Woensdag 19 Januari. 1 S 9 V_ No. 8 36e Jaargang. 1898. Binnenland. VLISSI Prijs per drie maanden 1. Franco per post 1.15 Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever: F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187. URANfT ADVERTENTIËNvan 1—4 regels 0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. - Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts twee maal berekend. Groote lettere en cliché's worden naar plaatsruimte berekend. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Telephoonnummer ÏO Abonnements-Advertentiën op zeer voordeelige voorwaarden. IV. Slot. Het jaar begon met bet treurig einde van den tocht, der Fngelschen in het land van den koning van Benin, (lp de oostkust van Afrika. Het was een tocht, die heette van vriendschap- pelijken aard te zijn en met een wetenschappelijk doel ondernomen, wat zijne Zwarte Majesteit met ver hinderde om de geheele expeditie, op een paar uitzonderingen na, in de pan te hakken. Engeland volgt hier, als bijna overal elders, het stelsel van oprichting van particuliere maatschap pijen, handelslichamen, die van den Staat worden gesteund en voor den Staat den weg banen tot uitbreiding vaD macht, door inbezitneming van gronden. De in de pan gehakte expeditie ging nit van een dier kolonies, het Nigerkustprotectoraat. Er volgde na tuurlijk een militaire expeditie en eene bestraffing van den koning. Een andere kolonie, dt Nigercompany, zette een expeditie op touw tegen den Emir van Noeppe, om dezen te dwingen de slavenjacht na te laten. Veel zullen de Europeanen in die streken nooit uitrichten, bij een klimaat van ongeveer 175 graden in de zon, en op een bodem, grootendeele bedekt, met ondoordringbare wouden en moe - rassen Maar ook in andere streken, overi gens voor het Engelsche stelsel voor laudaanwining zeer geschikt, gaat de Briti-che koopinanspolriiek niet altijd op. In Zuid-Afrika althans zullen de al te ijverige heeren van de Chartered Company den boel wel voor goed bedorven hebben. Het onderzoek naar de oorzakeu van Jameson's inval in de Transvaal, dat in 1897 te Londen plaats had, was niets dan een schijn- vertooning, die overal verontwaardi ging en lachlust opwekte. Men heeft de zaken, waarbij de hoogste personen in den lande betrokken waren, blauw blauw gelatenmaar de gevolgen waren voor Engeland al erg genoeg. De positie van de Transvaal is zeer versterkt, ook door een verbond van verdediging met den Oranje-Vrijstaat gesloten.Het oppergezag van Engeland heteekeut niets meer, en in Zuid Afrika is een tamelijk algemeen streven onder alle elementen, naar aansluiting en onafhankelijkheid te bespeuren. Het beginsel der arbritage tus- schen de volken werd in het afgeloopen jaar weder herhaaldelijk toegepast. Een geschil tusschen Engeland en Venezuela werd, door toedoen van de Vereenigde Staten, aaD eene scheidsrechterlijke uitspraak onder worpen, en de regeering van Enge land zelve lokte een verdrag met de zelfde Staten uit, dat in beginsel uitmaakte, alle geschillen tusschen heide landen door arbiters te doen beslissen. Wel is dit verdrag niet door FISUILLET Vrij bewerkt door A MO. 33). «Als hij mij niet zien kan, dan kan Lij mij tenminste nu hooren," dacht Rüppert, „en als hij de kunst van schieten verstaat in de richting van een geluid, hen ik er leelijk aan toe.» Op datzelfde oogeDblik flikkerde er een licht in de duisternis. „Dat is een taeken," dacht Rüppert. „Daar moet hij zijB." En hij stapte tusschen al de houten en ijzeren hinderpalen, in de richting van het licht yoort, den Senaat (de Eerste Kamer) der Amerlkaansche Unie goedgekeurd maar het lijdt geen twijfel, of nieuwe pogingen in denzelfden geest zullen met een beter eucces worden bekroond. De binnenland sche rust kon niet overal worden bewaard; niet name niet in de Oostenrijksch-Hongaarsche Monarchie, waar, natuurlijkerwijze, allen op huu eigen gebied den baas willen zijn Czeehen (in Boheraen), Duitschers, Hongaren enz. Is de taal gansch het volk, ook hier bleek weer dat de taal als het ware als het ken merk van een eigen, zelfstandig be - staan wordt beschouwd. Eene veror dening, waarbij de Duitsche taal beneden de Czechische werd gesteld, gaf aanleiding tot groote onaange