Nicht Eduarda.
Maandag
28 Februari.
No. 25
36e Jaargang.
1898.
Bij te Courant Moert
Binnenland.
VlISSINfiSCIE COURANT.
Prijs per drie maanden 1. Franco per post f 1.15.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever:
F. VAN DE VELDE Jt., Heine Markt, I. 187.
ADYERTENTIËNvan 1—4 regels 0.40. Yoor eiken regel
meer 10 cent. - Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groote letters
en cliché's worden naar plaatsruimte berekend.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond.
Telephoonnummer ÏO
Abonnements-Advertentiën op zeer voordeellge voorwaarden.
Schets van het ontstaan en de
geschiedenis der Fransche Schandaal
processen Dreyfus-Zola.
III
Het antwoord op de vraagof herstel
van rechten mogelijk is, of eene her
ziening van het vonnis kan worden
verkregen, schijnt wel bevestigend te
moeten luiden. Hoogstwaarschijnlijk zal
die herziening moeten uitgaan van den
Minister van Justitie, of liever van eenen
Minister van Justitie, want de tegen
woordige Minister zal daarvoor niet te
vinden zijn.
Troosten wij ons met de gedachte
dat de tegenwoordige bewindslieden in
Frankrijk even zwak ziin als hun tal-
looze voorgangersdat de republikein-
sche regeeringsvorrn zelf gevaar loopt
en reeds lang zou bezweken zijn, wan
neer een geschikt en gewild pretendent
voor den troon ware te vinden ge
weest. Elke dag kan ons brengen een
ander Ministerie, ja zelfs een revolutie
en een andere regeering een koningschap
of een volkssouvereiniteitwant in
Frankrijk is op dit gebied niets onmo
gelijk.
Maar, indien eens de onschuld of de
mindere schuld van Alfred Dreyfus
bewezen werd, hoe zou Frankrijk dan
vergoeden het onrecht en het ontzaglijk
zedelijk nadeel, door zijne slechte in
stellingen en zijne ontaarde begrippen
van recht en eer veroorzaakt
Na deze korte uitweiding keeren wij
tot de eigenlijke zaak terug.
Na een langdurig geschrijf voor en
tegen en ten slotte eene interpellatie
van het senaatslid Scheurer-Kerstener
in de Eerste Kamer, die op niets uitliep,
kwam de groote stap.
Dit was de brief van Mathieu Dreyfus,
den broeder van den banneling, aan den
Minister van Oorlog, bevattende eene
aanklacht tegen den majoor Esterhazy
dat deze was de schrijver van het
borderel, waarop Alfred Dreyfus veroor
deeld was.
Wij laten nu geheel daar, of deze
stap van Mathieu Dreyfus verstandig en
vooral of die stap tijdig was. Het
groote feit is dat daardoor de beweging
in haar volle kracht te voorschijn trad.
Reeds in de maand Mei van het jaar
1896 kwam de kolonel Picquart, door
eene toevallige ontdekking op het
vermoeden dat majoor Esterhazy met
verdachte personen betrekkingen onder
hield. Hij deed nasporingen waaruit hem
V E IJ I L L G T 4) N.
16).
«Er lagen genoeg doode manschap-
Pen om mij heen, die nog in het bezit
hunner veldflesschen waren, zoodat
alles had wat ik behoefde. Den
enden dag verscheen een patrouille
l'-chte cavalerie en ik was gered.'
Door zulk soort verhalen werden
w'j het een en ander omtrent zijn
vroeger leven gewaar. Maar spoedig
zou de dag aanbrekeD, waarop wij
'neer van hem zouden te wfeten ko-
®j®. Hoe dat gebeurde, zal ïk u ver
rellen.
verschillende ongunstige feiten uit het
veelbewogen leven van dezen officier
bleken. Hij gaf van een en ander aan
zijne chefs kennis, die hem eerst een
onderzoek schijnen te hebben opgedragen,
doch later een verder ingaan op deze
zaak afrieden. Picquart vergeleek het
schrift van Esterhazy met dat van het
borderel, en dit versterkte hem in het
vermoeden, dat Esterhazy wel de schrijver
kon wezen van het aan Dreyfus toe
gedachte stuk. Hij sprak er ook over
met den schriftkundige Bertillon, die
toen door de overeenkomst getroffen
scheen.
