Nicht Eduarda. Maandag 13 Februari. Schetsjes uit de Crondwet. No. 19 36e Jaargang. 1898. Bij te Conraot Moert een BpotuseL Gein een tebest uur BEKKilDMAKINti. ïLISSINGSCME CMRA1T Prijs per drie maanden 1. Franco per post 1.15. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever: F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187. ADVERTENTIËNvan 1—4 regels 0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. - Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groote letters en cliché's worden naar plaatsruimte berekend. VerscliJJnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Telephoonnummer ÏO Abonnements-Adrertcntiën op zeer voordoelige voorwaarden. Kiezerslijst. De Burgemeester van Vlissingen noodigt de mannelijke inwoners der ge meente, die vóór of op den 15 Mei 1898 don leeftijd van vijf en twintig jaren bereikt hebben en die niet in de gemeente Vlissingen aangeslagen zijn, hetzij over het volle dienstjaar 1897 in de grondbelasting voor eeir bedrag van minstens ƒ1.of naar een of meer der vijf eerste grondslagen der personeele belasting hetzij over het volle dienstjaar 189697 in de vermogensbelastingof in de belasting- op bedrijfs- en andere inkomsten, en die ineenen aanspraak te kunnen maken om geplaatst te worden op de lijst aanwijzen de hen die bevoegd zijn tot het kiezen van leden van de Tweede Kamer, van de Provinciale Staten en van den Ge meenteraad, uit om vddi* deu 15 Februari 1898: lo- indien zij in eene andere gemeente aangeslagen zijn, hetzij over het volle dienstjaar 1897 in de grondbelasting (in die uemeente alleen of in meer gemeenten te zamen tot een bedrag van ten minste één gulden) of over het volle dienstjaar 1897 naar een of meer der vijf eerste grondslagen der personeele belasting, hetzij over het volle dienstjaar 189697 in de vermogensbelasting of in de belasting op bedrijfs- en andere inkomsten, daarvan iloor overlegging der voor voldaan geteekende aanslagbiljetten te •loen blijken; 2o. zich overeenkomstig de daar toe vastgestelde Formulieren aan Ie geven A. indien zij ais mede-eigenaar over 1P97 aangeslagen zijn in de grondbelasting wegens onroerende goederen eener on verdeelde nalatenschap en het aandeel in dien aanslag minstens één gulden bedraagt en de aanslag ten volle betaald is, onder overlegging van het aanslagbiljet of een door den ontvanger gewaarmerkt duplicaat daarvan, eene op gaaf van het bedrag van het aandeel in aen aanslag en van de noodige bescheiden ten bewijze van het gemeenschappelijk bezit (Model no. II), B. indien zij als hoofden van gezinnen of als alleenwonende personen op den 31 Januari 1898 sedert den len Augustus 1897 bewoond hebben krachtens huur een huis of een gedeelte van een huis, waarvoor met of zonder bijbehoorenden grond of lokalen en hijgebouwen, niet ter bewoning be stemd, de werkelijke huurprijs, per week berekend, ten minste heeft bedragen de som voor de gemeente of het gedeelte der gemeente, waar het huis gelegen is, ver meld in de bij de Kieswet gevoegde tabel (voor Vlissingen ƒ1.75 per week) (Model nio) C. indien zij als hoofden van gezinnen of als alleenwonende personen op den 31 Januari 1898 sedert den \en Augustus 1897 bewoond hebben krachtens huur in dezelfde gemeente achtereenvolgens twee huizen of ge deelten van huizenvan elk waarvan met of zonder bijbehoorenden grond of lokalen en bijgebouwen, niet ter bewoning be stemd, de werkelijke huurprijs, per week gerekend, ten minste heeft bedragen de som voor de gemeente of het gedeelte der gemeente, waar het huis gelegen is, ver FEUILLETON. 