Nicht Eduarda. Woensdag* 16 Februari. richten No. 20 36e Jaargang. 1898. Gemeentebestuur. al l°P ik t. bleef echter kt uit het feit ua._ zitting vermaaktJ der bladen I d zijn. tuig heen, omring^ I onen die schreeuw.! 1 Weg metZolajl pen Weg met dj Picquart, geprik. kreten, uitriep; de schandelijk mijne rekening I eker van dat mijn irheid zal zijn. De u, wat ook de lannen in Frankrijk heidsliefde in den Uerlei ongerechtig. land bedolven is Als moed met ïen was, verdienen jerlain heeft zich ;ien in hetblauw- jvaal te verklaren geen inbreuk was iventie, maar het met dit beweren buiten Engeland aan die ontken- het Pruisische en is de regeering dat Nederland nRijn bevaarbaar ken minister wist at Nederland reeds in dit gebrek te n weet is Paul president van de ibliek. Hij kreeg 3176, generaal iten de commis- der stoomvaart een bezoek aan itel Zeeland. Bij .e op beide gevels XI. hoofdgebouw is jlokletters in het en in het blauw even. In de witte roon geschilderd Willem, Prins aart-Maatschappij morgen van half ;ht. 1 het in de bin- is bestemd voor chtdienst. G E N. riemastschoener e naar Dieppe, is gisteren iade op de ha door een aan ril met het van erpen bestemd udesheimer." omschip „Hum- Ismid, bestemd Bath aan den is derwaarts n Vlissingen. Febr. Hartog, wedr. ïgeh. d. 50 j. 23 j. en A. N. •ingemanse, jm. 23 j. - P. n J. Bosschaarc, wedr. 56 j. en kse, geb. Vader, Bruijne, d. geois, d. W. - W. C. Go- - W. G. Eve- Duivewaardt, G. Sierevogel, C. D. Appel, ijger, geb. Wil- gens, geb. Ver- ise, geb. Auer, b. Buisman, z. raiemse, d. 1. - M. T. D. evenl.) van den Bos, 1, 62 j. - C. E. Pieters, jd. ongeh. d 52 2 m. J. J 11 e n. ebr. per kilo, stuks. VLISSIN6SCHE COURANT Prijs per drie maanden 1.-. Franco per post 1.15. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever: F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187. ADVEETENTIËNvan 1-4 regels 0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. - Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groote letters en cliché's worden naar plaatsruimte berekend. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Telephoonnummer ÏO Ahonnements-AdvertentiBn op zeer voordeelige voorwaarden Keuring van voor den krijgsdienst geschikte paarden. De Burgemeester en Wethouders van Vlissingen, vestigen er de aandacht van paar- denhouders in deze gemeente op, dat de termijn, waarbinnen de hun verstrekte formulieren, ingevuld ter secretarie, hadden behooren bezorgd te zijn, is verstreken en noodigen allen, die dit hebben verzuimd uit, dit ter vermijding van voor hen onaangename gevolgen, alsnog onverwijld te doen. Vlissingen, 15 Febr. 1898. Burgemeester en Weth. voorn. A. A. VAN DOORN VAN KOUDEKERKE. De Secretaris, G. J. BISSCHOP. Binnenland. Eene onjuistheid. Men schijnt niet alleen te Parijs wantrouwend te mogen zijn tegenover steilige ontkenteuissen en verklarin gen van hooggeplaatste personen, zegt de „Haagsche Courant". Naar aanleiding van eene christ.- historische Kamercandidatuur ontstond eenigen tijd geleden een twistgeschrijf tusschen anti-revolutionaire en chris- telijk-historische leiders over de op ziehzelve zeker zeer onbelangrijke vraag, of indertijd de minister Mackay de portefeuille k&o Marine al dan niet had aangeboden aau den oud- zeeofficier van Herwaarden. Maar deze broederlijke kibbelarij heeft nu eensklaps een groote betee- kenis vetkregen. Want er schijnt nu te blijken, dat mr. JE. baron Mackay zich heeft schuldig gemaakt aan wat men in parlementaire taal een „on juistheid" zou noemen en wat men geueigd is iu rond Hollandsch een logen te noemen. In „de Standaard" van Vriidagavond toch las men „Immers na het pertinente schrijven v&u den heer mr. JE. baron