Van dat oogenblik af schijnt men,
om welke reden dan ook, de verspreiding
van meer licht met geweld te hebben
willen verhinderen. Althans, de kolonel
werd naar Tunis (Afrika) overgeplaatst,
en hij beweert daar aan voortdurend
toezicht onderworpen te zijn geweest,
terwjjl zelfs het geheim der brieven die
hij ontving, werd geschonden.
Toen de zaak Esterhazy, tengevolge
der beschuldiging van Mathieu Dreyfus,
aan de orde kwam, werd Picquart uit
Tunis ontboden en door generaal De Pel-
lieux ondervraagd, maar niet op eene
wijze om inlichtingen te verkrijgen,
maar integendeel om hem voor te stel
len als iemand die zeer verkeerd had
gehandeld en dientengevolge schuld had.
De officieren, die het proces tegen Dreyfus
hadden uitgelokt, konden blijkbaar niet
dulden, dat iemand maatregelen nam,
die tengevolge konden hebben, dat het
gebeurde ongedaan werd gemaakt of
veranderd.
Intusschen had zich ook het senaatslid,
de heer Scheurer-Kerstener, sinds lang
op zjjne eigene wijze met de zaak Dreyfus
bezig gehouden, en was hij door den
uitslag zijner onderzoekingen mede van
de onschuld van den verbannene over
tuigd geworden. Met hem trad in
verbinding de advocaat Demange, de
verdediger van Dreyfus, die twee en
een halfjaar later van een zijner ambts
broeders, Mr. Sallis, tegen wien een lid
van den krijgsraad zich dit liet ontvallen,
vernam dat de rechters in raadkamer
kennis hadden genomen van een of
meer aan den beschuldigde en zijn
advocaat niet medegedeelde stukken.
Den heeren Kerstener en Demange
bleek het al spoedig dat van den Min.
van Justitie, van wien de revisie kon
uitgaan, niets te wachten was, en
daarop volgde de brief van Mathieu
Dreyfus aan den Minister van Oorlog,
bevattende eene aanklacht tegen den
majoor Esterhazy, dat deze zou zijn
geweest de schrijver van het bewuste
borderel. Dit was geen beschuldiging
van landverraad, want wij hebben reeds
Het was een koude, ruwe winter
geweest, maar in Maart was het heer
lijk weer, met een zoelen zuidenwind,
zoodat de boomen reeds begonnen uit
te botten en de weiden groen werden.
Den zeveDden van die maand zou
Jacob Horsecroft terugkomen uit Edin-
burg. Den eersten waren de colleges
reeds geëindigd, maar de examens
duurden nog een volle week. Edu
arda en ik wandelden op het strand
het was den zesden en ik kon
over niets anders spreken dan over
mijn ouden vriend, den eenigen van
mijn leeftijd, dien ik bezat. Eduarda
was zeer stil en afgetrokken, hetgeen
bij haar een zeldzaam voorkomend
verschijnsel was. Maar zij luisterde
glimlachend naar allee wat ik sprak.
«Die arme, goede Jacob 1' zei zij
een paar malen mei een diepen
zucht.
„En als hij door zijn examen komt,"
vervolgde ik, „dan zal hij een eigen
huishouden begineo en zullen wij onze
opgemerkt, dat, wanneer het uitgemaakt
is wie het borderel geschreven heeft,
daardoor nog niet is beslist, dat de
schrijver de geheime stukken aan een
vreemde mogendheid heeft geleverd.
