Nicht Eduarda.
Woensdag
9 Februari.
No. 17
36e Jaargang.
1898.
Gemeentebestuur.
Sen man, een man.
F U I L L T O
Binnenland.
ran Dis, geb. Erasmus, <t I
geb. van der Burgh, (j f
inaaij, geb. Fey, z. jl
Feijs, z. N. van der I
mmaas, z. M. van dei
van Huizen, z. J. L,
geb. Vermeulen, z.
band, geb. Wilkens, z. -
geb. Huibregtse, z. -1
geb. Willeboordse. z. -
geb. Staats, z. H. c.|
geb. Riemens, z,
NTH. Vissers, man van I
58 j. J. Goedhart,!
P. van Breda, d. 2 w.l
ooter, man van C. A. D> I
C. A. de Bruijne, z,[
van Merkom, vrouw van|
oeke, 81 j.
li D I N 6 E N.
delburg liggende Neder-
:schip „Nijenstern" is be.
:ne lading cokes bestemd
id.
niddag alhier ter reede
Fransche bark .Col-1
verpool naar Duinkerken.
morgen alhier op de j
en het Eog, se. «Imbro»,
Antwerpen en uit zee
wegens gebrek aan
norgen uit de haven I
t Eng. as. «Devonshire*
,nd.
S PON DENT IE.
f3.—.
tber ichten.
isingen 4 Febr.
)4 4 f 1.08 perkilo.
1.80 per 104 stuke.
Prijs por drie maanden 1. Franco por post 1.15
Afzonderlijke nummers 5 cent. Mon abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever
F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187.
ADVERTENTIËNvan 1 4 regels 0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. - Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing dei-zelfde
advertentie wordt de piijs slechts tweemaal berekend. Groote letters
en cliché's worden naar plaatsruimte berekend.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- cn Zaterdagavond.
Telepboonnummer 10
Abonnements-Advertentlën op zeer voordeelige voorwaarden.
Stout, aanwijzende de uitkomsten der grond
belasting.
De Burgemeester van Vlissingen,
maakt bekend:
dat hem ingevolge art. 14 der wet
van den 26 Mei 1870 (Staatsblad no.
82), door den heer bewaarder der hy
potheken en het kadaster te Middelburg
ia toegezonden een staat aanwijzende de
uitkomsten
lo. der meting naar de artt. 9 en 10;
2o der schatting naar de artt. Hen 13;
3o. der afschrijving van belastbare
opbrengst naar artikel 6
4o. der verbetering naar art. 23
5oder regeling van den aanvang
der termijnen naar art. 41 der aange
haalde wet
dat die staat, te rekenen van af
heden, gedurende dertig dagen voor be
langhebbenden ter gemeentesecretarie
ter inzage zal zijn nedergelegd
en herinnert aan art. 16 derzelfde
wet, waarbij is bepaald dat de belang
hebbenden ten koste van ongelijk in een
aan Gedep. Staten gericht verzoekschrift
op ongezegeld papier hermeting of her-
schatting kunnen vorderen binnen den
tijd voor het ter inzage liggen bepaald.
En is hiervan afkondiging geschied
waar het behoort, den 8 Februari 1898.
De Burgemeester voorn.
VAN DOORN VAN KOUDEKERKE.
't Is de hartewenscb, wii zouden
haast zeggen van eiken joDgen, man
te zijn. Zie maar, boe ze zoo graag
vader nabootsen. Waarom een jongen
tracht te rooken Hij ziet dat van
vader en van zoo vele andere mannen,
en met zijne scherpe opmerkingsgaven
heeft hij het zeer spoedig opgepikt,
hoe vader in bet huishouden een
streepje voor heeft.
De beste plaats aan tafel, het
hoogste woord, wanneer er eeue be
slissing van belang moet genomen
worden, bet bedreigen met 's vaders
toorn, zoo het jeugdige hart zich wat
al te veel van den lastigen kant laat
zien.
Komt ar iemand anders, dia eene
zaak beeft te bespreken, de jongen
merkt het, dat er niet gevraagd wordt
«Is moeder thuis?' maar wel«Is va
der ook te spreken
't Is vader voor en vader na in alle
zaken, die met hot openbare leven in
oogenblikkelijke aanraking zijn, en
"zelfs moeder verraadt in bare houding,
dat vader is «de heer."
Maar vader vertegenwoordigt nog
andere eigenschappen. Hij is moedig,
kloek,hij is onverschrokken, bij is
kracht.
