Nicht Eduarda. Maandag- 24 Januari. Schetsjes uil ie Grondwet. Bij dezs Courant toort sea Bpepl. No. 10 36e Jaargang. 1898. VLISSINGSC Prijs per drie maanden 1. Franco per post 1.15. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteur-en of rechtstreeks bjj den Uitgever: F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187. COURANT ADVERTENTIËNvan 1—1 regels ƒ0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. - Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groote letters en cliché's worden naar plaatsruimte berekend. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Teleplioonnunnner ÏO Abonnements-Advertentiën op «eer voordeelige voorwaarden. XVI. Wij zijn genaderd tot de bespreking van een onderwerp, waarvan de grond wet alleen de hoofdtrekken regelt, ter wijl zij de regeling der onderdeelon aan bijzondere wetten heeft overgelaten. Wij bedoelen den inhoud van het vijfde hoofdstuk, dat handelt van de Provin ciale Staten en de gemeentebesturen. Reeds bij do grondwet van 1815 had men aan de provinciën het recht toe gekend om hare eigene vertegenwoordi ging te hebben, maar eerst door de grondwet van 1818 hebben de provinciën een wezenlijk zelfstandig bestaan ge kregen, een eigene huishouding tot behartiging van eigen brlangen. Vandaar dan ook dat aan de provin ciën eene eigene vertegenwoordiging is toegestaan, bekend onder den naam van Provinciale Staten, die volgens de nieuwe kieswet, in verband met de algemeene daarvoor geldende voorschriften dei- grondwet, ongeveer op dezelfde wijze als de leden der Tweede Kamer worden gekozen voor zes jaren, terwijl de helft der leden om de drie jaren aftreedt. Hierbij geldt de regel, dat niemand in de Staten van meer dan ééne pro vincie tegelijk zitting kan hebben en dat ook niemand lid kan zijn van de Staten eener provincie en tegelijkertijd van de Eerste Kamer der Staten Generaal. Terwijl het eerste van zelf niet kan voorkomen, omdat men niet van twee provinciën tegelijk ingezetene kan zijn, is de reden van de laatste bepaling ge makkelijk te begrijpen.Immers, de leden der Eerste Kamer worden door de Prov. Staten zei ven gekozen. Zooals wij reeds opmerkten, worden het gezag en de macht der Provinciale Staten door een bijzondere wet, de zoo genaamde provinciale wet, geregeld, en die regeling kan dus, wat ook herhaal - delijk geschied is, veranderd worden zonder grondwetsherziening. Alleen heeft men het noodig geacht in de grondwet eenige hoofdlijnen aan to geven, waarvan de provinciale wet niet mag afwijken. Het doel daarvan is vooral, om aan d6 Staten eene wetge vende macht te verzekeren. De Skaten kunnen zelf het best beoordeelen, welke bijzondere behoeften die van hun gewest zijn, en daarnaar kunnen zij dan ook de verordeningen maken die voor het bestuur van het gewest noodig zijn, onder voorbehoud echter van de goed- F F FILL 15 T O S. i). Wanneer men bijna honderd jaar oud is, zooals Johan Calders van West-Inch, die deze geschiedenis voor u schrijft, dan behoeft men u niet te vragen of ge al het een eu ander beleefd hebt. •Ta, ik heb veel beleefd, maar de groote gebeurtenissen van het begin dezer eeuw zijn het'diepst in mijn geheugen bewaard gebleven. Als ik zoo uit het raam van mijn zolderkamertje mijn oog over de bloei ende velden laat gaan, kan ik, rechts keuring van het hoofd van den Staat na ingewonnen advies van den Raad van State. Het beginsel, dat de provinciën haar eigen huishouding bij verordening regelen, noemt men de autonomie dei gemeenten. Behalve de zoogenaamde provinciale autonomie