00, mm Vrijdag 16 Juli. da. jelling, No 82. 35e Jaargang. 1897. ling ren, EliS. I garantie. ran looij. us. - Gf e m een t e b estu u r I gelegd zijn. B i n n e n 1 a n d. F E U I L L E T O Lav te stellen pang 0.40. Igramma. lieren [Rang 0.15 telljken tijd FlWERlJ leren M'eiij nieuwste j>rging\ in liet Depot loederen onder Vlissingen, voorwaarden. |traat, 164. 7 uur, nm. Jeren Itraat 21. Tte Noordstraat, luij terstraat. V I.I SSI it (iSC IIE COIIRAKT. Prijs per drie maanden 1. Franco per post 1.15. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever: F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Jgg, i'S.k' ADYEKTENTIËNvan 1—4 regels 0.40. Yoor eiken regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groote letters en cliché's worden naar plaatsruimte berekend. Telephoonnummer ÏO Abonnements-Advertentiën op zeer voordcelige voorwaarden. Bekendmaking. Yerkiezing leden van den Gemeenteraad. llurgem. en Weth. van Vlissingen, maken bekend dat de proccssen- verbaal van den uitslag der verkie- I zing van leden van den Gemeente raad in de gemeentelijke kiesdis tricten noe. I, II en III iugevolge artikel 98 der Kieswet van af heden voor een ieder ter Gemeente-secretarie I (bureau Bevolking) ter inzage ueder- Vlissingen, den 14 Juli 1897. Rurgem. en Weth. voornoemd, TUTEIN NOLTIIENiUS. De Secretaris, G. J. BISSCHOP. lELOE. L) 3 25 er. 6 20e k) 3 55 G 5 O t) en 4 50 la) 5 10 6 20e) 6 40d) 810 8 40 Breskens hoog [ENDIENST. j 5,50, 6,30, 6,50 1,40, 10,-, 10,20 nm. 1,10, 3,20, 3,40 10,50, 6,30, 7,20 J 6,—, 6,40, 7,20, .{50, 10,10, 10,30, om 12,10, 2,50, 3,10, 3,30 |,40, 6,-, 6,40 HEKST LIDDELBUR& v.v vm 4,50 (alleen Zeilmarkl V m m. 12,30, 2 110,15, 1,2,45,4,15,5,55 |zeilmarJct Vlissin- op werkdagen.) nm. 1,20 2,50, f),20, 11,— o .2,35, 2,05, 3.35, PHBLiCATiE. Waarschuwing aan de ingezetenen. De Burgemeester van Vlissingen overwegende dat er zich in een deel I van deze gemeente bij sommige koeien I ^rallen hebben voorgedaan van mid- en klauwzeer', waarschuwt de iugezetenen ten I sterkste de melk voor het gebruik te hken. Vlissingen, den 14 Juli 1897. De Burgemeester voornoemd, TUTEIN NOLTIIENIUS. Het volgende stukje wordt door ons aan bet „N. v. d. D." ontleend. Het tan voor vele moeders nuttig zijn. Onder het opschrift De moeder dagen van onrust voorkomende", luidt het aldus Met instemming las ik het artikel .- «Dagen van onrust» in het nummer van ,9 Juli. Ja, voorzeker, voor een deel komt vaak het slagen of niet slagen onzer jon gens bil hun overgangs-examen voor reke ning ook van den vader. Maar waarom aiet gezegd «voor rekening ook van de ouders» De moeder toch heeft, mijns in- riens, niet minder invloed op het slagen der examens. Niet toozeer door de hulp, die zij verleent bij het werk al is deze vaak, voor de lagere klassen althans, liet gering te schatten maar vooral door ais een tiouwe hoedster hare kna pen aan den arbeid te houden. Terwijl vader op kantoor, bureau, enz., »aak afwezig is en soms overladen van werkzaamheden, kan moeder zorgen in de krijs uren der kinderen steeds te huis en op haar post te zijn. Zij kan zorgen voor rust zoo noodig in het leerveitrek, waken ,dat de orde door hare knapen bewaard llijve, zoodat het zoeken naar intkoker, ,pen, boek, enz., geen dagelijkschen, meest jontstemmenden en daardoor storenden in- ijloed op den arbeid oefene. Zij kan ook andere kleine afleidingen van buiten door voorzorg voorkomen den trage aansporen Bet een vriendelijk woord, den mismoedige opwekken met een blij vooruitzicht, eo iai, door eigen onverstoorbaar goede tanming, bij haar kuddeke die blijmoedig heid en kalmte bewaren, die de arbeids kracht zoo verhoogt. Ik heb een vrouw