10). Wij waren beiden jong en zonder ervaring, maar toch begrepen we heel goed,dat alles thans zeer goedkoop zou wordendat onze dappere soldaten nu spoedig naar hunne haardsteden zouden terugkeeren dat de schepen voortaan rustig zouden kunnen varen waarheen ze wilden, en dat we nu al onze seinvuren wel konden opruimen, omdat er geen landing van den vijand meer te vreezen was. Zoo babbelende bereikten wij het atrand van onze oude Noordzee, Hoe meld in de bij de Kieswet gevoegde tabel (voor Vlissingen 1,75 per week) (Model IIIJ); D. indien zij als hoofden van gezinnen of als alleenwonende personen op den 31 Januari 1898 sedert den 1 en Augustus 1897 bewoond hebben krachtens eigendom, vruchtgebruik of huur eenzelfde vaartuig van ten minste 24 kubieke Meter (Model IV) E. indien zij op den 31 Januari 1898 sedert den 1 Januari 1897 bij denzelfden persoon, dezelfde onderneming of openbare of bijzon dere instelling in dienst betrekking werkzaam zijn en als zoodanig over het jaar 1897 een inkomen genoten hebben als voor de gemeente of het gedeelte der gemeente waar zij wonen, vermeld is in de bij de Kieswet gevoegde tabel (voor Vlissingen 450.met dien verstande, dat bij de berekening van het inkomen ad t 450. vrije woning of inwoning berekend wordt op 87.50, vrije kost en inwoning op 300.en enkel vrije kost op f 212.50) (Model V) F. indien zij op den 31 Januari 1898 sedert den 1 Januari 1897 als inwonende zoon in het bedrijf of beroep der ouders werkzaam zijn en als zoodanig over het jaar 1897 een inkomen genoten hebben als voor de gemeente of het gedeelte der gemeente, waar zij wonen, vermeld is in de bij de Kieswet gevoegde tabel. (Voor Vlissingen zie bet vermelde bij letter E.) (Model VI) G. indien zij op den 1 Februari 1898 in het genot zijn van een door eene open bare instelling verleend pensioen van een gelijk bedrag als het inkomen voor de gemeente of het gedeelte der gemeente, waar zij wonen, vermeld in de bij de kieswet gevoegde tabel (Voor Vlissingen ƒ450—(Model VIT); H. indien zij verkeeren óf in het geval sub E óf in dat sub F en bovendien in het geval subG, en hun inkomen of pen sioen afzonderlijk minder bedraagt dan in die gevallen vereischt wordt, doch door samentelling van het inkomen en het pen sioen het ver°ischte bedrag bereikt wordt (Voor Vlissingen 450.(Model VIII) I. indien zij op rlen 1 Februari 1898 sedert den 1 Februari 1897 den eigendom met recht van vrije beschikking hebben van ten minste ƒ100.(nominaal) inge schreven in de Grootboeken der Nationale Schuld (Model IXa) J. indien zij op den 1 Februari 1898 sedert den 1 Februari 1897 den eigendom met recht van vrije beschikking hebben van ten minste 50.ingelegd in de Rijkspostspaarbank (Model 1X6) - K. indien zij voldaan hebben aan de eischen van bekwaamheid door of krachtens de wet gesteld voor de benoembaarheid tot eenig ambt, voor de vervulling van eenige betrekking of voor de uitoefening van eenig bedrijf of beroep (Model X). Verder wordt de aandacht er op ge vestigd dat zij hiervoren en reeds die verkeeren in de gevallen vermeld onder letter B of D op de kiezerslijst voor 1897 voorkomen en nog hetzelfde huis of gedeelte van een huis bewonen of eenzelfde vaar tuig in gebrnik hebben, zonder nadere aangifte op de kiezerslijst voor 1898 worden gebracht,tenzij zij eene der voor de kiesbevoegdheid gestelde eischen verloren hebben of op 1 Februari 1898 hebben opgehouden inwoner van Vlissingen te zijndat zijdie verkeeren