Mackay, dat er in 1888 geen sprake was ge weest van een aanbieden der porte feuille van Marine aan den heer van Herwaarden, liet „de Nederlander" verluiden, dat waarschijnlijk niet lb88, maar Februari 1891 was bedoeld, toen de heer Dyserinck om de quaestie- Land aftrad en vervangen werd door den heer Kruys. „Maar het was niet aan te nemen, dat een man als baron Mackay zich achter zulk een verschil in het jaar cijfer zou verscholen hebben. „Dezen morgen ontvingen we dan ook reeds onderstaand tweede schrij ven vau den heer Mackay, dat allen twijfel opheft. »'s-Hage, 10 Februari 1898. Wel Edele Heer «Naar aaDleiding van eene opmerking in «de Nederlander« van heden, zij het F K II 1 L Ij li T €1 ii). «Gij moest ons eerst eens vertellen wie ge zijt, waar ge van daan komt en wat uw beroep is," zeide Jacob louip weg. De vreemdeling zag hem van boven 'ut beneden met een onderzoekenden blik aan. «Op mijn woord," riep hij, „gij zoudt een ferme grenadier zijn. Wat uw vraag aangaat, wanneer mij die door iemand anders was gedaan, had tk die misschien kwalijk kunnen ne- Wen, Maar nu gij zoo goed en mij vergund nog te melden, dat hetgeen ik verklaarde in mijn schrijven van 5 Februari jl., ook toepasselijk is op het verdichte verhaal eener weigering der portefeuille van Marine in 1891. «Hoogachtend heb ik de eer te zijn. UEet. dw. dr. »JE. Mackay.« In elk geval staat dus nu vast, dat bet verhaal verzonnen is," zoo luidde hierbij de slotsom van „de Standaard". Maar op hetzelfde oogenblik maakte in het christ .-hist. „Nederl. Dagblad" de heer van Herwaarden zelf het volgende aan hem gerichte schrijven openbaar «Zutphen, 17 April '88. «Geheim. HoogEdelgestr. Heer «Mijn telegram heeft u bericht, dat ik verhinderd was gevolg te geven aan mijn besluit om u heden te bezoeken. «Door Z. M. belast met de formatie van een nieuw kabinet, ondervond ik de moeilijkheid een zeeofficier te vinden die zich bereid verklaart de portefeuille van Marine op zich te nemen. De meeaten laten als regel gelden, dat zij niet kunnen zitting nemen in een anti-liberaal kabinet geformeerd uit de rechterzijde. Die reden van weigering heb ik, naar ik meen, van UHoogEdelgestr. niet te wachten. Mocht U bereid zijn, de portefeuille van Marine te aanvaarden, dan verzoek ik U mij per telegraaf bericht te zenden, en kom ik U heden avond spreken. «MeeDt gij in ieder geval te moeten bedanken, wil het mij dan ook melden. De zaak is daarom van gewicht, jOindat indien ook door U geweigerd wordt, ik genoodzaakt zal ziju een persoon buiten de marine, wellicht van de landmacht, voor te dragen, hetgeen natuurlijk voor de marine niet aangenaam is. Het is daarom dat ik U.H.Edg. verzoek, de zaak ernstig te willen overwegen en mij uw besluit kenbaar te maken. «Met de verzekering mijner hoogach ting heb ik de eer te zijn UHoogEdg. dwd. (was get. JE. Mackay.) Heeft de heer baron Mackay er op gerekend, dat de heer van Herwaar den, ook als men hem voor een ijdeltuitigeu leugenaar liet doorgaan, het „geheim" van dit briefje zou eerbiedigen Of vergat de heer Mackay dat hij den heer v. H. had geschreven? In elk geval is 't kras. Zóó kras, dat wij voorloopig de mogelijkheid moeten aannemen, dat bovenstaande brief een beetnemerij is geweest, vooral omdat ons de aanleiding met duidelijk is, die de heer Mackay aanvankelijk kon hebben gehad om het bestaan van dat „docu ment" te ontkennen Persoonlijke dienstplicht. Dat ook in het buitenland de aan dacht gevestigd is op het wetsontwerp tot invoering van den persoonlijken dienstplicht, bewijst de „Kölnische Zeitung", die anders slechts van tijd tot tijd aan Nederlandsche zaken be schouwingen wijdt, met het volgende oordeel «Met uitzondering van de ultra- vriendelijk