Edelman bi Misdadiger. Bij deze Courant Behoort een Bijvoegsel IN BR UKKEN. FEUILLETON. N<>. Lol. Woensdag 23 December 1896. 348te Jaargang. Gemeentebestuur. Binnenland. VI.IS.SiUM'iSË COURANT B U R E A l Kleine Markt I N°. 187 (Telephoonnummer 10.) Prrjs per drie maanden 1.Franco per poet 1.15. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Postdirecteuren. UlTUKVSR F. VAN DE VELDE Jr. te Vlisaiiigen PRIJS DEK ADVERTENTIËNVan 1 tot 4 regels ƒ0.40. Elke regel meer 10 cent. Clichés en groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Benig Agent voor Frankrijk de flrma G. L. DA IJ HF Co., te Parijs. Verschijnt lllnidag-, Donderdag en Zaterdag-avond. Abonnementen voor België, Duitsohland, land en Frankrijk f 1.86 per drie maanden. Enge Zy die zicli met 1° Jan. 1897 op de „Vlissingsche Courant" wensclien te abonneeren, ontvangen (1e van heden tot dien datum verschijnende nummers GRATIS. Uithoofde van het Kerst feest, zal a.s. Zaterdag geen nummer van dit blad verschijnen. OPENBARE VERGADERING VAN DEN GEMEENTERAAD VAN VLISSINGEN op Woensdag den 23 Dec. 1896, des namiddags te 2 ure. a. Mededeelingen. b. Overlegging van stukken. c. Benoemingen van le. eene tijdelijke kweekelinge in de nuttige handwerken aan school B. 2e. drie leden commissie van Toezicht L. O. 3e. één lid (uit den Gemeenteraad) com missie Z. en V. Beurs. 4e. een regent over het Burger Weeshuis. 5e. een regent over het Gasthuis. d. Te behandelen onderwerpen le. Voorstel tot onderh. verkoop van gemeentegrond. 2e. Idem tot het toekennen eener perso- neele toelage aan den Secretaris Rentmees ter van het Gasthuis. 3e. Idem tot het verleenen van machti ging tot het onderh. verpachten van tollen aan a Commissie Beheer Midd. Vliss. rijweg. b. Idem Beheer Vliss.-Koud. straatweg. 4e. Idem tot het uit de pacht nemen van een perceel weiland no. 27. 5e. Idem tot het verleenen van vergun ning tot het maken van lichtgaten. 6o. Idem tot het verleenen van vergun ning tot het uithangen van een gaslantaarn. 7e. Idem tot beschikking uit den post voor onvoorziene uitgaven, dienst 1896. Een grauwe wintermorgen. De nevel hangt laag over het eentonige, blader- looze en kieurlooze landschap, bedekt met een dun laagje fijn en hagelwit dons. De Naar het Duitsch. 74) Von Bremen had den steen in zijn zak gestoken een vreeselijke ernst spiegelde zich in zijne trekken. «Indien gij de politie er aangifte van wilt doen, dat ik den steen heb medegeno men, dan kunt gij dit doen," zeide hij //ik zal dan de beweegredenen noemen, welke mij daartoe noopten. Ontstaan daar uit onaangenaamheden voor u, vergeet dan niet, dat ge de schuld daarvan alleen aan u zeiven te wijten hebt." „Doet gij deze aangifte niet, dan zal ook ik haar niet doen," antwoordde Bom lage temperatuur van den killen nacht heeft een dun spoor op de watervlakte achtergelaten. Alles is versteend en ver stomd. De stemmen in de natuur zwijgen als de stem van den mensch die traag als de zon, zich voor de dagtaak aangordt bij kunstlicht en kunstwarmte. Maar zie, als de uurwijzer wat gestegen is, verandert dat alles als door de aanra king van een tooverstaf. Met het rijzen en verhelderen van den eerst zoo zwakken lichtgloed aan den oostertrans, is aan de nevelen den strijd aangeboden. Zie, hoe ze dwarrelen over de vlakte, lichtschuw, voortdrijvende op den zachten adem van den morgenwind. Straks heeft de dagtoorts ver wonnen en begroet alles met een vriende lijken lach, die ons blijde stemt voor de korte dagtaak. Nog wat later, nog wat hooger gerezen, tracht ze ons te koesteren, zooals ze de vogelen des hemels koestert op het takje waarop zij zich wiegen. Ze weerkaatst haar beeld in het weer rimpe lende water, waarin het vischje vroolijk spartelt. De aarde ontdoet zich van haar witten tooi en toont het nog groene veld, zooals het zich voordoet onder het zachte hemellicht, dat na eenige uren weder door het heerlijk starrengeflonker zal worden vervangen. Er is misschien niets meer bekoorlijk dan een landschap op een zachten en schoonen Decemberdag. Zulke dagen zijn zeldzaam, en aan het einde van den jaar kring kunnen we er met eenigen weemoed op terugblikken, zooals