Met vader valt of staat bet buis
gezin. Ook dat beeft hij gezien 'tls
hem niet ontgaan, hoe er ,-en wee
klacht opgaat over de vrouw, van wie
8).
«Hoe oprecht en waarheidlievend
gij riep ze bewonderend en
zoo ging zij voort, hem alle moge
lijke deugden toeschrijvende en zijn
woorden geheel anders uitleggende
dan bij ze bedoelde. Ik kende sedert
tang die manier om iemand den geest
op te winden. Vóór zijn bezoek nog
was afgeloopen, had zij den armen Ja
cob het hoofd op hol gebracht door
haar schoonheid en innemende vrien
delijkheid. En ik, dwaas, was blijde,
dat hij zóó met haar ingenomen
de man, als de kostwinner het leven
laat, of door een ongelukkig toeval
zijn werkvermogen heeft verloren.
De jongen ziet ook nog andere din
gen, die niet des vaders behoorden
te zijn.
Maar genoeg. De jongen heeft ge
gevens te over verzameld oui vurig
te wenscheu «Was ik maar een man
En de hoeveelheid voornemens, die
hij maakten het groot aantal spie
gelbeelden, die hij zich schept, zetten
zijn gemoed in vuur, dat terngflikkert
in zijn oog. Onbestemd en vaag dwar
relt dat alles door zijn brein, en iedere
nieuwe ontdekking van de beteekenis
die hij zich voorstelt dat in het
«manzijn" opgesloten ligt, wakkert
zijn verlangen aan, en met een zucht
verlaat hij het enge schoollokaal om
vrij te zijn, en opgenomen te worden
in de rij der mannen.
Bij het toenemen der jaren begint
die groote drift te verflauwen, ea
ia latere perioden heft hij vaak de
hand. waarschuwend op tegen het
volkje, dat achter hem komt en,
evenals hij, die schier onbedwingbare
drift in zich voelt bruisen.
Toch is het een niet genoeg te
waardeeren voorrecht «man" te zijn.
Hij vertegenwoordigt kracht,
kracht tot het verrichten van zwaren
lichaamsarbeid, kracht om vooruit te
schieten op de maatschappelijke ladder,
kracht om de schouders te zetten
onder de slagen van den tegenspoed.
«Mau» te zijn is «mensch" te zijD,
en „mensch" te zijn is de betrachting
van het grootsche, als daar is «waar
deering," van een anders goeden naam,
erkenning van anderer bekwaamheden,
eerlijkheid, goede trouw,
Een man ziet in zijn bu urmau
een tweede, aan wien hij nauw is
verwant door overeenkomst en de
maatschappelijke verplichtingen.
Hoog is het ware mannelijke ka
rakter steeds in eere geweest.
«Een man, een man" zegt in die
weinige woorden, hoe «woordbreuk"
een schandvlek is op den maD, niet
meer weg te wasschen.
Het zegt nog meer. 't Is niet genoeg
zijn woord gestand te doen, dikwijls
verraadt het meer mannelijkheid het
gegeven woord te verbreken, wanneer
het nakomen van eene afgelegde
belofte tot onheil leiden zou.
Een man behoort niet naijverig,
niet opgeblazen, niet zelfzuchtig te
zijnzich niet te verheffen ten nadeele
van een tweede.
Waarachtig man te zijn is het hoofd
fier te houden, vreemd te zijn aan
inbeelding, de waarheid voor te staao,
niet te haken naar de gebukte hou
ding van anderen.
Een man worde steeds bereid be
reid bevonden om voort te helpen,
niet om neer te drukken. Hij streve
er naar door woord en daad anderen
een prikkel te zijn tot krachtsinspan
ning.
Wie als man een jnistèn blik op
het leven wil hebben, beginne niet
met in de eerste plaats op zich zelveu
te letten, of het moet zijn om de hand
in eigen boezem te steken, teneinde
«Hoe vindt ge haar, Jacob?" vroeg
ik, toen we huiten waren. «Is zij niet
verrukkelijk
«Ik heb nog nooit zoo'n vrouw ge
zien," riep hij opgewonden.
«Wij gaan samen trouwen," her
nam ik.
De pijp viel hem hij dit gezegde
uit den mond en hij bleef mij als
wezenloos aanstaren. Hij raapte die
op en ging heen, zonder een woord
verder te spreken. Ik verwachtte, dat
hij nog eens zou omzien, maar hij
deed het niet. Met loomeu tred liep
hij over de heide, het hoofd op de
borst gezonken.