Maar het Ministerie van Oorlog vatte
de aanklacht wèl als eene beschuldiging
van landverraad opwant, na een
voorloopig onderzoek door generaal de
Pellieux en een ander onderzoek door
den majoor Ravary, werd Esterhazy, in
strijd met het rapport van Ravary,
verwezen naar den tweeden Parijschen
krijgsraad, blijkbaar alleen met het
doel om hem aan landaveiraad onschul
dig te doen verklaren, want daardoor
verviel één der gronden, waarop revisie
van het vonnis mogelijk was. Nu deze
grond vervallen is, kan alleen de Min.
herziening bevelen op grond van het
bekend worden van een feit of het te
voorschijn brengen van tijdens het ge
ding onbekende stukken, waaruit de
onschuld van den veroordeelde zou
kunnen blijken; en van dien kant heeft
men niets te verwachten.
s
De bedoeling om Esterhazy onschuldig
te doen verklaren, werd natuurlijk be
reikt. Minder natuurlijk is het, dat
slechts in schijn een proces werd ge
voerd, dat de voornaamste getuige als
beschuldigde werd behandeld, dat de
deuren gesloten werden zoodra het ge
ding eenigszins belangrijk begon te
worden. Minder natuurlij: is iiet, dat
over de hoofdzaken werd heengegleden,
en, zooals door het senaatslid Ranc werd
verklaard, naar duisternis werd gezocht
inplaats van naar licht.
Maar Esterhazy werd vrijgespro
ken, en toen kwam Emile Zola, in zijn
blad, de Dageraad, openlijk zijn zware
beschuldigingen slingeren tegen het
hoofd van de voorname personen uit
dit gerechtelijk treurspel.
Een veelbesproken artikel.
Pastoor Thissen, hoofdredacteur van
de „Limburgsche Koerier», heeft
eenige dagen geleden een artikel in
dit blad geleverd, dat van verschil
lende zijden verontwaardiging opwekte
en o.a. de welsprekende woorden aan
dr. Schaepman in de pen gaf, waaraan
wij in ons nnrnmer van gisteren eene
plaats geven. Het gewraakte artikel
luidt in zijn geheel aldus
«De Jood, overmoedig door zijn woeker-
miiliarden, overmoedig door den steun
van de vrijmetselarij, radicalisme, en
liberalisme, stelt aan Frankrijk den onbe-
schaamden eiBobIk wil mijn Dreyfus
terug, of ik gooi nw heelen boel overhoop.ct
«Verwondert bet dan nog, dat alles wat
in Frankrijk en elders nog een spierke
Eduarda moeten missen.»
Ik trachtte dit schertsend te zeggen,
maar de woorden bleven mij in de
keel hangen.
„Die arme, goede Jacob!' zuchtte
zij nogmaals. En de tranen kwamen
haar in de oogen. „En gij ook, beste,
trouwe Johan voegde zij er bij,
haar hand in de mijne schuivende.
„Eens hield je een weinig van mij,
nietwaar Hé wat een mooi
schip komt daar ginds aan!»
Ik keek op en zag het ook. Het
was een fraaie kotter van ongeveer
dertig ton. Hij kwam uit het Zuiden
en had alle zeilen bijgezet. Maar ter
wij! wij er naar stonden te turen,
werden de zeilen plotseling ingehaald
en lag hij als een meeuw, die de
vleugels sluit, op het water weldra
zagen wij, dat het anker werd uitge
worpen. Het vaartuig lag nu zoo
dicht bij het strand, dat ik duidelijk
een man kon onderscheiden, die een
verrekijker in de hand hield en de
vaderlandsliefde in zijn borst voelt, zich
met verbitterd gemoed tegen 't Jodendom
keert
»De eerste vonk, die in 't magazijn van
Neerlandsch enthoueiasme werd geworpen,
kwam van een soort plattelandsheelmeester.
«Daarna volgden eenige kwajongens
van een gymnasium, die nog niet droog
achter de ooren zijD. En toen verscheen
de ijdele, aanstellerige poseur, Charles
Boissevain, van 't Joodsehe Handelsblad.
«En eindelijk de letterkundige grappen
maker J. van Maurik, van 't Groene
Weekblad.
«Toen de Jood Dreyfus veroordeeld
werd om als banneling op 't Duivelseiland
te gaan verblijven, zei ik mij«Die kapi
tein blijft daar niet. Het Jodendom, dat
met zijn miiliarden èn kiezers èn koningen
beheerscht, zal niet dulden, dat een Jood
als vaderiandsverrader gebrandmerkt blijft.