kennen wij ook het provinciaal zelfbestuur, hetwelk daarin bestaat, dat het provinciaal be stuur optreedt als agent van het Rijks bestuur. Dit beteekent dat de Staten hunne medewerking verleenen tot uit - voering van wetten of algemeene maatregelen van bestuur, wanneer deze zulks voorschrijven.De Staten maken dan daartoe weder zelfstandig de noo- dige voorschriften. Het zijn intusschen niet alleen de eigenlijke provinciale verordeningen, die de goedkeuring des konings behoeven. Aan die goedkeuring zijn ook alle be sluiten der Staten onderworpen, waarbij belastingen in de provincie worden ingevoerd, gewijzigd of afgeschaft. Bovendien moet een wet algemeene regelen stellen, waaraan de Staten zijn gebonden bjj de heffing van provinciale belastingen. Maar, die wet is nog niet tot stand gekomen, en zoolang dit niet het geval is, i3 de goedkeuring des ko nings, waarvan wij zoo even spraken, niet voldoende, maar inoet bij de wet elke provinciale belasting worden be krachtigd. Eén ding staat intusschen onomstoo- telijk vast, namelijk dat provinciale belastingen den doorvoer, den uitvoer naar en den invoer uit andere provinciën niet mogen belemmeren. Zoo zal dus eene provincie geen rechten van invoer mogen heffen op waren die uit eene andere worden ingevoerd. Het onbelem - merd verkeer is een algemeen belang en voor het binnenland moet het be ginsel van vrije handel ongeschonden worden gehandhaafd. Verder moet ook de jaarlijksche begrooting der provinciale inkomsten en uitgaven aan de goedkeuring des konings worden onderworpen, terwijl de wet, zegt art 137, het vaststellen van de provinciale rekening regelt. Met andere woorden, de verantwoording der geldmid delen, geschiedt op een bepaalde, door de wet vast te stellen wijze. Dit heeft plaats gehad in de provinciale wet, die de deugdelijk verklaring van de cijfers dooi de Algemeene Rekenkamer verlangt Art. 138 is, wat de bewoordingen betreft, een zeer genadig artikel. Het zegt dat de Staten de belangen van hunne provincie en hare ingezetenen bij den koning en bij de Staten-Generaal kunnen voorstaan. ziende, op den weg naar Berwick de kleine witte rookwolkjes onderscheiden van het stoompaard, dat met steen kolen gevoed, aanhoudend heen en weder over de grenzen rent. Op een helderen, zonnigen dag kan ik zelfs het koperwerk zien glinsteren, als het de bocht bij Corriemuir omslaat. En wend ik mijn oogen links, dan zie ik van die zelfde soort stoomdieren over het meer glijden, in de lucht een zwart, over het water een wit spoor nala tende en de golven doorklievende met een gemak als de zalm in de Tweed. Zulk een tooneel moest mijn goede vader gezien hebben. Verbazing en verontwaardiging zouden hem sprake loos hebben gemaakt. Hij kende geen sneller vervoermiddel dan het geza delde paard, en schepen zonder zeileu waarmee toen reerls proeven wer den genomen schenen hem be paald uit den booze. Maar nog meer verwonderd zou hij zijn geweest, indien hij het tijdperk Het zou eigenlijk eene dwaasheid wezen, in lijnrechten strijd met ons geheele regeerstelsel, wanneer het anders ware Het artikel heeft echter eene wezenlijke beteekenis. Zooals wij gezien hebben, is aan wettig bestaande lichamen het recht toegekend om zoo genaamde petities aan de bevoegde macht in te dienen, doch alleen over onderwerpen tot hun bepaalden werk kring behoorendo. De regeering be schouwde dit als het ware als eene aanmoediging voor die lichamen om wanneer het te pas komt, de regeering op bijzondere belangen te wijzen. En zoo ligt het ook, dit moot de betsekenis van