xel
sraeucea
6 58 1u88}2 948
6 38 10 28
7 5011 40
8 32il2 22
8 48 12 38
9 5 112 55
1 25 108
4 10
3 50
ld
4 30
576
*5
i\r
Prijs per drie maanden 1. Franco per post f 1.15.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever:
F. VAN DE VELDE Ji., Kleine Markt, I. 187.
ADVERTENTIËNvan 1 4 regels 0.40. Voor elkea regel
meer 10 cent. - Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groote letters
en cliché's worden naar plaatsruimte berekend.
Verschflnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond.
Telephoonnnmmer ÏO
Abonnements-Advertentü'n op zeer voordeelige voorwaarden.
Bij to Cflurant ter! eso Bpspel
Gemeentebestuur.
HATEN EN GEWICHTEN.
Herijk der Maten en Gewichten-
Burgemeester en Wethouders van Vlissingen,
maken bekend
dat tot den herijk der maten en gewichten in
deze gemeente zal wojxTen gevaceerd in een der
zalen van het huis voor de besmettelijke ziekten aan de
Paardenmarkt den 15, 16, 17, 18, 19, 21, 22,23,
24, 25 en 26 Maart dezes jaars, telkens des
voormiddags van 9 tot 12 en des namiddags van
1 tot 4 uur, als volgt
Voor de ten verkoop bestemde, in magazijnen
en winkels voorhanden zijnde nieuwe maten en
gewichten en voor de gewichten in gebruik bij
apothekers, goud- en zilversmeden (fijnere we
ging 15 Maart.
Wijk A en B 16 Maart.
C 17
D en E 18
F 19
G 21
H 22 en 23
I 24
K L en M 25
de overige wijken 26
De tijd wordt geacht te zijn de middelbare
Amsterdamsche (oude tijd.)
Voorts wordt herinnerd
lo. dat de voorwerpen schoon en droog ten
licriik aangeboden moeten worden en zich dus in
zoodanigen toestand moeten bevinden, dat eene
verificatie en stempeling mogelijk is;
2o. dat lengte-mat envoorzien van merkteekenen
of aanwijzingen van onwettige maten, moeten
worden afgekeurd en ten alle tijde in. beslag ge
nomen kunnen worden
3o.dat de onderdeelen van het Gram (Milligram
Gewichten) uithoofde der daartoe noodige fiine ba
lans, uitsluitend aan het ijkkantoor te Midaelburg
kunnen worden geverifieerd. (Ministrieele be
schikking van den 16 April 1872, no. 193);
4o. dat belanghebbenden zich bij terugontvangst
van hunne voorwerpen moeten overtuigen, dat deze
duidelijk de wettige merken dragen, daar een
beroep op verzuimen, die bij den herijk mochten
zijn begaan, later niet zal ontslaan van rechts
vervolging.
5o. dat na het einde van den termijn van den
herijk l(September 1899) het gebruiken of voor
handen hebben van maten en gewichten, niet
voorzien van het goedkeuringsmerk h verboden
en strafbaar is;
6o. dat het laatst geplaatste goedkeuringsmerk
gedurende minstens twee jaren ongeschonden moet
blijven bewaard en dat voorwerpen, waarvan dat
merk onduidelijk wordt.andermaal tot den herijk
moeten worden aangeboden, waartoe belangheb
benden zich aan net ijkkantoor te Middelburg
kunnen vervoegen.
Eveneens kunnen maten of gewichten waarvan
de gebruikers, om welke reden dan ook, het wen-
schelijk achten dat de nauwkeurigheid gedurende
genoemd he rijktijdvak, voor welke het goedkeu
ringsmerk h dient, meer dan eenmaal aoor den
ijker worden onderzocht, voor dat doel aan het
ijkkantoor te Middelburg worden aangeboden.