jegens mij zijt geweest, zult ge alles weten. Mijn naam is Bon- aventure de Lapp. Ik ben militair en zwerver van beroep. Ik kom van Duinkerken, zooals ge op mijn boot kunt lezen." „Ik meende, dat uw schip was ver gaan," zeide ik. „Dat is ook zoo," antwoordde hij met een blik, waarin groote openhar tigheid lag uitgedrukt. „Het schip kwam vau Duinkerken en dit is een zijner booten. Het scheepsvolk redde zich in de groote sloep en liet mij de kleine boot over. Het schip zonk zoo snel, dat ik geen tijd had iets mee te nemen. Dat gebeurde Maandag." „Eu heden is het Donderdag. Ge zijt dus drie dugen zonder eten en drinken geweest „Ja, en dat is eigenlijk te lang," antwoordde hij. „Tweemaal in mijn leven ben ik twee dagen zonder eten geweest, maar zoolang als nu nog nooit. Ik zal mijn boot hier laten lig- raontanen, die om gemakkelijk t,1 begrijpen redenen in de vermenging van de onontwikkelde volksmassa met geestelijk hooger staande elementen een gevaar zien voor de blinde ge hoorzaamheid der eerste, en met uitzondering van onverbeterlijke geld zakken, wier rijkdom slechts het middel is om zich aan de door het algemeen belang gevorderde plichten te ont trekken, zal deze voordracht door het gansche Nederlandsche volk met toejuiching worden begroet, want zij bevrijdt het van een smaad, dien het reeds veel te lang heeft gedragen." Als voorstander van den persoonlijken dienstplicht kan ook genoemd worden de oud-minister, de heer Seijffard. In de «Telegraaf" verklaarde hij dienaan gaande zijn oordeel op verschillende gronden. Hij ook is o.a. van gevoelen dat met de aanneming van dit ont werp slechts een btscheideu stap is afgelegd op den weg die ons tot reorganisatie van ons geheele defen siewezen zal leiden. Het behoud der vrijstelling voor geestelijken en bedienaren van den godsdienst acht hij juist, temeer om dat voor het tpgendeel geen noodzaak is, omdat die ontheffing niet ten koste van anderen geschiedt en daardoor geen man meer dau anders het geval zou ziju, tot den dienst bij de militie wordt aaügewezen. Vraagt men nu waarom deze oud-minister, zoo doordrongen van het wenschelijke der afschaffing van aienstvervanging, zelf niet getracht heeft toen hij nog geen oud-minister was, een wetsontwe-p iu dien geest ingevoerd te krijgen, dan geeft zijne vrees dat het wetsontwerp niet lient eene meerderheid in de Kamer zal krijgen met haar talrijke grootere en kleinere partijgroepen, daarop het antwoord, ofschoon daarbij kan opgemerkt worden, dat de kansen onder het vorige kabinet oogenschijulijk zeker beter stonden dan nu. Waarom nu, tenzij er hooger politiek in 't spel was, de heer Seyffard het beter oordeelde niet de rol van hervormer te spelen, is niet duidelijk. Een adres van Maatschappelijk Belang. Door het bestuur dezer vereeniging is een adres gericht aan de Tweede Kamer, waarin bezwaren worden in gebracht tegen een door den raad vac deu Ned. Coöperatieven Bond aan die vergadering gericht adres. Op de bewering van dezen Bond, waarin hij spreekt van een privilege scheppen voor de tusschenhandelaren enz., doet Maatsch. Belang de vraag of het dan wel op den weg ligt van de wetgevende macht om een privilege te scheppen voor de ambtenaren, die niet alleen als leden, maar als be stuurders van verbruiksvereenigingen optreden, waardoor de belangen van de handelaren in bot6ing komen met de ambtenaren, wanneer die als han delaar of als winkelier, hetzij direct of indirect, optreden. Verder wordt gen en zien of ik in een van gindsche grijze huisjes op den heuvel een on derkomen kan vinden. Hoe brandt daar ginds zoo'n groot vuur „Dat is van majoor Elliott, die te gen de Franschen gevochten heeft. Het is een vreugdevuur, omdat het