art. 138 zijn, bepaaldelijk op den weg der Staten, om de belangen ook der particuliere ingezetenen of van gemeenten binnen de grenzen der pro vincie, bij de hooge regeering voor te staan. Wel jammer dat men deze be doeling, die uit de geschiedenis van het artikel blijkt, maar uit de letter niet volgt, niet wat duidelijker in het licht heeft gesteld. Het is eene onmogelijkheid, de leden der Staten onophoudelijk bijeen te doen zijn. Het is bovendien onnoodig, omdat er zoovele kleine, dagelijksche zaken van beheer en bestuur voorkomen, die veel gemakkelijker door enkele personen kunnen worden besproken en afgedaan, dan door een groot college, dat allicht veel tijd voor lange beraadslagingen be hoeft. Om die reden moeten de Staten uit hun midden een zoogenaamd college van dagelijksch bestuur benoemen,in de wet onder den naam van gedeputeerde Staten bekend, een college waaraan de dagelijksche leiding der zaken en de uitvoering der besluiten van de Staten wordt opgedragen, en zulks, zegt de grondwet tamelijk overbodig, hetzij de Staten vergaderd zijn of niet. Natuurlijk, want dat is juist de bedoeling. Op het bevel der grondwet heeft de provinciale wet voor het dagelijksch bestuur der provincie bijzondere regelen gesteld en zeer terecht, de leden dei- Gedeputeerde Staten als bezoldigde waardigheidsbekleeders beschouwd. Zij wijden voortdurend hun tijd en werk krachten aan de belangen der provincie. B i ii ii e n 1 a n d. Een onverdacht getuigenis omtrent Thorbecke. In bet, Centrum" worden door mr. P. J. M. Aalberse de volgende woorden aan de nagedachtenis van een onzer grootste staatsmannen gewijd van vrede had beleefd, dat er na den val van Napoleon aanbrak een tijdperk van rust en verademing, alsof er nooit weer oorlog zou worden ge voerd. Toen mijn vader overleed, wa ren wij meer dan vijfentwintig jaren aan het vechten geweestDenk daar eens over na, mannen en vrouwen van den tegenwoordigen tijd, zoo ge tenminste het groote verschil van toen met nu kunt begrijpen. Kinderen, ge durende den oorlog geboren, waren volwassen meuschen eu hadden zelfs reeds kleinen, alvorens die oorlog ten einde was. Zij die als jongelingen en mannen hadden medegevochteu, wa ren stijf en gebogen, en nog was men te water en te lande met dezelfde vij anden aan het worstelen. Geen won der dat men er ten slotte aan gewoon raakte en niemand zich kon voorstel len, dat er ooit een tijd van rust en vrede weer zou aanbreken. Gedurende al die jaren van strijd vochten wij met de Hollanders, de «Een mail als Thorbecke wekt den eer bied op en de bewondeiing, zelfs van zijn felste tegenstanders. En zijn tegen standers, in beginsel en uit beginsel, waren, althans moesten zijn, de Katholieken. In zijn «politiek testament» in de beroemd geworden narede - rekent hij het zich tot een eer, dat hij altijd het land heeft geregeerd volgens de liberale beginselen. Daarmee is de kloof genoemd, die hem scheidt van ons. En toch is deze man beschuldigd van «te heulen met den Paus «Men kent de historie van de ramp zalige Aprilbeweging, van die onchris telijke agitatie, in 1853, bij gelegenheid van het door Thorbecke gewilde, schier uitgelokte, herstel vau de bisschoppelijke hiërarchie. «De Koning, wien het Utrechtsche monsterpetitionnement te Amsterdam werd overhandigd, sprak «Deze dag heeft den band tusschen het Huis van Oranje en het vaderland nog hechter vastgesnoerd en dierbaarder aan ncijn hart gemaakt». Thorbecke eisehte eene duidelijke ver klaring van deze woorden. Zij werd niet, gegeven. Hij trad af als minister «'t Is wellicht een kleine trek in Thorbecke's levensschets, toch teekent hij den man, die, uiterlijk koud, stug, on verzettelijk, maar met een warme, inge roeste overtuiging, zijn naam heeft willen leenen aan eene zaak, die moest zijn impopulair, maar tevens wa9rechtvaardig, den man, die den moed had te vallen voor die zaak, noch zich buigend voor koninklijk welbehagen, noch vervaard door de woede der opgezweepte scharen. »Zoo is Thorbecke geweest een man van onwrikbare beginselen en van onge- meene kunde, een man van onverzette lijk karakter en van verbazingwekkende arbeidzaamheid. Zijn leven lang beeft hij den lande gediend, zonder zichzelf te zoeken hij stierf, gelijk hij was geboren, onbemiddeldde Staat moest na zijn dood voor zijne dochters zorgen. Ook bij toonde den moed te bezitten vau allen, die in zich omdragen eene rotsvaste overtui ging. En ging hij al uit van beginselen, door de Kerk veroordeeld, is er menige daad in zijn leven, die wij betreuren, is het hèm vooral te wijten, dat het Nederlandach Staatsbestuur is doortrokken van een liberalisme, dat wij wel moeten verfoeien, toch herdenken wij, op dezen honderdsten verjaardag van zijne geboorte, met eerbied en bewondering den man, tegen wien wij opzien met ontzag als tot een koloi, dien wij hoog achten om zijn ongeëvenaarde werkkracht, dien wij dankbaar zijn om hetgeen hij schonk, ook aan ons.» Meisjes als tuiniersters. In het „N. v. d. D." wekt mej. Geertruida Carelsen de meisjes op om zich toe te leggen op den tuinbouw, niet zoozeer om daarmede haar brood te verlieneD duu wel met het oog op hare particuliere tuinen. De schrijfster zegt daaromtrent o.a. het volgende Terwijl thans voor menige huismoeder het bezit van een tuin eene dure liefheb berij is, omdat het onderhoud van jaar tot jaar meer koet en een lastigen sta in den-weg op haar budget vormt, zou dit geheel anders zijn indien zij als meisje de noodige kennis had beet gekregen, om van een lapje grond, tot nut en genoegen, zooveel mogelijk partij te trekken. Zoo'n tuin speelt een geheel andere rol in het huishouden, zoodra de huisvrouw niet geheel van tuinlieden afhankelijk is, maar Denen, de Spanjaarden, de Turken, de Amerikanen, zoodat het wel scheen of er geen volk op aarde bestond, dat ons te na verwant of te ver ver wijderd was, om niet in het geschil te worden betrokken. Maar het meest vochten wij tegen de Franschen, en de man, dien wij boven allen vreesden, verwenschten en bewonderden, was de machtige bevelhebber, die over hen heerschte Napoleon Bonaparte. Wel werden er liedjes op hem gezongen, wel werden er spotprenten van hem gemaakt, wel noemde men hem een avonturier en bedrieger, maar toch kau ik u verzekeren, dat de vrees voor dien man als een zware schaduw over Europa hing. Ik beb een tijd gekend, dat enkel het gezicht van een vuur op de kust elke vrouw op haar knieën deed zin keu en eiken man naar zijn geweer grijpen. Want hij was altijd overwin naar dat was juist hel beangsti gende. Het was of de schikgodinnen voor een deel zelve tuiniert, of in elk geval zonder veel omslag het beheer weet te voeren. Niet alleen behoeft hij dan minder te kosten, maar kan meestal nog wat uit halen of opbrengen. Allicht zal iemand, die zich een jaar lang ïn tuinbouw heelt geoefend, later, overal waar de omstandig heden het gedoogen, in eeu geschikt hoek je haar eigen kroppen sla kweeken, om deze dagelijks frisscher te hebben, dan ze bij het roudsleepen op groentewagens ple gen te worden. Een andere zal achter haar bloemtuin een paar asperge-bedden