Worden de belanghebbenden herinnerd aan het
lste lid van art. 11 der wet van den 7 April
1869 (Staatsblad no. 571, luidende:
„Het bezitten of voorhanden hebben van niet
met de wet of met Koninklijke besluiten ter uit
voering daarvan genomen overeenkomstige maten,
gewichten of weeg werktuigen, op plaatsen bestemd
of gebruikt tot verkoopen, inkoopen, afleveren of
in ontvangst nemen van waren, of waren die
voorwerpen tot grondslag van heffingen of an
dore ontvangsten strekken, is verboden," alsmede
art. 3, waarin de onderscheidene gewichten wor
den opgenoemd welke mogen worden gebezigd
luidende
De stoffelijke gewichten zijn stukken van 50,
25, 10, 5, 2 en 1 K.G, [pond], 5, 2 en 1 hecto
gram, [ons] 5, 2 en 1 dekagram [lood], 5, 2 en
1 gram [wichtje] en 500, 200, 100, 50, 20, 10. 5
2 en 1 milligram.
Terwijl voorts nog wordt kenbaar gemaakt dat
de verificatie kosteloos geschiedt, doch dat de
aan het rijk verschuldigde justeergelden bij de
teruggave der gewichten moeten worden voldaan.
En is hiervan afkondiging geschied, waar het
behoort, den 5 Maart 1898.
Burg. en Weth. voornoêmd,
VAN DOORN VAN KOUDEKERKE.
De Secretaris,
G.J. BISSCHOP.
F E IJ 8 L L E T O N.
22).
Het is niet mijn plan, een beschrij
■ving- van dien veldslag te geven. Ik
zou bet trouwens ook niet kunnen
want om de waarheid te zeggen, heb
ik van betgeen er dien dag voorviel
later meer uit de boeken gelezen dan
ik er zelf van gezien heb. Immers,
wat kon ik zien, te midden mijner
kameraden en met een wolk van stof
an kruitdamp voor mij uit Het was
uit de boeken en door hetgeen ik de
volgende dagen hoorde vertellen, dat
ik te weten kwam hoe onze zware
De Grondwet wijdt ook een hoofdstuk
aan „den Godsdienst». Een zonderling
hoofdstuk, zou men zeggen, waar toch
het godsdienstig leven van den mensch
geen voorwerp van staatsbemoeiing kan
zijn. Doch de bedoeling der grondwet is
dan ook meer, de betrekking te regelen
tusschen den Staat en de onderscheidene
kerkgenootschappen, en om de vrijheid
van godsdienst aan de ingezetenen te
waarborgen.
Die waarborg is gelegen in de bepa
ling van artikel 167: „Ieder belijdt zijn
godsdienstige meeningen met volkomen
vrijheid, behoudens de bescherming dei-
maatschappij en harer leden tegen de
overtredingen der strafwet."
De waarheid is, dat het nu juist geen
godsdienstige meeningen alleen zijn, die
men met volkomen vrijheid belijden
mag Het woord „godsdienstige" is totaal
overbodigmaar de grondwetgever is
blijkbaar van meening geweest, dat in
andere opzichten geen waarborg voor
vrijheid noodig was.
Ieder mag zijne gevoelens naar wil
lekeur in woord en schrift mededeelen
maar wanneer dat geschiedt in een
vorm, waardoor een misdrijf of eene
overtreding bestaat, dan bestaat er
aanleiding tot eene strafrechterlijke
vervolging.
Alle kerkgenootschappen zijn gelijk
voor de wet. Alle hebben zij aanspraak
op bescherming door den Staat, wanneer
dit noodig mocht zijn. Daartoe moeten
de kerkgenootschappen aan de regeering
mededeeling doen van de regelen, waar
door hunne inrichting en bestuur worden
beheerscht. Zij zijn daarom zelfstandige
zedelijke lichamen geworden.
Niet geheel zeker is het, of die een
voudige mededeeling voldoende is voor
de kerkgenootschappen welke na de wet
van 22 April 1855, de zoogenaamde
wet op het recht van vereeniging en
vergadering, zijn opgericht. Volgens die
wet moeten alle vereenigingen, door be
paalde goedkeuring van de statuten, dooi
den koning, of wanneer zij voor langer
dan dertig jaar zijn opgericht, door eene
bijzondere wet, als zelfstandige rechts
personen worden erkend, en er bestaat
verschil van gevoelen of dit nu ook
geldt voor de later opgerichte kerkge
nootschappen. Veiligheidshalve is het
gebruik de statuten van nieuwe kerk
genootschappen aan de goedkeuring der
regeering te onderwerpen Zoo is in de
laatste jaren, na de bekende doleantie
in de Nederlandsche hervormde kerk,
cavalerie chargeerde, hoe zij over de
beroemde kurassiers heenreed en die
in de pan hakte alvorens zij zich kon
den terugtrekken. Zoo hoorde ik ook,
dat er storm werd geloopen en de
Belgen tot wijken werden gebracht,
maar hoe onze afdeelingen van Park
en Kempt standhielden en de vlucht
verhinderden. Ik kan alleen spreken
van wat ik zelf ondervond gedurende
dien langen dag en over het weinige
dat ik zag in oogeDblikken als de rook
eenigszins optrok en het kanongebul
der even zweeg. En dat is ook betgeen
ik wensch te vertellen.