in de gevallen hiervoren vermeld onder letter E, F of H, en reeds op de kiezerslijst voor 1897 voorkomen, indien zij nog te Vlissingen wonen, vóór den 8 Februari 1898 van den Burgemeester een aangifte-biljet ontvangen, dat door hen vödr den 15 Februari weinig vermoedde mijn vriend, terwijl hij daar zoo fier en gelukkig naast mij voortschreed, dat hij het hoogste punt van zijn leven had bereikt en dat hij van nu af meer en meer de helling zou afdalen. Het was den geheelen morgen zeer mistig geweest en ofschoon de zon nu was doorgebroken, bleef het toch eenigszins nevelachtig. Plotseling za gen wij op korten afstand van het strand een kleine boot, met slechts een enkel zeil, zich landwaarts be wegen. Er was niet meer dan één per soon in, en hij scheen in twijfel te verkeeren of hij lauden zou of niet. Ten laatste stuurde hij recht op ons toe en weldra kraste de kiel op het grint aan onze voeten. Hij liet het zeil vallen en sprong uit de boot, met het anker in zijn armen, dat hij op het strand neerwierp. „Groot-Brittanje, niet waar P» vroeg hij, ons aanziende, Het waa een persoon van meer dan 1898 ingevuld uioel terugbezorgd worden ten Raadhuize (Bureau Be volking) dat zij, die verkeeren in <le gevallen hiervoren vermeld onder letter G, I, J of K en reeds voorkomen op de kiezerslijst voor 1897, zonder nadere aangifte op de kiezerslijst voor 1898 gebracht worden, tenzij zij eene voor de kiesbe voegdheid gestelde eischen verloren hebben of opgehouden hebben inwoner vau Vlis singen te zijn en dat de verschillende model len voor de aangifte kosteloos verkrijgbaar zijn ter Gemeente-Secretarie, Bureau Bevolking. Vlissingen, den 29 Januari 1898. De Burg. voornoemd, VAN DOORN VAN KOUDEKERKE. XVII. Het centraal bestuur, de regeering van het Rijk, moet de macht hebben om te verijdelen de besluiten van on dergeschikte besturen, al zijn deze tot zekere hoogte onafhankelijk, waardoor de eenheid van den Staat in gevaar zou kunnen woiden gebracht. Daarom zegt art. 140 der grondwet dat de macht des konings een macht die van zelf spreekt om de besluiten van prov. staten of van gedeputeerde staten, die met de wet of het algemeen belang strijdig zijn, te schorsen en te vernie tigen, bij de wet moet worden geregeld. Dit is thans geschied bij de artikelen 167 en 168 der provinciale wet, maar het behoort eigenlijk tehuis i.. .-ene wet die de geheele administratieve recht spraak regelt, eene wet die nog wel eenigen tijd op zich zal laten wachten. Wij komen daarop echter nog nader terug. De koning stelt in elke provincie een hoogen staatsambtenaar aan, die den titel draagt van Commissaris. Deze is de man, die in naam des konings de provincie bestuurt, behoudens natuurlijk de bevoegdheid der Staten. Evenais de koning de wetgevende macht deelt met de Staten-Generaal en de uitvoerende macht bij hem berust, zoo deelt ook de Commissaris de wetgevende macht, ofschoon dan op andere wijze, met de Staten, en heeft de uitvoerende macht wat de provinciale huishouding betreft. Hij is voorzitter van de staten en van de gedeputeerde Staten, en in dit dage- lijksch college heeft hij stem, zoodat de voorstellen, die dat college volgens de wet aan de staten doet, ook van den Commissaris uitgaan. De bezoldiging van den Commissaris en de kosten van zijne woning komen op de begrooting der uitgaven van het Rijk, en welke andere uitgaven voor gewone lengte en buitengewoon ma ger. Zijn oogen stonden dicht aan el kander en hadden een gebiedende uit drukking. Hij had een langen, spitsen