naamheden, ook in den Rijksraad, waar de Duitsche afgevaardigden den welgevenden arbeid tot stilstand doemden. Ook in andere aangelegenheden, die echter alle ongeveer denzelfdeu oorsprong hebben, was het een moeilijk jaar voor den grijzen Frans Josef, den vredevorst hij uitnemendheid, door alle partijen hoog geacht en bij de meesten geliefd, maar daarom toch niet in staat om eenheid te brengen in de verschillende deelen der groote monarchie. Van Spanje, dat ongelukkige land met zijn groot verleden, spraken wij nog slechts in verband met de Cu bsansche zaken. In Spanje is het voortdurend diep treurig gesteld. Men noemt het niet zonder reden het land der duisternis. Van de beschaafde christelijke staten is er niet een, waar de beschaving en de ontwikkeling zóo worden verwaar loosd, als in datzelfde Spanje, dat eens een wereldheerschappij bezat. Van de achttien millioen inwoners van dat land kunnen er elf millioen lezen noch bchrijven,en er zijn er geen tienduizend naar de eischen des tijds volledig ontwikkelde menschen. Armoede heerscht alom de schatkist is be zwaard met eene steeds toenemende schuldenlastde organisatie van het bestuur is ellendig. Zulk een land is de wieg en ba kermat van het anarchisme; een hemel voor de lieden die buiten orde en recht staan en in omverwerping hun heil zoeken. De Minister-president de heer Canovos dei Castillo, is gevallen als een offer van den haat dezer lieden, tegen al wat regeert. Zijn dood heeft tengevolge gehad het optreden van het meer liberale bewind, dat eene andere richting gaf aan de staatkunde tegen over Cuba. Of het nieuwe ministerie, onder leiding van den heer Sagasta, iets zal tot stand kunnen brengen van het voorgenomen hervormingsplan, zal de naaste toekomst wel leeren. Melding te maken van de omwen telingen in de Zuid-Amerikaansehe republieken is bijna niet noodig, omdat daar het maken van samenzweringen Van de werf, welker verrotte plan ken bij eiken stap kraakten, kwam hij op een ellendig brugje dat naar een hut leidde. Een flauwe lichtstraal, die uit die richting tot hem kwam, bewees dat de deur van de hut op een kier stond. „Hier zijn wij, waar wij zijn moe ten," dacht Rüppert„het is een ty pisch moordenaarshol." Hij bleef een seconde op de brug staaD, om te zien wat er verder zou gebeuren. Uit de hut kwam geen ge luid tot hem. Nergens was een teeken van leven, behalve het roode signaal- vuur, dat hem als het oog van een cycloop tegengluurde. „Ik zou wel eeDS willen weten, wat hij gaat uitvoeren," dacht Rüp pert, terwijl zijn vingers het pistool, dat in zijn zak stak, omklemden. „Hij heeft een afschuwelijke plaats uitge kozen om mij naar de eeuwigheid te helpen. Maar hij mag niet denken, dat een gewoon verschijnsel is. Een dezer kostte, in Uruguay, aan president Borda het leven. Een wezenlijk gevolg hebben die staatkundige beroeringen echter niet, omdat zij nooit voort spruiten uit de zucht om m a a t- schappelijke verbeteringen aan te breDgen. In Amerika trok overigens wel het meert de aandacht de ontdekking van goud in het hooge Noorden, in Alaska, waarheen onmiddellijk duizenden heeustroomden om het uibeteekenende stadje Dawson te overvullen met. hen die het slijk der aarde zoeken. En er zit hier heel wat van dat slijk. Immers, een goudklomp werd gevon den ter waarde van ruim honderd duizend gulden. De berichten omtrent de ellende in dit onherbergzaam oord geledeo, lig gen nog versch in het geheugen de brand vauDaw.sonCity,de hongersnood, het vergaan van de Cleveland Maar ook in andere opzichten was 1S97 weer een rampjaar, ook in Europa. Een herinnoriDg aaD den brand in de Liefdadigheidsbazar, is reeds genoeg om dit aan te tooneD. Die herinnering brengt ons in Frank rijk, waar de bekende zaak Dreyfus als er ten minste een zaak Dreyfus bestaat nog steeds alle gemoederen bezig houdt. Hoogstwaarschijnlijk zullen hier, evenals bij de Panama- en andere schandalen, weer al de verdorvenheden van het burgerlijk- en militair bestuur in Frankrijk aan den dag komen treurige nalatenschap- -an het keizer rijk, zonder bedenken door de republiek aanvaard. Wie zal -iptre.ieu on. dezen Augiasstal te zuiveren Wij eindigen hiermede on.s reisje. Wat wij zagen kan ons geheugen scherpen en