Ous bataljon behoorde tot de re
serve, die rechts voor de linie was ge
plaatst. De hertog vreesde, dat Napo
leon beproeven zou, aan die zijde om
ons heen te trekken, ten einde ons in
den rug aan te vallen. Alzoo waren
drie Eogelsche regimenten, benevens
de Hannoversche troepen en twee bri
gades lichte cavalerie, daar gelegerd,
om op alle gebeurlijkheden voorbereid
herhaaldelijk goedkeuring verleend op de
statuten der zoogenaamde kerkelijke
kassen.
De belijdeis der onderscheidene gods
diensten genieten dezelfde rechten, zoo
wel burgerlijke als staatkundige, en alle
waardigheden, ambten on bedieningen
staan voor allen open.Dit zegt art. 169,
terwijl, zooals wij vroeger opmerkten,
art. 5 reeds bepaalt dat ieder Nederlander
tot iedere landsbediening benoembaar is.
Art. 170 bevat dus eene uitbreiding
en aanvulling van art. 5.
Opmerkelijk is het, dat art. 169 spreekt
van belijders der godsdiensten. Zijn dit
nu alleen de godsdiensten die in Neder
land bestonden, toen dit artikel in 181-8
werd opgenomen, of zijn er alle gods
diensten der wereld onder begrepen Wij
zouden aan de laatste meening de
voorkeur geven, te meer daar het woord
godsdiensten niet letterlijk kan_ worden
opgevat. Het beteekentmeeningen
omtrent den godsdienst en sluit niemand
uit, ook al belijdt hij geene stellig®
leerstelsels van godsdienstigen aard. De
regeering mag naar iemands meening
in het godsdienstige niet vragen, en
hieruit volgt van zelf dat een Hindoe
of Mohammedaan niet zou kunnen wor
den uitgesloten.
Hieruit moet tevens volgen, dat do
regeering bij het vervullen van ambten
en bedieningen niet vragen mag naar
het kerkgenootschap, waartoe de solli
citant behoort, een heïinsel dat zeer
dikwijls wordt miskend. De eisch, som
tijds gehoord dat de ambten en bedie
ningen zooveel mogelijk naar evenredig
heid van het aantal belijders der
verschillende gezindten moet worden
verdeeld, is met ons staatsrecht geheel
in strijd.
leder kerkgenootschap heeft zijn ge
bouwen aan de godsdienstoefeningen
gewijd en de kerkbesturen zijn volgens
art.170 vrij, om die godsdienstoefeningen
te doen plaats hebben zooals zij willen.
Orde en rust kunnen echter wel door de
godsdienstoefening of in het kerkgebouw
worden gestoord, en de openbare macht
is bevoegd, om, ondanks die vrijheid,
daartegen maatregelen te nemen.
De regel is, dat openbare godsdienst
oefening buiten gebouwen of besloten
plaatsen niet is toegelaten. Die oefenin
gen zijn niet noodig en strekken allicht
tot aanstoot en verstoring van orde.
Gebruiken, die door langdurig tijdsverloop
gewettigd zijn, heeft men toch niet
willen verhinderen. Daarom blijft de
godsdienstoefening buiten de kerk ge
oorloofd waar zij, bij het tot stand
komen der grondwet van 1848 reeds
te zijn. De aanval der Franschen was
echter meer op het front gericht, zoo
dat het reeds laat op den namiddag
was alvorens onze hulp noodig
was.