aanleggen, die genoeg opbrengen voor huiselijk gebruik. Een derde zou, ja, wie weet wat hare vindingrijkheid ai niet kan uitdenken, als zij er eerst verstand van hebben. Mits men van nature een beetje pracliscb is, komt men er spoedig achter,welke zelf kwee- kerij in een gegeven streek voordeel af werpt en welke met. Eén ding is niet overbodig te beden ken wij leven in een tijd, waarin vele nijverheidsproducten hoe langer hoe goed- kooper, maar vele natuurproducten hoe langer hoe duurder worden. Terwijl dus eene huisvrouw minder dan vroeger uit haalt door zelve te naaien en te breien, is er veel kans, dat zij binnenkort meer dan vroeger zal uithalen door zelve som mige groenten en vruchten te kweeben. Een verdere stap, geleidelijk hierop volgende, is, dat men van zulke dingen meer kweekt dan men zelf noodig heeft en dien overvloed verkoopt, liefst zoo groot mogelijke quantiteiten van precies dezelfde waar, om den afzet de moeite waard te maken. En al werkend om aan haar stukje aarde eene eerlijke winst te ontlokken, zou menigeen allerlei winnen, wat niet onder een paar woorden en nog minder onder geldwaarde te brengen zou zijn- Aan de „N. R. Ct.« werd het volgende uit Batavia geseind „Toekoe Oemar is met 1000 van zijne partijgangers te Djantoi, zuidelijk vau Selimoen. Luitenant-kolone! Krull is den 19en dezer met 2000 man daarheen getrokken". Het blad voegt er het volgende bij Uit dit telegram zou kunnen blijken, dat Oemar zich op de Westkust machte loos gevoeld en zich langs de voetpaden, die van daar over het gebergte naar het diepste gedeelte der Atjeh-vallei en naar het Pedirsche voeren, in verbinding gesteld heeft met Panglima Polim, wiens benden voor een paar weken te Reung-Reung ten oosten vau Selimoen werden uiteengejaagd. Zonder steun van de hoofden zou hij zich daar bezwaarlijk kunuen staandeu hou den, omdat hij er weinig invloed heeftop de bevolking, daar hij geen geestelijk voorganger is. Wij hopen, dat de overste Krull, dia zijn sporen reeds voor ettelijke jaren op het oorlogsterrein in Atjeh verdiende, onzen lattigen vijand spoedig van daar zal weten te verdrijven. Dat is trouwens ook hoog noodig. Wij weten uit dure ondervinding, dat er niet met Oemar te spotten valt, als hij samenwerkt met de hoofden des lands en de geestelijke partij, die de bevolking tegen ons in het harnas jaagt. Met iederen dag,die hem rust wordt gegund en met ieder voordeel, dat hij behaalt, wint hij in kracht en invloed. Onverpoosd vervolgd en aanhoudend ver slagen, verliest hij die weder even spoe dig, vooral in een terrein, waar hij niet te huis behoort. altijd achter hem stonden om hem te beveiligen. Wij wisten,' dat hij zich met honderd vijftig duizend man, benevens de noodige schepen voor den overtocht, op de noordelijke kust be vond, gereed om ieder oogenblik over te steken. Maar het is een oude ge schiedenis, en ieder is het bekend, hoe een derde gedeelte van ons volk naar de wapens greep en hoe onze eenar mige, eenoogige kleine admiraal de Fransche vloot bestookte. Er was ten minste nog één land in Europa, waar men niet voor de macht van den dwin geland bukte. Op den berg bij Tweedmouth was een reusachtig seinvuur opgericht, van boomstammen en teertonnen sa mengesteld, dat ontstoken zou worden, zoodra de FraDsche troepen den voet aan wal hadden gezet. Ik herinner mij nog levendig hoe ik avond aan avond stond te turen, of het ook was aangestoken. Ik was toen nog maar acht jaar oud, maar op dien leeftijd

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1898 | | pagina 1