ons dus te hulp komen bij de beschouwing der feiten die de naaste wereldhistorie zal opleveren. Eene verordening beoordeeld. De commissie van strafvordering te Amsterdam heeft om misbruiken bij het venten te voorkomen, het voorstel aan den gemeenteraad ingediend om nl. te verbieden op de aan door B. en W. aangewezen openbare wegen eenige zaak anders te koop aaD te bieden dan door het noemen van den naam en dan prijs der zaak. Zeer geestig en waar wordt met dit voor stel door de „Amst. Crt." aldus een loopje genomen In de verboden straten zal men schrijft het blad luidkeels niets arders dan naam en prija mogen noemen. In de Kalverstraat, die toch zeker wel tot den verboden kring zal komen te behooren, zal men dus niet mogen roepen «'k Heb heele mooie sohellevisch» of «sigarenpijp jes voor 2 cent ze kosten 10 cent in den winkel». Maar men zal daar wel mogen roepen «De schandelijke gedragingen van een ik bang voor hem ben.» Toen hij tot dit besluit gekomen was, liet Rüppert een luid „Coee!" hooren, een geluid dat hij zoo dikwijls door den wind van de Australische wildernissen had laten voortdragen. Dit „Coeewerd terstond beant woord door een stem, die zeide „Ge komt laat.» „Dat zal waar zijn," antwoordde Rüppert koel. „Als ge op zoo'n onmo gelijke plaats verblijf houdt, moet gij uw gasten tijd geven om het hol te vinden.» Hij lachte, terwijl hij dit zeide, daar hij zich werkelijk een oogenblik vroolijk maakte over de ontvangst van zijn gastheer. Die lach scheen Braun kwaad te maken. „Gij zijt er toch gekomen, zie ik," zeide hij, „en dat is het voor naamste." Toen liet hij hem binnen en gren delde de deur achter hem. „Zijt ge bang, dat ik weg zal loo- pen, dat ge de deur zoo zorgvuldig rijken wellusteling enz. enz., met de bijvoeging «prijs 1 cent», want dat ia bloot naam (immers titel) en prijs der zaak (van het pamilet). De commissie wil, blijkens haar toelichting, aan banden leg gen «het luid uitroepen van den inhoud van gedrukte stukken». Bedoeld is zeker van de inhoudsop gave, want '«et luid uitroepen «van den inhoud» zou zijn van az allee uit te bazuinen. Maar ge keert het euvel de kwetsing der openbare orde en goede zeden niet enkel door het luid uitroe pen van den inhoud(opgave), te verbie den. De sprekende titel, de titel, die meest reeds den ganschen inhoud doet radeD, ook die luid uitroepen is hin derlijk. Terwijl dus de commissie kleine nering doenden het lastig maakt, daar zij in de verboden straten enkel-en-alleen naam en prijs der zaak mogen uitroepen, laat zij de socialistische colporteurs vrij uitgaan, die, steunende op haar fraai art. 46, de ergerlijkste en aanstootelijkste titels als «naam der zaak» luidkeels mogen uit roeper,. Wij hopen, dat de Raad wijzer zal zijn en het door de commissie zoo ver smade voorstel-Pouw als afdoende, en als voor de kleine nijverheid, niet-hinderlijk, zal aannemen. De nieuwe Minister van Marine. De „Residentiebode" beweert dat de tegenwoordige titularis, de heer Roëll, een conservatief is, terwijl zijn voorganger, de heer Jansen, een vooruitstrevend liberaal is, met hart en ziel aan de liberale Unie verknocht. Het blad meent zeer goed te weten dat de conservatieven in Juni 1897 zeer ernstig er aan hebben gedacht den vi ce-ad mi raai Roëll als cuudidaat van „Vaderland en Koning" testellen tegenover een aftredend gematigd liberaal te 's-Hage, en beweert dat het kabinet met deze benoeming een geduchte zwenking naar rechts heeft gemaakt. Een aDder geval is echter ook mogelijk, nl. dat de heer Roëll ook eene zwenking naar links heeft gemaakt, veroorloven wij on3 hierbij op te merken. De tijd zal leeren wat hiervan is, want ofschoon een minister van marine in de Kamer niet veel gelegenheid heeft zijne politieke in zichten aan den man te brengen, breDgt toch de gewoonte mee dat hij als zijne collega's de portefeuille neder- leggen, ook mede gaat. De schrijver der „Brieven uit de Residentie" van het „N. v. d. D.