Eduarda zorgde wel, dat ik aan hem
bleef deuken. Zij deed mij allerlei vra
gen hoe hij als jongen was, of hij
dapper en sterk was, welke meisjes
hij zoo al kende, enz. Er kwam bijna
geen einde aan haar vragen.
's Avonds hoorde ik iets van hem,
dat mij minder aangenaam was. Mijn
weg te nemen, wat ook nog daar niet
in 't reine is.
Niet uit de hoogte ziet hij neer op
hen die lager slaan. Veeleer steekt hij
ze de hand toe om ze, zoo mogelijk,
op te heffen en vooruit te brengen.
Een waarachtig man zij diep door
drongen van den plicht, die op hem
rustvan deu plicht, die hem met
ijzeren dwang noodzaakt, af te honden
van iedere handeling die den buurman
kan schaden, vernederen, vernietigen.
De triomf van deu man ligt niet in
zijne overlieersching van anderen, maar
in het beheerschen van zich zeiven.
Eu waar het kleed den man nog
maakt, omdat onder deu mantelover-
trek te dikwijls nog de man wordt
gemist, daar zij het ons aller streven
den blinddoek weg te rukken van onze
eigene oogen, en niet af te geven op
het vergapen aan den schijn, dien wij,
misschien, zeiven verheven hebben
tot liet licht, dat valschelijk schijnt en
doet verdwalen.-
Een man waardeere iedere gave,
die het samenleven kan verrijken, ver
gemakkelijken, veraangenamen. Hij
neme geen schijn voor wezen, maar
streve er ten allen tijde en overal
naar door zijn voorbeeld een aanmoe
diging te zijn voor zwakken, een troost
voor de zieken, een hoop voor den
kleine. Hij ga door het leven als een
weldaad, grooter of kleiner, en immer
houde hij het oog gericht naar de
nooit falende Jacobssler «Een man,
een man." (B. Crt
Kansen van het wetsontwerp op
den persoonlijken dienstplioht.
Volgens de „Arnh. Ct." zal het
ontwerp op den persoonlijken dienst
plicht alleen bij de katholieken
bestrijding ontmoeten. Onder de
antirevolutionairen van beide nuances
vindt het principieel geen bestrijding,
en op overwegingen van partij-tactiek
zijn de krachtigste argumenten ten
gunste van den persoonlijken dienst
natuurlijk toch zonder eenigen invloed.
Ook de christelijk-hiatorische partij
heeft de afschaffing der dienstvervau-
giug in haar programma opgenomen,
en in de verschillende fractiën die te
samen de liberale linkerzijde vormen,
durft het blad zich vleien, dat, als er
al zijn mochten, 't zeker niet velen
zullen wezen, die nog voor het begin
sel van den persoonlijken dienst zou
den gewonnen moeten worden.
Bijgevolg zijn de kansen van aap
neming van het wetontwerp groot
als nl. bij de beoordeeling het partij
belang niet op den voorgrond treedt.
Het blad «De Hervorming" be
spreekt de vrijstelling van geestelijken
enz. van den dienstplicht, in boven
genoemd wetsontwerp voorkomende.
Het zegt daarvan het volgende en
toont zich met die vrijstelling alles
behalve ingenomen.
»Dat de vrijstelling voor de kier bedoel
de personen door de regeering zou ge-
vader kwam thuis en vertelde, dat
Jacob Horsecroft den ganschen namid
dag smoordronken was geweest en in
dien toestand naar West-House was
gegaan om met den kampioen van de
Zigeuners te vechten. Mijn vader had
hem op den straatweg ontmoet. Hij
scheen woedend te zijn en beleedigde
ieder, die hem tegenkwam. «Als hij
op die- manier zijn weg wil zoeken,
zal hij het niet ver brengen," zei de
oude man hoofdschuddend.
Eduarda lachte over het geval en
ik lachte met haar, ofschoon ik eigen
lijk het grappige er van niet kou
inzien.
Een dag of wat later ontmoette ik
Jacob op deu weg naar Corriemuir.
Hij geleek in het geheel niet meer op
den grooten, goedigen Jacob, die '3
morgeus na zijn terugkomst een bord
gortepap bij ous had gegeten. Hij liep
zonder boordje en zonder das, zijn
vest hing open, zijn haar hing ver
ward om zijn hoofd, en zijn gezicht
handhaafd worden was, helaas! te voorzien-
Want krachtig heeft de openbare meeniDg
zich in tegenovergestelden zin niet geuit.