we, vermoeid en overladen door den vollen zomerrijkdom, er weer verlangend naar kunnen uitzien. Hoe regelmatig keeren ze terug, die onschatbare stonden, waarin de natuur ons niet meer al haren rijkdom, maar nu al haren vrede toont. En Goethe heeft het naar waarheid gezegd, dat alle welgevallen in 't leven op een regelmatigen terugkeer der uitwendige dingen gegrond is. De afwisseling van dag en nacht, de jaargetijden, de bloesems en vruchten en alles van dien aard, dat we genieten kunnen en moeten, het zijn de eigenlijke drijfveeren van het aardsche leven. Wat zouden we meer waardeeren, dan dat de natuur en zij vooral, ons haren vrede toont? Er is zooveel waarop het oog met welgevallen kan rusten, om den blik te verhelderen en het hart te verwarmen, maar zooals de natuur spreekt toch niets tot ons stoffelijk zijn, om zich zoo een weg te banen tot ons gemoed. De scheppingen der kunst, heeft een gevierde schrijfster gezegd, spreken uitsluitend tot den geest, het schouwspel der natuur met klimmende verlegenheid«ik heb geen lust, voor den baron de kastanjes uit het vuur te halen. Zult gij thans onverwijld tegen den baron optreden „Waarom vraagt gij dit? Zijt ge voor nemens hem te waarschuwen „Neen; nadat ik u deze openbaringen gedaan heb, zou die waarschuwing eene dwaasheid zijn, door welke ik mijn eigen toestand slechts verergeren zou. Ik wilde u alleen verzoeken, uwe maatregelen zoo te nemen, dat mij zijn wraak niet bereiken kan." Een verachtelijke glimlach zweefde over het bleeke gelaat van von Bremenhij nam zijn hoed en begaf zich ijlings naar de deur. „Weet gij, of de baron reeds te Rome is?» vroeg hij. „Neen, toen ik den laatsten brief van hem ontving, was hij nog in Venetië. Wilt gij er zelf heen «Misschien.» „Neem u dan in acht Op de verbintenis met barones von Steinfels rust de laatste spreekt tot alle vermogens van den mensch Geen kunst kan de bevalligheid en de frischheid weergeven van den indruk door hare schoonheden voortgebracht, evenals geene uitdrukkingen ooit de kracht en de oorspronkelijkheid van onze innerlijke aan doeningen kunnen evenaren. Ja, wij gevoelen het, vredige, heerlijke zonnige Decemberdagen, schoone winter ochtendstonden, wij gevoelen het dat uw vrede, uw zachte reinheid ons dringt door alle poriën van het geestelijk leven, zooals uw aanblik onze zintuigen in verrukking, ons geheele wezen in de rechte stemming brengt. Met welk een verrukking kunnen we nu, als de avond naakt en daarbuiten alles zwijgt, opzien tot die heerlijke starrenbaan, waarin straks, voor onze verbeelding slechts maar dan toch om eeuwig gegrift te blijven in hart en leven, het „Vrede op aarde" in bovenaardschen glans zal geschreven staan. Hoe krachtig zal uw aanblik ons blijven stemmen, hoe vol moed en hoop ons blijven vervullen, als welhaast de vrede der natuur zal worden bedreigd, zoowel als die in eigen hartwanneer de winter wellicht in al zijne felheid de aarde zal geeselen of de storm om ons heen zal loeien zooals de donder rolt door het nachtelijk zwijgen; ris de strijd der hartstoebten in ons ont waakt, de levenskamp om ons heen gestre den wordt en ons meesleept in zijn woe dende vaart. Onze groote Vondel heeft de kerstnacht „schooner dan de dagen» genoemd, en hij zal het voor ons wezen, wanneer het zóo met ons zijn mag- Hij brenge, met zijn lieflijk hooglied, ons een gezegenden winternacht na een heerlijken wintermorgen; maar ook dkn, laat ons zeggen, dén niet het minst, wanneer, daarbinnen of daarbuiten de storm om ons loeit of de sneeuwjacht om ons heen giert, wanneer het duister, het bange duister ons omringt, een vrede die ons gansche wezen bezielt en doordringt. Onder het opschrift „Haardsteden en Dienstboden" worden doorï'. in het „Nieuws van den Dag" de volgende nuttige wenken gegeven 't Is thans een voldongen feit, dat op 1 Januari e.k. de nieuwe wet op de perso- neele belasting in werking treedt. Aangezien we ons overtuigd houden, dat hoop van den baron. Hij zal zelfs voor eene misdaad niet terugdeinzen, wanneer hij geen ander middel vindt, om zijn doel te bereiken. Zijne netelige positie dwingt hem daartoe er bestaat voor hem