« zegt dat „Welingelichten" natuurlijk dadelijk gesnapt hebben, dat de boodschap aan de vreemde hoven, dat H.H. M.M. in September geen bezoeken kunnen afwachten, enkel eD alleen een gevolg was van de onbewoonbaarheid van Hollandwegens de geuren der openbare wateren, wat ons land in gansch Europa in een kwaden reuk zou brengen indien vorstelijke neuzen nabij onze grach ten kwamen. Omtrent het door den prins Van Wied ontworpen plan om de Haagsche grachten zuiver te houden door de achter u sluit?" vroeg Rüppert. „Ik grendelde de deur, omdat zij niet sluit," zeide hij. „Dit huis is geen paleis „Dat zie ik, antwoordde Rüppert; „maar ik ben liever in een paleis." „Deze hut," hernam Braun, „is vol doende voor het doel waarvoor wij hier samen zijn." „Maar wat is dat doel eigenlijk?» vroeg Rüppert. Braun wees naar een leegen stoel, de eenige die in de kamer was. „Ga zitten," zeide hij. „Neen, er is maar éen," zei Rüp pert. „Ik zal hier gaan zitten," zeide Braun, eenige ruimte makende tus schen de papieren die op de tafel la gen. Hij was lang en de tafel was laag, zoodat zijn voeten op den grond bleven, vlak tegen die van den man welke tegenover hem zat. Rüppert bemerkte dit en zag ook, boe gemakkelijk deze houding het doorspoeling met zeewater, zegt de schrijver, dat het door deskundigen als onuitvoerbaar wordt beschouwd, omdat zeewater den stank vermeerdert en Nederlaudsche weilanden niet ge schikt zijn voor infiltratie van zout water. En aldus zal het plan van den Prins wel als een doodgeboren kindje te beschouwen zijn. Dezelfde schrijver verhaalt nog een aardig voorval omtrent onze Koningin. „Een jongmenseh heel gewoou uit den burgerstand, wandelde eeuigen tijd geleden, in het Bosch met zijn hondje aan een koord een bijzon der aardig, mooi hondje. Hij ODtmoet onze jonge Koningin en deze houdt even stil en streelt het hondje en spreekt er eenige lieve woordjes tegen, net precies zooals een gewoon meisje dat zou gedaan hebben, mits niet „grootsch" opgevoed». „Is dat niet typisch", vraagt hij, voor de wijze waarop H. M. geleerd heeft zich in 't publiek te bewegen, vrij en ongedwongen Ons leger is met de in den laatsten tijd aangebrachte veranderingen in de kleedij geducht in strijdwaarde voor uitgaan, waaronder die van de sport- manteltjes wel een voorname plaats bekleedt. Men verbeelde zichdie manteltjes hadden het gebrek dat die van meerderen en minderen zulk een treffende overeenkomst vertoonden, dat het meer dan eens gebeurd is dat een korporaal een sergeant voorbijliep zon der salput, enz. Dat gevaar is nu gelukkig verdwenen door het aan brengen van onderscheidingsteekeDen. Het H.bld. meldt, dat tengevolge van de weinige ruimte in de Nieuwe Kerk te Amsterdam bij de inhuldi gingsplechtigheid, een orkest en een koor niet zullen kunnen medewerken en er dus geen sprake kan zijn van het uitvoeren eener cantate. Het „N. v. d. D.» geeft eene afbeelding van de Nieuwe Kerk te Amsterdam bij gelegenheid der in huldiging van Koning Willem III op 12 Mei 1849. Als dezelfde inrichting zij het dan met eenige wijziging, ook bij de inhuldiging van Koningin Wilhelmina gevolgd wordt, zal het publiek, d.i. de nietgenoodigden, even als toen slechts over een zeer klein deel der ruimte kunnen beschikken, en dan zullen het nog wel staan plaatsen zijn. De berichtgever van het N. v. d. D.» vult zijne mededeeling omtrent het schrijven, dat de hoofden onzer ge zantschappen in het buitenland van wege de Regentes ontvingen, volgen der wijze aan „Zooals ik u seinde, wenscht H. M. de Koningin geen vreemde vorsten bij hare kroning (lees inhuldiging) te ontvangen. Aan al onze vertegen woordigers is een schrijven namens voor zijn tegenpartij maakte om op hem toe te springen. Braun begreep, wat er in Rüppert omgiüg, en zeide „Als ge dan niet durft zitten, ga dan staan." Rüppert ging zitten en kruiste zijn beeoen over elkander. Ik ben niet bang voor u," zeide hij rustig. „Ik zit niet voor de eerste maal in mijn leven in het gezelschap van moordenaars. Ge vergeet dat ik de eer gehad heb uw vader te ken nen.» Brauns onwrikbaar gelaat veran derde niet, maar zijn stem trilde, ter wijl hij zeide „Ik kan u, vanwaar ik zit, gemak kelijk doodschieten." „Zeker," zeide Rüppert. „Ge hebt uw hand op uw pistool. Ge kent het spelletje van iemand op die manier neer te schieten.» „Dacht ge soms, dat ik u hier on gewapend zou afwachten Natuurlijk niet, en gij hebt u ook van een pistool

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1898 | | pagina 1