neus en bruine omgekrulde knevels, zoo stijf als van een kat. Hij was ge kleed in een bruin pak met koperen knoopen, en hij had hooge laarzen aan, die door het zeewater ruw en rood waren geworden. Zijn gelaat en handen waren bruin als van een Span jaard, maar toen hij zijn hoed afnam, zagen wij, dat zijn voorhoofd blank was en dat hij enkel door de zon zoo donker was gekleurd. Hij keek ons beurtelings onderzoekend aan en hij had daarbij iets in zijn oogen, dat ik tot dusverre nog bij niemand had op gemerkt. Zijn manier van vragen klonk als een bevel. Toen we niet dadelijk antwoordden, vroeg hij opnieuw „Groot-Brittanje?" terwijl hij driftig met zijn voet op den grond stampte. Jacob kon zijn lachen niet inhou den, maar ik antwoordde bevesti het provinciaal bestuur nog verder ten laste van het Rijk komen, wordt door de provinciale wet beslist. Wat de samenstelling, inrichting en bevoegdheid der gemeentebesturen be treft, ook deze worden door de grondwet slechts in algemeene trekken aangegeven, terwijl de bijzondere, de gemeentewet, de onderdeelen regelt, die dus voor wijziging naar gelang van behoefte vatbaar zijn. Wel is van algemeene bekendheid, hoe aan het hoofd der gemeente een raad staat staat, en op welke wijze deze raad door de ingezetenen gekozen wordt. Dit is een stelsel, door de grondwet van 1848 aangenomen, waarbij het Rijk als het ware in een zeker aantal kleine deelen werd gesplitst, die gelijke rechten en bevoegdheden kregen en dit op zekere hoogte en zelfstandig bestaan, voorname lijk tot regeling van eigen huishoudelijke belangen. Tijdens de republiek hadden alleen de steden rechten en bevoegdheden binnen eigen kring en tegenover het staatsgezag. Het platteland had er geene. De staatsregeling van 1798 begon met alle steden en dorpen met hunne om geving op één lijn te stellen. Alle gemeenten waren eenvoudig onderworpen aan het algemeen gezag, waarvan zij een deel uitmaakten, en eerst b(j latere grondwetten werd het beginsel inge voerd, dat zij haar eigene huishoudelijke belangen zelfstandig behooren te regelen. Evenals bij de provinciën, spreekt men ook bij de gemeenten van autono mie en zelfbestuur. De autono mie is het recht om de eigen huishouding te regelen, en het zelfbestuur de bevoegdheid om te regelen de taak van agent van het Rijksbestuur. Van de autonomie der gemeenten, in art. 144 der grondwet gewaarborgd, is evenwel niet veel overgebleven daar na de grondwet van 1848 een aantal I Rijkswetten zijn gekomen, waarbij allerlei bijzondere verplichtingen aan dé gemeentebesturen opgelegd en allerlei gedwongen uitgaven ten haren laste zijn gebracht. De voorzitter van den raad wordt door den koning benoemd en ontslagen. Eigenaardig is het, dat hier van een voorzitter gesproken wordt; daarmede wordt natuurlijk de man bedoeld, die in de gemeentewet Burgemeester heet. Deze burgemeester is werkelijk een Commissaris des konings in de gemeente, zooals de provinciale Commissaris het in het gewest is. Maar de grondwet deelt verder omtrent den burgemeester, voor zitter van den raad niets anders mede, gend. „Engeland of Schotland vroeg de vreemdeling opnieuw. „Schotland. Maar ginds voorbij die boomen is het Engeland." «Bon I Nu weet ik waar ik ben. Ik heb drie dagen eü drie nachten in den mist op zee gezwalkt, en daar ik geen kompas bezat, had ik Diet ge dacht, ooit weer land onder mijn voe ten te zullen krijgen.» Hij sprak tamelijk vlot Engelseh, maar nu en dan met een vreemden tongval. „Waar komt ge vandaan vroeg ik. „Ik