Jood Dreyfus zal van 't Duivelseiland
weggesebacherd worden». «Juist zooals
wij voorzien hadden. De ex-kapitein Drey-
fue blijft niet onder den vloek van
verraderij iu zijn ballingsoord wegkwijnen.
Zoo wil en eiaobt het de Jood. De Jood
kent zijn macht, zijn geldmacht daarbij
de macht van zijn onverzoenlijken haat
tegen Kristus en tegen allen, die Krietus
met hart en zie) aanhangen. Die baat
tegen Kristus verzekert den Jood den ateun
van allevrijmetselaars.radicalenjiberalisten,
socialisten en anarchisten. Sterk en over
moedig door zijn geldmacht en zijn Kris-
tushaat durit de Jood in onzen tijd alles.
Voor Diets deinst hij terug. «Als duizen
den kristenen door den jood worden uit
geplunderd, als de jood tot die plundering
miniatera, senaatsleden, kamerleden, jour
nalisten, enz. enz. omkoopt, en als dan de
rpchtbank bijna al die scnurbeD vrijspreekt
,van den gruwel der uitplundering van
duizenden arme drommels, dan vindt gij
nauwelijks eenige woorden in Handelsblad,
Nieuwe Rotterdammer en verdere Joden-
bladen cm die wraakroepende onrecht
vaardigheid te brandmerken.
Natuurlijk. Da uitgepluDderden zijn
maar Kristenbonden, zooals de Turk zegt
en de plunderaars zijn Joodsehe menachen,
echte menseben volgens Handelsblad,
Nieuwe Rotterdammer onze beBte bur
gers, volgens 't Groene Weekblad. «De
getuigenissen tegen Dreyfus komen van
de hoogste autoriteiten van Frankrijk. De
getuigenissen voor den Dnivelseilandban-
neling komen van menschen, die tot
vaandeldrager hebben den viezen vuilnis-
karreman Zola, En dat doet kwaad aan
■die getuigenis, al krijgt dat smerig individu
ook al honderden felicitaties uit alle lan
den, ja zelfs, al krijgt hij den warmen
felicitatiehanddruk van den wereldberoem-
den hoofdredacteur van 't Handelsblad,
den kwast Charles Boissevain, alias Van
dag tot dag, enz. enz.
Is het wonder dat dr. Schaepman's
gemoed tegen zulk geschrijf in op
stand kwam, dat de kapitein van
't leger, De Ridder, het abonnement
van de „Limburgsche Courier" voor
zijne cantine opzegde en dat ook
andere geloofsgenooten van den heer
Schaepman hunne verontwaardiging
over het artikel van pastoor Thissen,
van Amstenrade, in krachtige taal
uitspraken.
Een duel.
„Men weet, dat Esterhazy verklaard
had met 10Ü Joden in een kamer
opgesloten te willen zijn, hij zou hen
kust onderzocht.
„Wat zonden die hier komen doen
vroeg Eduarda.
„O, dat zullen waarschijnlijk rijke
Londenaars zijn, die een pleiziertochtje
maken," antwoordde ik. Op de gren
zen waren wij gewoon, alles wat wij
niet begrepen, op die wijze uit te leg
gen. Langer dan een uur bleven wij
naar het schip zien. Toen verdween
de zon achter een bank, het begon
koud te worden, en wij keerden naar
West-Inch terug.
Aan den voorkant van ons huis
hadden wij een tuintje, dat met een
hek aan den weg uitkomt. Aan dat
hek stonden wij dien avond toen de
seinvuren braDdden, toen wij Walter
Scott naar Edinburg zagen rijden.
Rechtsaf van het hek was uit boom
stammen en steenen een soort rots
gemaakt, met zeeschelpen bedekt en
hier en daar met mos en varens be
groeid. Toen wij hier voorbij kwamen,
viel mijn oog op een brief, welke in
dan geheel alleen met een knuppel
doodslaan.
Naar aauleiding hiervan, heeft een
onzer geloofsgeuooten aldaar, een
meester op alle wapenen, Esterhazy
„schriftelijk" uitgedaagd, in tegen
woordigheid van wederzijdsche ge
tuigen, met hem op de Fransche
grens te duelleereu, onverschillig met
welk wapen.