gekend, wier maat- iappelijke positie meebracht, dat ze 21) «Hou je maar hier een paar weken bedaard. De rechter heeft de handen *ol met den architectal praat men »at men wil, niemand kan je iets laken." „Maar het geld?" i/Doe als of je tevreden bentlaat e het kwartaal betalen en speel den 'eurenden neef. Ik weet iemand, die haar geld geeft. Binnen een jaar kijk je de erfenis op; er gaan wel i paar honderdduizend mark verlo- i, doch 't gaat niet anders." nu en dan wat men noemt menschen moest zien. Toch was zij altijd bij hare jongens tns8ohen etens- en thee-uur. Ook al ont ving ze eens avondbezoek, alles was zoo voorbereid, dathare jongens er maar weinig door te kort kwamen. «Enkele minuten», zei ze mij eens, «heb ik maar noodig om de laatste hand aan mijn toilet te slaan voor ik mijne gasten ontvang.» En toen ze reeds vroegtijdig weduwe werd, achtte zij zich van «het menschen zien» ontslagen en was zij avond aan avond bij hare kin deren. «Als Moes er maar zit met haar werkmandje», zeiden ze zelf, «dan gaat het werk 't best.» Zij zagen toen nog niet wat liefdevol denken, wat berekening, wat kleine zelfverloocheningen blijmoedig gebracht dat bestendig «er zitten» mogelijk en zoo heilaanbrengend maakten. Al ontbeerden zij, helaas de vaderlijke hulp, het moederlijk toezicht vergoedde zoo heerlijk. Geen «zakken» had plaats, en allen groeiden op tot nuttige leden der maatschappij. Dat dus niet alleen de vader, maar ook en vooral de moeder de hand in den boezem steken in «dagen van onrust.» Is het, vraagt het „Dagblad" dat voor deze vraag aanleiding vindt in het feit dat een nieuw ministerie moet worden gevormd, absoluut noodig dat voor de portefeuilles vau marine en oorlog weder vakmannen worden be noemd Minister van oorlog zegt het blad is geeu rang bij het leger, minister van marine geen rang bij de vloot. Ook deze ministers moeten staatslieden, geen krijgslieden zijn, want met krijgsbeleid verdedigt men geen begrooting of ander wetsontwerp, en met staatsmanswijsheid geen stel lingen. Uit dezen aanhef ziet men dus al dadelijk waar het blad naar toe wil en dat het geen vakmannen als geschikte personen voor oorlog en marine acht. Nader motiveert het blad zijn be weren door te betoogen dat vakman nen, op welk gebied ook, te veel ge hecht zijn aan den sleur, de zwakke zijden van hun eigen vak niet zien en dieutengevolge de noodige hervor mingen tegenhouden. Als wij trouwens nagaan in welken onvolmaakten toe stand zich ons leger en onze vloot op dit oogenblik nog bevinden, niettegen staande de Kamer wat uitgaven be treft, steeds zeer vrijgevig was, is wel jets voor dit deel der redeneering van het Dagblad te zeggen. Wat het blad verder van vakman nen zegt, nl. dat zij altijd neiging hebben tot het vormen van een ge sloten caste en tot overdreven cama raderie, mocht wel eens nader worden toegelicht. Vleiend klinkt dit oordeel zeker niet. En als men nu vraagt hoe zal een civiel minister in staat zijn een technisch militair ontwerp te verdedi gen, tracht het blad dit bezwaar op te lossen door te zeggen dat zij de hulp vau deskundigen kunnen in roepen. Dit doen immers rechtsge leerden dagelijks bij pleidooien of conclusies in technische quaestien waar zij zich laten inlichten door vakmannen, terwijl omgekeerd menig bekwaam „Kan ik dat morgen niet vroeg Karei. «Neen, zeg ik je, wees verstandig en hou je een paar weken fatsoenlijk." „En ondertusschen komt Collings.» «Hij mag niet komendat moet je hem vandaag nog beletten morgen kan het te laat wezen. Ik heb hem gevolgd en weet, dat hij in den om trek van Adlerstein vertoeft." „Dondersschreeuwde Karei. „In dien hij maar niet met Elsa spreekt." „Hij zal haar bevallen, want