ben een schipbreukeling," ant woordde hij kortaf. „Hoe heet gindsche stad „Berwick." „O zoo Maar ik ben nog te zwak om aan land te gaan." Dit zeggende, wendde hij zich naar zijn boot, maar zou gevallen zijn, in dien hij zich niet aan den voorsteven dan dat hij ook buiten de leden van den raad kan worden benoemd. Dit is een zeer juist beginsel. Men is het er zelfs vrij algemeen over eens, dat de burgemeester geen lid van den raad moet zijn, maar zijne positie medebrengt dat hij boven de partijen sta en geen directen invloed uitoefene op de beslis, singen, die hij zelf moet uitvoeren want hem behoort als lid van liet college van dagelijksch bestuur, de uitvoerende macht. De gemeenteraad is weder een lager college dan de provinciale staten. Men kan moeielijk verwachten dat een col lege, uit alle oorden der provincie samengekomen, de belangen der provincie zal verwaarloozen. Het gemeentebestuur echter kan een partij college of eene verzameling van minder ontwikkelde of ongeschikte burgeis zijn, en dat heeft de grondwet niet vergeten. Zij had de vraag te beantwoordenwat moet er gebeuren, wanneer een gemeenteraad de belangen der gemeente groveljjk ver waarloost, b v. hars financiën in de war stuurt? Dat dit mogelijk is, hebben voor enkele jaren de Friesche gemeenten Opsterland en Weststellingwerf bewezen. Art 144 zegt, dat er dan eene wet moet worden gemaakt, die de wijze bepaalt waarop in het bestuur der ge - meente wordt voorzien. In den regel zullen het wel de gedeputeerde Staten zijn, aan welke tijdelijk de regeling van het bestuur en de huishouding der ge meente worden overgelaten, met be voegdheid om daartoe de noodige verordeningen te maken. Ook wil de grondwet, dat eene wet zal bepalen welk gezag het gemeentebe stuur vervangt, wanneer dit in gebreke blijft zijn zoogenaamd zelfbestuur uit te oefenen, dat wil zeggen,wanneer het wei gert, op te treden als agent van het rijks bestuur en te voorzien in de uitvoering der rijkswetten, algemeene maatregelen van bestuur of plaatselijke verordeningen De artikelen 126 en 127 der gemeen tewet hebben in dit geval te voorzien en den Commissaris des Konings in de provincie aangewezen om te doen wat des gemeenteraad» is. De overige bepalingen der grondwet, die op het gemeentebestuur betrekking hebben, zijn ongeveer van gelyke strek king als ten aanzien van het provinciaal beheer. Alleen is uitdrukkelijk beslist dat de macht de3 konings, om plaatse lijke verordeningen wegens strijd met de wet te vernietigen, onbeperkt is, zoodat bij de gemeentewet op die macht geen uitzonderingen mogen worden gemaakt. Verder is in beginsel beslist dat besluiten had vastgegrepen. Plotseling werden zijn wangen hooggekleurd en begon nen zijn oogen te schitteren als van een roofdier. „Voltigeurs de la gardebrulde hij met een stem als een trompet, en nogmaals schreeuwde hij Voltigeurs de la garde Hij zwaaide nog even met zijn hoed boven het hoofd toen viel hij bewus teloos voorover in het zand. Jacob Horsecroft en ik zagen elkan der verbaasd aan. De komst van dien man was zoo plotseling geweest, zijn vragen waren zoo zonderling en nu op eens die verandering Wij na men hem bij de schouders en legden hem op zijn rug. Zooals hij daar lag met zijn scherpen neus en zijn kat achtige knevels, geleek hij evenveel op een roofvogel ais op een mensch. Maar zijn lippen waren blauw en zijn adem was zoo zwak, dat een veertje er nauwelijks door bewogen kon wor den.

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1898 | | pagina 1