vrede is." „O zoo I hier woont dus iemand, die in dienst is geweest. Dat doet me veel pleizier, want ik hen ook gerui- men tijd soldaat geweest." Hij zei dit evenwel niet op opge- wekten toon en ik zag dat zijn gelaat betrok. „Gij zijt een Frauschman, niet waar vroeg ik, terwijl wij den heu vel opgingen. Hij had de tasch in de hand en zijn blauwen mantel over de schouders geslagen. „Ja, dat wil zeggen ik ben uit den Elzas afkomstig, en ge weet, dat daar evenveel Duitschers als Fran schen wonen. Ik ben in zooveel ver schillende landen geweest, dat ik mij volgehouden dat de verkoop aan derden niet-leden te groot is om dat op den duur te kunnen goedkeuren. Nog wordt in dit adres gewezen op het gevaarlijk streven der coöperatieve vereenigingen, waardoor de tusschen- handel dreigt geheel verdrongen te zul len worden, terwijl de twijfel wordt ge uit of de vereeniging Eigen Hulp wat hare winkels betreft, wei gerangschikt mag worden onder de coöperatieve vereenigingen zooals de wet die be doelt. Een herziening der coöperatie- wet van 1876, zou op dit stuk beter en duidelijker voorschriften moeten geven. Het misbruik dat vau deze wet wordt gemaakt, maakt herziening dringend geweuscht, omdat het bestaan van duizenden en duizenden er mede gemoeid is. Adressant meent dat de wetgever wel degelijk de bevoegd heid heeft te bepalen wie al dao niet het recht hebben hunne stoffelijke belangen door coöperatie te bevor deren. Vooral ten opzichte van staats-, provinciale of gemeenteambtenaren acht zij dat recht hoven bedenking verheven. Het moest hun niet zijn geoorloofd direct of indirect handel te drijven en in concurrentie te treden met menschen, die daarvan hun vak maken en daarin hunne broodwinning zoekeD. Dit alles in aanmerking ge nomen, verzoekt adressant in de wet van 1876 zoodanige wijzigingen te brengen, dat de handelaar en vooral de tusschenhandelaar in zijne positie kan gehandhaafd blijven. Overstrooming op Deli. De correspondent van het „Hbld." te Medau seint «Hevige regens hebben een over strooming veroorzaakt te Namoe Soero, De adsistent Van Dam, een tandil- (inlandsehe opzichter) en een bediende zijn verdronken." Namoe Soero is een tabaksonder- neming van de maatschappij Franco- Deli te Amsterdam, groot 2000 bouw- in de residentie Oostkust van Sumatra, afd. en rijk Deli, landschap Senembah. Het vergaan van de Veendam". De HollandAmerika-lijn is door een ramp getroffen. Het aan deze Maatschappij toebehoorende stoomschip „Veendam" (vroeger „Baltic") is den 7en dezer op reis van Rotterdam naar Amerika in open zee op een wrak gestooten en gezonken. Het had 9 kajuits- en 121 tus- schendekspassagiers aan boord, die allen met de bemanning door het s.s. „St Louis" van de American-line gered en te New-York geland werden. Op 4 Februari was de „Veendam" kaap Lizard gepasseerd. Uit latere berichten uit New-York blijkt, zegt de IV, R. Qt., dat het s.s. bij een hevigen noordwestelijken storm en hooge zee vermoedelijk op een onder water drijvend wrak heeft gestooten, waarbij waarschijnlijk een gat in den bodem ontstond en de as brak. Niettegenstaande aanhoudend pom- overal thuis gevoel. En waar zoudt ge nu denken, dat ik logies zou kan nen vinden P« Het zou me moeielijk vallen, na een tijdruimte van vijf en zeventig jaar te zeggen, welken indruk de zon derlinge man op mij maakte. Zijn uiterlijk boezemde mij geen vertrou wen in, en toch werd ik heelemaal door hem ingepakt. Hij had iets over zich in spraak en manieren, dat ik nog nooit bij iemand had opgemerkt. Jacob Horsecroft was een groot en schoon man, en majoor Elliott was zeer dapper, maar beiden misten iets, wat deze zwerveling in hooge mate bezat. Het was zijn scherpe blik, zijn gebiedend