De Engelscbe batterij, die het vuur
had geopend, bulderde steeds door aan
onze linkerzijde, en een der Duiteche
was rechts aan het werk, zoodat wij
geheel in een wolk van rook waren
gebuid. Maar zoo onzichtbaar waren
we toch niet, of een twintigtal kogels
uit de Fransche kanonnen tegen
over ons kwamen fluitend op ous af
en vielen te midden der onzen. Bij
bet hooreu van dat fluitend geluid,
boog ik onwillekeurig het hoofd. Maar
onze sergeant gaf mij met bet hand
vat van zijn hellebaard een stoot in
de ribben, terwijl bij zeide
„Wees toch zoo overdreven beleefd
niet; als je geraakt bent is het nog
vroeg genoeg om voor goed een bui
ging te maken."
Een dier kogels trof vijf man, die
geoorloofd was.Doze uitzondering isbepaal-
(lelijk toegelaten ten gunste van de be. j
kende processiën der RoomschKatholieken j
die destijds in Brabant en Limburg reeds j
werden gehouden, verder ook in eenige j
gemeenten van Gelderland en Zeeland,
en te Laren in Noord-Holland.
In art. 171 verzekert de grondwet j
aan de godsdienstige gezindheden of hare
leeraars het genot der door dezen ge
noten wordende traktementen, pensioe
nen en andere inkomsten van welken
aard ook, terwijl de regeering het recht
heeft om nieuwe tractementen toe te
leggen of de bestaande te verhoogen.
Toen in 1581 Filips van Spanje als
Heer der Nederlanden werd afgezworen
en de Hervormde kerk aangenomen was
als landskerk, werden de zoogenaamde
geestelijke goederen, die der vervallen
kloosters namelijk, en de katholieke
kerkelijke goederen, bestemd tot fond
sen ten behoeve van de staatskerk,
welker leeraren eigenlijk ambtenaren
van de staatskerk waren. Kerk en Staat
werden als één geheel beschouwd.
Bij de staatsregeling van 1798 werd
het nieuwe beginsel gehuldigd, dat latei-
overal is doorgedrongen maar nog niet
geheel is uitgevoerd, dat de staat en de
kerk zelfstandig naast elkander behooren
te bestaan.
Dientengevolge werden de zoogenaamde
kerkelijke goederen verklaard nationaal
eigendom te zjjn zij zouden voor ar
menzorg en onderwijs worden aangewend
terwijl elk kerkgenootschap voor zich
zelf zou moeten zorgen.
Hoe uitstekend dit beginsel ook wezen
moge, ging het toch niet aan om de
kerkgenootschappen, met het behoud der
ten hunnen behoeve bestemde bezittin
gen, eenvoudig aan haar lot over te laten.
Men zag zich verplicht wat water in den
wijn te doen, en bepaalde dat de be
staande traktementen en pensioenen nog
eenigen tijd aan de leeraren in de
staatskerk zouden worden uitgekeerd.
De constitutie van 1798 had echter
een kort bestaan. Van het bedoelde
voornemen kwam niets, en toen koning
Lodewijk hier aan de regeering was ge
komen, werden ook de katholieken en
andere gezindheden in het genot van
uitkeeriug gesteld. Dit was natuurlijk,
daar er geen staatskerk meer bestond en
de een vrij wel hetzelfde recht had als
de ander, of, zoo men wil, de een al
even weinig als de ander.
Binnenland.
Omslag bij het opmaken van
kiezerslijsten.
Dat het opmaken van kiezerslijsten
weldra een bloedige massa vormden.
Ik zag den kogel als een rooden bal
op den grond liggen. Een andere ging
door het paard van den adjudant, met
het pioffend geluid van een steen, die
in den modder valt. Drie vielen meer
rechts, en naar de beweging en het
geschreeuw te oordeelen, begrepen
wij, dat ze raak waren geweest.
„Wat dunkt u, majoor," zei de
adjudant tegen majoor Reed, die vlak
naast mij stond, „zou het voor onze
manschappen niet beter zijn, plat op
den grond te gaan liggen, nu de ko
gels tot hier komen
„Och," antwoordde deze, „ze zijn
nog jong bet is wel goed, dat ze er
wat aan wennen."