Van Roomsch Katholieke zijde zou op
heffing van deze vrijstelling wel grooten
tegenstand ontmoeten. Dit is echter voor
ons geen reden om de vrijstelling niet te
veroordeelen en hare handhaving niet af
te wijzen. Wij vinden haar onredelijk,
onrechtvaardig, en voor onze aankomende
predikanten schier beleedigend. Indertijd
is in Duitachland tegen dergelijke vrijstel
ling door theologische studenten verzet
aangeteekend. Wij hopen dat dit verzet
ook ten onzent niet zal ontbreken, en ver
wachten dat zich in dien geest stemmen
zullen verheffen. Wij stellen voor dat verzet
gaarne onze kolommen beschikbaar, en
komen, wat ons betreft, op de zaak terug
De Munstersche vrede.
De «Standaard" heeft thans uitge
legd waarom zij aan den jubel over
den Munsterschen vrede niet heeft
meegedaan. Zij geeft het volgende
antwoord aan de «Haarl. Court.», die
daarover hare bevreemding uitdrukt.
«Groen van Prinsterer leerde ons,
zegt het blad,
»lo. dat onze Staten bij het sluiten van
den Vrede,om het nu zacht uit de drukken,
niet met genoegzaam nauwgezette trouw
hun aan Frankrijk in 1035 gegeven woord
zijn nagekomen2o. dat de vrede tegen
den zin van Prius Willem II was, en dat
Frederik Hendrik alleen in ziekelijke af
gematheid, door zijn gemalin voor den
vrede gewonnen was; 3o. dat Utrecht
en Zeeland er tegen waren, en dat het
drijveD van Holland in niet geringe mate
voorkwam uit weerzin tegen het stadhou
derschap vau Oranje 4o. dat eerste ge
volg van den vrede was het doorzetten
van Hollands plan om den kapitein-generaal
als, nu de oorlog uit was, niet meer noodig,
af te schaffen ,- en 5o. dat. de vrede van
Munster ons uit den oorlog met Spanje,
die geen gevaar meer opleverde, stortte
in een ((zestigjarigen» oorlog, die ons aan
deu «uitersten rand van het verderf»
bracht.»
Zoo zijn wij, Antirevolutionairen, zegt het
blad, geleerd,in deu vrede van Munster den
trimof te zien van den stroom,die zich steeds
»tegen« Oranje en «tegen« het Calvinisme
gekeerd had het keerpunt in onze historie
waarbij de Calvinistische richting onder
gaat, en de tegenpartij het veld behoudt.
Zoo begrijpelijk als het uit dien hoofde
is, dat de anti-Calvinist den vrede van
Munster hoog verheft, even natuurlijk zal
hij het vinden, dat wij niet te hoogen jubel
sloegen bij het herdenken van wat niet
alleen den tegenstand tegen Oranje ver
sterkte, maar ook het Calvinistisch begin
sel in den Staat vermoord heeft.
Als diplomatieke sanctioneering van de
overwinning, door ons land op Spanje be
haald, staat voor ons de Munstersche vrede
met gulden letteren op het. historieblad,
maar uit moreel en principieel oogpunt
staat hij bloot aan zeer ernstige critiek.
Een lid der Eerste Kamer
terechtgewezen.
In de Eerste Kamer heeft de heer
Van den Biesen onlangs verklaard
dat wij hier te lande allengs naderen
tot het Pruisische stelsel «Soldat
werdeD, Steuer zahlen, Maul halten."
De «Köln. Zeitung» leest den heer
Van den Biesen hierover de les en
komt voornamelijk neer op diens
was rood en gezwollen, evenals van
iemand, die den vorigen avond te veel
heeft gedronken. Hij had een dikken
stok in de hand, waarmee hij aanhou
dend onder het loopen naar de strui
ken sloeg.
«Wel Jacob," zeide ik, „hoe is
het
Hij antwoordde niets en keek mij
aan, evenals vroeger op school, wan
neer ik hem op een verkeerde han
delwijze wees en hij toch zijn onge
lijk niet wilde bekennen. Met een
zwaaienden gang liep hij mij voorbij,
al maar door met zijn stok naar den
grond slaande.