geen andere redding daarom raad ik u voor zichtig te zijn." «Wees voor mij niet bezorgd,» zeide von Bremen somber. „Ik ben gewoon, mijn tegenstander met open vizier tegemoet te komen, en dat zal ik ook in dit geval doen. Indien gij het voorkomen wilt, dat ook gij in deze zaak gewikkeld wordt, ODt- houd u dan van eiken stap, die mij moeie- lijkheden kan opleverenik zou mij dit in geen enkel opzicht laten welgevallen. Ge hebt toch reeds genoeg te doen, wanneer gij uwe persoonlijke aangelegenheden ver effenen wilt.» Zonder een antwoord af te wachten, ging von Bremen naar buitende vreeselijke gemoedsaandoening, waarin hij zich bevond, en die hij tot nu met geweld had bedwon gen, maakte het hem onmogelijk, het on derhoud langer voort te zetten. niemand gaarne meer belasting betaalt dan hij noodig heeft te betalen, achten we ons verplicht belanghebbenden op een paar be palingen der nieuwe wet te wijzen. Art. 14 al. 2. Voor elk vertrek, dat in het belastingjaar op éen of meer dagen voor 1 April of na 31 October (dus van 1 Nov. tot 31 Maart) wordt verwarmd, wordt éene haardstede gerekend. Art. 36. Wie op 15 Januari belasting plichtig is, wordt volgens den toestand op dien datum over het geheele jaar aange slagen. Hebt ge dus haardsteden in uw huis, die ge nooit of alleen in de zomermaanden (van 1 April tot 31 Oct.) gebruikt, zorg dan dat ze op 15 Jan. niet meer in gebruik kunnen worden genomen, zonder dat eenig metsel- of pleisterwerk geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd of beschadigd. Ge hebt dus maar te zorgen dat de kachelpijp nu in den schoorsteen of in de buitenlucht kan komen, zonder dat er een ingemetselde steen plavei of plaat wordt verwijderd of dat er pleisterwerk wordt beschadigd. Ten opzichte van de dienstboden willen we even de aandacht vestigen op het be paalde bij art. 21. Geene belasting wordt geheven wegens het houden van vrouwelijke dienstboden, die op den 1 Januari van het belastingjaar den vollen ouderdom van 18 jaar nog niet hebben bereikt enz. Van~de vrouwelijke dienstboden, die na I Jan. 1897 zijn ge boren, is dus het geheele jaar 1897 geene belasting verschuldigd. Ook hierop hebben belanghebbenden dus te letten. In den zitting van Zaterdag, toen beslist moest worden of de deelname onzer indus trie aan de Parijsche tentoonstelling den steun der schatkist als dan niet zou genie ten, bleek in de Kamer over deze zaak een geheel ander gevoelen te heerschen dan in de laatste jaren, toen de meerder - heid eiken eisch tot steun afwees, zelfs waar die door de regeering aangemoedigd werd, en de leer was: wil de Nederland- sche industrie meedoen, zij moet dit op eigen kosten doen. In genoemde zitting woei thans een geheel andere wind, wat bleek toen de heeren Beelaerts c.s. een amendement voor stelden om eene som van 20,000 voor de Parijsche tpntoonslelling uit te trek ken als eersten termijn van een maximum bedrag van 3 ton gouds, welk amendement werd aangenomen met de vrij groote meer derheid van 44 tegen 26 stemmen. Onder de bestrijders deed zich het meest gelden de heer Bahlman, die de tentoon Thans had hij zekerheid het raadsel was opgelost en zoo, dat het hem afgrijzen en ontsteltenis veroorzaakte. Hij kon dit duel niet anders noemen dan een lafhartigen sluipmoord, en mocht Bom zich ook verdedigen zooals hij wilde, het viel niet te betwijfelen, dat hij in het oogenblik, dat de teerling werd geworpen, er kennis van had. Met onbeschrijfelijke verachting haalde von Bremen zich het verleden van dien man voor den geest, die steeds een trouwe vriend en handlanger van den baron was geweest en zeker veel op zijn geweten had, wat hij voor den rechter niet verantwoor den kon. Hij had besloten, den schilder alle wapens, die hij zelf tegen dien man bezat,, over te geven tegenover zulk een man kon immers geene verplichting ver bindend voor hem zijn. Maar dit mocht nu nog niet geschiedenhet was immers als zeker aan te nemen, dat von Bremen op Born's getuigenis zich beroepen moest, om den baron te verschalken, die op zijn beurt niets onbeproefd zou laten om den

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1896 | | pagina 1