„Ze zullen daarvoor nog gelegen -
beid genoeg hebben, eer de dag ten
einde is," gromde de ander. Maar op
hetzelfde oogenblik bespeurden we,
dat de scherpschutters en het 52ste
regiment naast ons al op den grond
lagen, en gaf kolonel Reynall bevel,
een zeer omslachtig werk is, waarbij
tal van ambtenaren, zooals de ambte
naren ter secretarie der gemeente,
ontvangers en klerken, de directeur
en de ambtenaren van de Rijkspost
spaarbank, die griffie-ambtenaren, de
bevelhebbers van land- en zeemacht,
besturen van liefdadigheidsinstellingen,
heel wat S'-hrijfwerk te verrichten
hebben, is elkeen bekend, die weet in
hoeveel rubrieken de nieuwe kieswet
de candidaat-kiezers verdeelt.
Dat vereenvoudiging ook in deze
kan gevonden worden, is in de „Ge
meentestem" aangetoond door een
burgemeester vau een nietgenoeinde
gemeente, welke een kiezerslijst met
ruim 700 name-i heeft en dus vermoe
delijk eene bevolk-ng van 7000 in
woners.
Deze burgemeester deelt mede, dat
in zijn gemeente vijf instellingen van
liefdadigheid bestaan, aan elk van
welke de volledige voorloopige kiezers
lijst moest worden gezonden, met 771
namen, die alle dus vijfmaal geschre
ven moesten worden, daar alleen de
vastgestelde lijsten gedrukt werden.
Dit jaar werden aan 46 nieuw opge
geven kiezers ook vijf lijsten gezonden.
Het bleek dat geen persoon, die op
die lijsten voorkwam, bedeeld was.
In 't geheel werden door de vijf in-
siellingen in 1897 slechts 29 mauue-
lijke personen bedeeld, waarvan dus
geen enkel die voor bet kiesrecht ia
aanmerking kwam.
Zoodoende heeft de burgemeester
lijsten met 4095 namen moeten laten
schrijven, terwijl niet één daarvan
bleek bedeeld te ziin I Inderdaad een
noodelooze arbeid voor kleine gemeen
ten, waar men met drukwerk zuinig
moet zijn.
Te recht, dunkt ons, vraagt de
burgemeester, of de zaak niet veel
vereenvoudigd kan worden als men
een eind maakt aan de toezending
der lijsten aan de armbesturen en
zich ertoe bepaalt dezen de verplich
ting op te leggen, elk jaar vóór 15
Febr. aan den burgemeester een lijst
te zenden der mannelijke personen
van 24 jaar en ouder, die bedeeld zijn
geworden, en wel door invulling van
blanco-lijsten die de burgemeester
bun jaarlijks toezendt.
Als dan die lijst, gelijk „De Gem.»
aanraadt, alphabetisch wordt iDgericbt,
wat voor de armbesturen, indien men
bun den noodigen tijd laat, niet be
zwarend kan zijn, zal stellig heel
wat noodeloos schrijfwerk worden
voorkomen.
Dezelfde burgemeester wijst er nog
op, dat de wet bovendien onvolledig
is. In zijn gemeente is geen katholieke
kerk, maar de katholieke armen dia
er wonen, worden ondersteund door
eeu elders gevestigd armbe.-tuur, dat
echter thans niet verplicht is opgaaf
van die bedeelden te doen. Daarom
is het wenscheiijk, dat die besturen
de namen van alle door ben bedeel
den met de woonplaats inzenden bij
den burgemeester hunner gemeente,
en dat deze dan zijn ambtgeuooten
de uittreksels daarvan zendt voor
zooveel bun aangaat.
Bij een eventueele herziening der
dat ook wij ons moesten nederleggen.
En toen we een oogenblik later de
fluitende kogels als hongerige wolven
over ons been hoorden gaan, waren
we met dat bevel recht in onzen schik.
Ook nu vernamen we nog telkens een
krak en een plomp, gevolgd door een
gil van pijneen bewijs, dat we
zware verliezen leden.
Er viel nu een fijoe regen en hier
door bleef de rook laag hangen, zoo
dat we alleen konden zien wat kort in
onze nabijheid voorviel. Maar volgens
het gebulder der kanonnen moest de
slag algemeen zijn. Vierhonderd stuk
ken werden aanhoudend afgevuurd en
het gebulder was zoo vreeselijk, dat
ons trommelvlies dreigde te barsten.
Verscheiden dagen later hadden de
meesten onzer nog suizingen in de
ooren.
Vlak tegenover ons, op de helling
van een heuvel, stond een Franach