oog en een algemeene be schaving, die zoo moeielijk te beschrij ven is. En daarbij kwam, dat wij hem hadden geholpen, toen hij daar zoo hulpeloos ter neder lag. Wij menschen hebben altijd een zwak voor iemand, dien wij geholpen hebben. „Als gij met mij mee wilt gaan," pen nam het water iu het schip toe en werden de booten gereed gemaakt, dewijl het achterschip begon weg te zakken. Ten 1 ure 30 minuren na middernacht werden de lichten van een stoomschip ontdekt, dat de seinen van de „Veendam" beantwoordde en bleek het s. s. „St. Louis" te zijn, van Southampton bestemd naar New- York. Met drie booten vau de «St. Louis" en eene boot van de „Veendam" begon men ten 1 uur 43 minuien de passagiers en equipage van' het zinkende stoomschip op de „St. Louis" over te brengen, terwijl men op de „Veendam" aanhoudend bleef pompen. Niettegenstaande de groote moeilijk heid door de hooge zee, waren allen veilig ten 4 uur 53 min. op de „St. Louis" overgebracht. Bij het vertrek vau de laatste boot bemerkte men, dat het achterschip van de „Veendam" snel wegzakte. Dewijl het ss. een gevaarlijk voorwerp voor de scheepvaart is, bepaalde men de juiste ligging van het wrak en bevond men, dat het lag op 49° 19' N.B. en 19° 47 W.L. De passagiers en equipage werden aau boord van de „St. Louis" op de vriendelijkste wijze ontvangen en op de zorgvuldig ste wijze verpleegd. Kapt. Randle van de „St. Louis" rapporteert, dat twee zijner booten tweemaal heen en weder voeren en ééue boot viermaal. Te zamen werden aan boord van de „St. Louis" gebracht 9 kajuits- en 118 tusschendekspassagiers en 83 man der equipage van de „Veendam". Door het stooten tegen de zijden der hevig slingerende schepen leden de booten nogal schade. Kapt. Randle getuigt, dat door kapt. Stenger en de officieren van de „Veendam" de vol- maakste orde aan boord werd gehand haafd en dat zij met de grootste bekwaamheid medewerkten bij de redding der opvarenden. De passagiers van de „St. Louis" betuigden in een adres hunne hulde aan de bemanning van de „St. Louis" voor den moed en de zeemanschap, betoond bij de redding der passagiers en epnipage van het ss. „Veendam". Uit ontvangen telegrammen wordt afgeleid, dat de „Veendam", diestuur- last had, over het wrak is heengescho- ven, dat daardoor het achterschip is lek gestooten, en het schip daarna op de waterdichte schotten is blijven drijven. Schip en lading zijn, zooals reeds medegedeeld werd, door assurantie gedekt, grootendeels in Engeland. Een klein gedeelte is voor eigen risico der maatschappij. Naar wij vernemen is de „Veen dam" op de Rotterdamsche Beurs voor 173,000 verzekerd op behou den varen. Volgens den Londensche correspon dent van bovengenoemd blad, is de Veendam tweemaal op het wrak gestooten. Door den eersten stoot werd een gat veroorzaakt bij de kiel, terwijl door den tweeden stoot de schroefas werd vernield. Daarna begon de „Veendam" over zeide ik, "dan wil ik trachten u voor een paar nachten huisvesting te ver schaffen, totdat ge iets beters zult hebben gevonden." De vreemdeling nam zijn hoed af en maakte een sierlijke buiging, als om ziju dank te betuigeD. Maar Jacob Horsecroft trok mij aan mijn buis en fluisterde mij in het oor „Wees niet mal, Johan. Je weet niet, welk een avonturier je in huis haalt. Bemoei u niet verder met hem." Maar ik was stijfhoofdig van aard, en mij van iets terug te willen hou den werkte juist mee om mij er toe aan te zetten. „Hij is hier vreemd Jacob,» zeide ik, „en het is derhalve onze plicht voor hem te zorgen." „Het zal je berouwen," hernam hij. „Wel mogelijk." „Als je het dan niet om je zelf laat, denk dan ten minste om je

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1898 | | pagina 1