hij is een flinke jongen en weet goed te praten." Karei vloekte van woede. „Dezen neef zal ze wel gaarne trouwen dit was immers de wensch van uw oom zaliger," spotte de oude matroos. Dat zal zij niet, nooitbrulde Karei als een razende. „Indien ik haar niet krijg, zal een ander haar ook niet hebbennog eerder worg ik haar." koopman of industrieel niet in staat is over zijn eigen vak iets goeds te schrijven of in 't publiek tt zeggen. Militairen moeteu zich n et met de politiek bemoeien, maar een militair minister kan daar oumoge'ijk buiten blijven. Militaire minister komen licht in eeu valsche positie; wauueer zij zich zelf promotie moéten laten maken, of kameraden bevorderen of passeeren. Men denke slechts aan de zaak vau den kapitein Ser jf, die in dertijd zooveel opzien baard Militaire ministers staan uit den aart. der zaak minder zelfstandig tegenover de Kroon. Niet slechts als ministers, maar ook als officieren staan zij tegenover het hoofd der regeering, die het opperge zag heeft over leger en vloot. Treden zij af, dan worden zij ge - woonlijk weer ondergeschikt aan hen, die zooeven nog onder he j stonden, en dat vooruitzicht belemmert hun handelingen. Aan een minister van oorlog werd, voor eenige jaren verweteu, dat hij zich meer kolonel voelde, dan minister. Het valt niet te betwisten, dat tal van militairen ook als staatslieden, geleerden, schrijvers, redenaars en fi nanciers hebben uitgemunt. Militairen zijn niet altijd eenzijdig. Men denke slechts aan Daendels en van den Bosch, maar zulke mannen zijn toch zeldzaam. Er bestaat nog steeds eeu vooroor deel tegen een wetenschappelijk militair, en militairen zijn bovendien niet vrij in het schrijven over onder werpen uit hun eigen vak Zij kun nen zich dus niet zoo goed als anderen ontwikkelen. In Engeland is hel regel civiele ministers van oorlog en marine te beuoemen. Zij hebben daar de zooge naamde civiele administratie van het leger,en vermoedelijk wil het Engelsche Staatsrecht ook aldus het militair gezag onder de burgerlijke overheid plaatsen. Volgen wij dat voorbeeld, zoo is eene belangrijke vereenvoudi ging mogelijk. Wij zullen vooreerst nog wel vasthouden aan ministers met bepaalde portefeuilles, maar scheiding tusscheu oorlog en marine is niet meer noodig. Wij gelooven dat het „Dagblad» veel waars zegt, maar veronderstellen dat een civiel-minister die niet alleen met de Kamer te rekenen heeft maar ook met de honderden details van zijn ministerie, als hij niet tevens vakman, is, het wel wat lastig zal vmden tel kensom voorlichting te moeten vragen. Te Brussel is in de vorige week een internationaal congres gehouden over Zondagsrust, een punt dat tegeuwoor- dig meer en meer aan de orde komt. Wij lezen daarover het volgende Het werd geopend door den minister Nijssens, eerevoorzitter, die zich verklaar de vöor Zondagsrust en erkende, dat het vraagstuk niet op te lossen was op gods dienstige overwegingen, maar er bijvoegde, dat het z. i. gevaarlijk zou zijn, een wet in te voeren, waarbij de patroons in alle bedrijven werden gedwongen, een rustdag „Dat was zoo kwaad niet mijn jon gen, we kregen weer een millioen,» zei de oude. „Doch dit gaat niet aanmaak eerst den anderen van kant." «Ik wil wel, maar hoe „Wat eene vraag je gooit hem in het water.» «Daartoe moet ik hem eerst bij 't water hebben.» „Hij kent mij." „Des te beter." „Gij gaat bij hem en speelt den berouwvolle. Je wilt hem zijne pa pieren geven, mits hij wachte, totdat gij vertrokken zijt. Vraag hem ook eene goede som van de erfenis en schuif alles op mijjij bent een on schuldig lam. Ik lig te zieltogen, ik wil alles bekennen; jij alleen weet, waar ik ben en daarom leidt je hem langs de Fleete. Je begrijpt mij." «Hij zal mij niet gelooven." "Is uwe zaak het hem te doen gelooven." „Misschien is hij bang.