Het speet mij erg, hem in dien toe
stand aan te treffen. Ik begreep na
tuurlijk heel goed, hoe de vork in de
steel zat. Hij was op Eduarda ver
liefd geworden en kon de gedachte
niet verdragen, dat zij mij zou toebe-
hooren. Arme kerel! Maar het was
toch mijn schuld niet. Wie weet,
of ik in zijn plaats niet evenzoo was
uitspraak, dst de belastmgwetgeviDg-
Piersou «hatelijker is dan de tiende
penning van Alva". Het blad betoogt,
dat die belastingwetgeving juist diende
om den zwaarsten druk te J eggen op
de sterkste schouders en zoo de minder
bemiddelden te ontlasten, en eindigt
met aan den heer Van der Biesen
den raad te geven de pauselijke
Encycliek eRernm Novarum* iu ern
stige studie te uemen.
De nieuwe generaals-uniform.
De nieuwe tenue voor de generaals
van ons leger is thans vastgesteld
Epauletteu, passanten, borduursel van
goud steekjas met lange panden
breed gebiesde broek in 't kort
een kleedij, gansch afwijkend vsn de
tot hiertoe gebruikelijke.
Of 't mooi zal zijn
Oppervlakkig bekeken, dunkt ons
de dagelijksche tenue eenvoudiger en
dus beter, maar of het Zondagsche
pak voor min of meer bejaarde offi
cieren niet wat te glinsterend zal zijn,
is eene andere vraag. Echter moet
men de heeren eerst zien, om er over
te kuunen oordeelen. (Arnli. Ot.)
In plaats van den heer Koer, die
bedankt heeft voor de candidatuur der
antirevolutionairen te Deventer,is;thans
door deze candidaat voor de Tweede
Kamer gesteld mr. T. Heemskerk, die
ook als zoodanig gekozen is door de
R. K. kiesvereeniging aldaar.
Naar men meldt, is men bij het
departement van binnenlandsche zaken
bezig met het onderzoek, of de in 1897,
krachtens art. 128 der kieswet, vast
gestelde verdeeling der kiesdistricten
voor de verkiezing van leden der
Tweede Kamer in stemdistricten, ver
andering dient te ondergaan.
A t j e h.
Het schijnt dat het ernst is met
den beraamden aanval op Toekoe
Oemar die in Pedir nog de baas
speelt. Het laat zich aanzien dat
geene moeite of kosten zullen ontzien
worden om zeker te zijn van een
goeden uitslag.
Een verblijdend verschijnsel is het
dat de vijandelijke gezindheid onder
de Atjehers meer en meer voor eene
vriendschappelijke begint te wijkeD,
alsof ze blij zijn dat ze van het
knellende dwangjuk, huu door Toekoe
Oemar opgelegd, ontslagen worden.
De tiansporten buiten de linie zijn
thans voor 80 pCt. uit Atjehers sa
mengesteld, die zich hiertoe vrijwillig
aanbieden.
Ons beslist optreden sedert April
1896 heeft tot dit goede resultaat
krachtig hijgedragen, maar zeker niet
minder de nieuwe repeteergeweren.
Mochten vroeger de Atjehers door
loopgraven, dicht struikgewas en
dikke hoornen gedekt zijn tegen het
vuur uit de beaumont-gewereu, thans
helpen hun die schuilplaatsen niet meer
en weten de kogeltjes uit het nieuwe
geweest. Vroeger zou het mijn begrip
te boven gegaan hebben, dat een
meisje het hoofd van een sterken man
zoo op hol kon brengen, maar nu
was ik daaromtrent beter op de
hoogte.
Veertien dagen lang zag of hoorde
ik niets meer van Jacob Horsecroft.
Toen kwam die Donderdag, waarop
mijn levensloop een geheel andere
richting nam.
Ik was 's morgens vroeg opgestaan
en bij mijn ontwaken had ik mij bij
zonder opgewekt gevoeld, 's Avonds te
voren was Eduarda buiteugewoon
lief eu aardig tegen mij geweest en
ik was in slaap gevallen met de heer
lijke gedachte dat het mij eindelijk
gelukt was den regenboog te grijpen,
dat zij werkelijk had geleerd, den
eenvoudigen, ruwen Johan Calders
van West Inch lief te hebben. Daarom
was ik zoo vrooüjk ontwaakt. Toen
bedacht ik, dat zij gewoon was 's mor
geas vroeg te wandelen en dat ik