Dit schrijven met de namen der
getuigen, op het stadhuis gelegaliseerd,
is Esterhazy toegezonden en waarin
hij als lafaard uitgekreten wordt,
indien hij niet op den bepaalden tijd
zich ter bestemder plaatse bevindt.
Gisteren begaven zich drie perso
nen naar de Fransche grens alwaar
zij Esterhazy hoopten te ontmoeten.
Voor de waarheid van het hier mede
gedeelde,staan wij ten volle in".
Aldus zegt het Onafhankelijk Isr.
Orgaan.
Verschil tusschen de quaestië 11
Dreyfus en Hogerhuizen.
Door het allesbeheerschende proces-
Zola, waarvan het relaas in de bla
den veel ruimte vorderde, is de quaes-
tie der drie Hoogerhuizen eenigszins
van de baan geraakt. Dit feit gaf den
heer Mansholt aanleiding in „De
Arost." er zijn leedwezen over te
kennen te geven, dat de bladen meer
aandacht wijden aan de quaestie
Dreyfus dan aan die der drie Ho
gerhuizen. Genoemd blad heeft daarop
het volgende geantwoord
«Eenzelfde zaak als de zaak Dreyfus
is die der gebr.Hogerhuis allerminst. Land-
verraad st-l dat de beschuldiging waar
zij, is al het ergste wat men een offi
cier ten laste kan leggen terwijl diefstal
met inbraak betrekkelijkerwije een alle-
daagscb misdrijf moet heeten. De opge
legde straf, verbanning naar het Duivels
eiland, zeer waarschijnlijk in versuffing
of krankzinnigheid eindigend, kan moeilijk
op één lijn gesteld worden met een ver.
blijf in de gevangenis waartoe de gebr.
H. zijn veroordeeld. De Friesche zaak is
berecht in 't openbaar, normaal, geheel
naar den eiscb der wet, zelfs Troelstra
heeft der rechtbank niets te verwijten
Dreyfus daarentegen is in geheime zitting
veroordeeld door een krijgsraad de on
wettige wijze waarop de officieren bet
geding hebben gevoerd, is in Frankrijk de
groote grief. En eindelijk revisie hier
verkregen, wordt ginds met alle macht
geweerd. Voorts dient men in het oog te
houden, dat aan het heropenen van het
onderzoek hier te lande niet meer is
voorafgegaan dan een schermutseling, ter
wijl men in Frankrijk zelfs zulk een revisie
nog niet heeft kunnen verwerven na een
hardnekkig gevoerden strijdwaarhij
dan nog in aanmerking moet worden
genomer), dat men in de zaak-Hogerhuia
ongetwijield heel wat spoediger fijn doel
had kunnen bereiken, wanneer men niet
haar tot onderwerp van volksvergaderin
gen bad gemaakt toch zeker wel het
slechtste middel om juist dat publiek tot
luisteren te dwingen aan welks oordeel
bij een rechtspraak het meest gewicht moet
worden gehecht.»
De liefde tot zijn land is ieder aange
boren, maar heeft de zeer te waardeeren
genegenheid voor ons goede Nederland
den heer M.niet een weinig blind gemaakt
een spleet van de rots was gestoken.
Ik wilde naderbij "-den om te zien
wat het was, it- >- uarda was mij
voor, trok d( «f er uit en stak
hem bij zich.
„Die is voor .j," zei ze lachend.
Maar de 'lach op haar lippen ver
dween, toen zij de ernstige uitdruk
king op mijn gelaat waarnam.
„Van wien is die brief Eduarda?»
vroeg ik.
Zij gaf geen antwoord.
„Van wien is die brief?" riep ik
nogmaals. „Is bet mogelijk dat je
Jacob even valsch behandelt als
mij
„Wat ben je weer ruw, Johan
antwoordde zij, „Bemoei je liever met
je eigen zaken."
«Er ia maar één man, van wien die
brief kan zijn, en dat is De Lapp."
„En al was dat nu zoo wat zou
dat dan nog
De bedaardheid van Eduarda maakte
mij woedend.