® per week toe te staan. De staat moest zich slechts tot zekere hoogte bemoeien met de zaak, en voor elk bedrijf was een afzonderlijk onderzoek noodig. Besloten werd in de eerste plaats, aan het bureau vau het congres en de bestu ren der vereenigingen op te dragen, in de landen waar het noodig mocht zijn, bij de bevoegde macht stappen te doen, ten einde de betere handhaving van de Zondags rust te verkrijgen bij telefoon, invoerrech ten, rijks-, provinciale en gemeentebesturen, scholen en notariaat. De vergadering sprak voorts als haar oordeel uit, dat uit de voorbeelden, door ambtelijke Belgische onderzoekingen ver strekt en aan de vergadering meegedeeld, bliikt, dat slechts in weinig bedrijven geheele of gedeeltelijke Zondagrust on doenlijk is en bij de nijverheid het werk op Zondag dus moet worden gestaakt op de grootst mogelijke schaal, bij alle be drijven, ook bij die, waarvoor zonder op houden een vuur brandt. In het bijzonder werd over de kranten gesproken. De Eugelschman Peake toonde aan, dat de rustdag ook bij de kranten mogelijk is, en de predikant Rochedieu uitte den wensch, dat de Brusselscbe bla den zich er voor zouden spannen. Het congres nam eeu motie in dien zin aan. Bij de bespreking van bet vervoer van menschen en goederen op Zondag deelde de heer Repelaer van Driel, van 'aHage, mede, dat de Nederlandsche spoorwegmaat schappijen op Zondag bijna geen goederen treinen laten loopen. De Zwitser de Muralt vertelde, dat in zijn land de spoorweg beambten jaarlijks 52 dagen vrij hebben, waarvan 17 op Zoodag, terwijl het goe derenvervoer op Zondag geheel gestaakt wordt De Franschman de Nordling wilde het geheele passagiersvervoer op Zondag doen staken, maar bepaalde zich tot de op dracht aan bet congres, zijn bureau en de Internationale Vereeniging te Genève, om maatregelen te treilen tot verwezenlijking van zijn wensch, dat althans op werkdagen een zeker getal rustdagen aan genoemd personeel zal worden verleend. Een voorstel om het invoeren van Zon dagsrust over te laten aan het parti culier initiatief, werd verworpen met al- gemeene stemmen op 4 na. Aangenomen werd, met algemeene stemmen, op 1 na, het volgende voorstel «Zonder iets te bepalen omtrent de mate en den omzang van de bemoeiing der openbare macht, acht het congres het wenschelijk, dat die bemoeiing eventueel wordt aangewend ten behoeve van alle personen, die krachtens het arbeidscontract dienstbaar zijn.» Een dergelijk besluit werd met twee derden der stemmen, genomen, ten aan zien van het sluiten van de winkels op Zondag. Behalve door de heeren G. de Wijs en Repelaer, was Nederland op het congres ook vertegenwoordigd door den beer Struvs, inspecteur van arbeid. Het is bekend en tot in den treuren herhaald dat Suriname bij goede ex ploitatie voor ons land eene winstge vende kolonie zou kunnen zijn. Een groote hinderpaal tegen zulk eene exploi tatie bleek echter te zijn het gebrek aan arbeiders, geschikt om in het tropische klimaat te werken. Verschillende proefnemingen met immigranten mis lukten, maar thans is men beter ge slaagd met een 18tal beter aan een heet klimaat gewende Javanen, (vrije «De ware Karei Bretter is nooit bang geweest. Maak datje wegkomt." Er ontstond een gedruisch als werd er een stoel verschoven. Mina sprong op. Zonder eenig gedruisch te maken snelde ze de kamer uit, trok de deur achter zich toe en vloog de trappen af Ze dacht er niet aan, wat haar vader zeggen zou, indien hij haar niet vond wat ze eigenlijk ging doen, wist zij niet. Hoe zou zij zich aan den vreemdeling, dien zij maar een maal gezien had, voorstellenook wist zij den weg niet naar de markt slechts één doel had zeze moest hem redden en-'waarshuwen daarom mocht ze geen oogenblik verliezen. Onbemerkt kwam zij op straat voor de deur stond een lantaarn. Op het oogenblik, dat zij naar buiten trad, hoorde zij zware voetstappen op de trap. Zij moest vlug zijn, want Karei Bretter zat haar op de hielen. Ze keek op an herkende hem, ofschoon arbeiders), die zeer tevreden zijn over hun verblijf in Suriname en de beliau- deling aldaar prijzen. Zij konden bet goed vinden met de Britscb-Itidische koelies, maar niet met de negers, die, zooals men weet, in Suriname zooals men zegt, „een zoodje" zijn. Men denkt dat meerdere Javanen thans naar onze kolonie zullen verhuizen. Men is te Groningen er niets op zijn gemak over dat professor Döler- lein, die pas den len Mei het profes soraat aldaar aanvaardde en van alle zijden medewerking ondervond, than« ter wille van schoone aanbiedingen naar TübingeD, dus naar de Heimat terugkeert. Prof. Treub die indertijd voorspelde dat de Duitsche hooggeleerde wel spoedig naar zijn geboorteland zou terugkeeren, heeft, helaas, eer van zijne profetie. Men wil nu in Groningen zulke ver rassingen voor 't vervolg voorkomen door de nieuwbenoemde professoren eeu contract te laten teekenen, waarbij zij zich verbinden minstens 5 jaar hun ambt aan de hoogeschool waar te nemen. Te Rotterdam hebben een groot aantal ingezetenen een schrijven aan den heer mr. R. P. Mees Azn. doen toekomen, waarin hem dank wordt gezegd voor wat hij gedurende zijn 25jarige parlementaire loopbaan in het belang van het land als in dat van Rotterdam in het bijzonder heeft gedaan. Men weet dat de heer Mees in de laatste verkiezingen voor de Tweede Kamer in zijn woonstad niettegen staande al zijne verdiensten voor mindere grootheden zijn zetel moest inruimeD. Dr. Bos, door de liberale kiesver- eeniging te Leeuwarden voorloopig candidaat voor de Tweede Kamer ge steld, heeft voor die candidatnur be dankt. Daarop stelde deze kiesveree- niging den heer Pyttersen tot candidaat. De uitslag der raadsverkiezingen te Amsterdam is, dat van de 18 leden, die te verkiezen waren, slechts 9 zijn gekozen. Herkozen zijn de heeren mr. van Gigch (IV), mr. H. S. van Leunep VI), de wethouder mr. van Leeuwen (VII) en mr. Heineken (VIII). Nieuw gtkozen zijn de heeren J. H. Cool (II), dr. Schippers (V) en H. Harmsen, jr. (VIII). Voor de overige zetels moet her stemd worden. Te 's Hage zijn herkozen de heeren Bevers, Knoester, Loeff en van Malsen, en gekozen de heer vau de Roovaart. Den heer Roovaart, die thans ge kozen werd, zooais wij weten, toen hij onlangs voor de belangen van een visschershaven te Scheveniugeu wilde pleiten, door den burgemeester van 's Hage den toegang geweigerd. Zijn benoeming kan dus als de volksuit- hij voor 't bezoek in de „Zeehond" eeu matrozenpak aangetrokken had. ELFDE HOOFDSTUK. Nadat Elsa Straus van Mina en haar vader afscheid genomen had, keerde ze weer langzaam naar het slot terug. Veel had ze in de laatste dagen geledennu begon ze weer ruimer te ademen. Haar koffers waren reeds kant en klaar morgen verliet ze Adlerstein. Hoe eenzaam was het immers hierze had niemand voor wien haar leven en streven noodzake lijk wasalles was met haar oom ten grave gedaald. Nooit zouden die zalige dagen, die zij hier gekend had, wederkeeren. Elsa wist, dat er mannen genoeg waren, die haar, de rijke erfgename, gaarne een nieuwen haard verschaf ten ook wist ze, dat er mannen wa ren, aan wie eene vrouw hare hand met volle vertrouwen kon schenken en toch mocht zij in deze aanzoeken

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1897 | | pagina 1