Edelman en Misdadiger. No. 148. Woensdag 16 December 1896. 346te Jaargang. Gemeentebestuur. M U fc m l B;. Binnenland. VUNSIMSCIIE coirant: ^®C Z'C'' me^ ''an' 1®®' op dc „Vllssingschc Courant" wensclien te abonnccren, ontvangen de van heden tot dien datum verschonende nummers (GRATIS. De Burg, en Weth. van Vlissingen, Gezien de artt. 6 en 7 der wet van 2 Juni 1875 (Staatsblad no. 95), tot regeling van bet toezicht bij het oprichten van inrichtingen, welke gevaar, schade of hinder kannen veroorzaken, Geven bij deze kennis dat bij hen is ingeko men een verzoek van P. van der Stad J.zn. om vergunning tot het plaatsen van eeDe gas- krachtmachine van 8 paardenkrachten tot het in werking brengen van eene door hem te stichten fabriek tot het vervaardigen van me- tallieke pakking, tevens metaaldraaierij op per ceel sectie A no. 571 aan het kerkhofpad alhier; dat dit verzoek met de bijlagen, gedurende veertien dagen, te beginnen met Maandag den 14 December 1896 op de gemeente-secretarie ter visie zal gelegd worden en dat 'den 28 December 1896, ten raadhuize des namiddags ten 2 ure, gelegenheid zal worden gegeven om bezwaren tegen het oprichten der inrichting in te brengen, terwijl gedurende drie dagen vóór dat tijdstip ter gemeente-secretarie, van de ter zake inge komen schrifturen kennis kan worden genomen. Vlissingen, 14 Dec. 1896. De Burg. en Weth. voornoemd, Th. VAN UIJE PIETEESE, L.B. De Secretaris, G. J. BISSCHOP. Het is duizendmaal, tot vervelens toe, gezegd dat het misbruik van sterke drank ons volk ten verderf voert en de alcohol onze grootste vijand is. Er zijn welge meende pogingen gedaan, zelfs eene wet gemaakt om den drankduivel te bestrijden, maar het misbruik is niet verminderd, de alcohol blijft als een kanker aan de volks welvaart knagen en richt hare verwoes tingen in steeds onrustbarender mate uit. Wie zich in den strijd niet onbetuigd liet, het was de Vereeniging tot afschaffing van sterke drank. Zij heeft 50 jaar lang geijverd voor het nemen van doelmatige maatregelen om het drankgebruik wel niet te doen ophouden, maar dan toch te verminderen en wat was het resultaat Hoor haar zelve spreken, waar zij in een circulaire tot het Nederlanasche volk zegt .Onpeilbaar is de ellende, onberekenbaar de schade, door den vrijwel onbeperkten handel in bedwelmende dranken over individu en gemeenschap uitgestort. Dag in, dag uit worden tonnen gouds aan den demon der bedwelming geofferd, worden dientengevolge zwakke, door de wet on voldoend beschermde, vrouwen en kinderen mishandeld, tallooze harten gebroken, ge vangenissen en krankzinnigengestichten, zieken- en armenhuizen bevolkt. We behoeven u geen cijfers voor te leggen, om onze bewering te staven. Zie rondom u in eigen kring, lees dag aan dag de bladen, neem kennis van het be handelde op de rechtszittingen, luister naar hetgeen doctoren in de verslagen van ge stichten u mededeeleu en duidelijker dan wij u dat zouden kunnen schilderen, rijst voor u op een beeld van rouw enjammer- vrucht van den vrijen handel in bedwel mende dranken. De vrije handel Wierp dan de drank wet geen dan) op tegen de drankellende Och, mochten we daarop volmondig „ja" antwoorden kunnen Maar de wet met de duizende drankneringen, aan welke zij „vergunning" gaf, met de nogmaals dui zende, die haar zwakke strafbepalingen niet afdoend bestreden, met hare «buiten gewone" vergunningen en alles in 't gevaar stellende overgangsbepalingen, met haar onbestreden laten van wijn- en bierhuizen, drankverkoop op stoombooten enz., is on voldoende gebleken om te beschermen tegen zich zeiven den zwakke, tegen zijn verkwisting, mishandeling en verwaar- loozing —zijne omgeving.» Is het dan te verwonderen dat de Ver eeniging, waar de ervaring zoo somber, de vruchten van den strijd zoo schaarsch, de oogen werpt op de nieuwe kiezers, die het volgende jaar ons zal brengen, en van dezen steun verwacht bij haar pogen. Het zal in het uieuwe parlement niet ontbre ken aan voorstellen, het lijstje van ver langens zal grooter zijn dan ooit onder de oude bedeeling, maar de Vereeniging hoopt dat in de rijen der volksvertegenwoordigers velen zullen gevonden worden om aan te dringen op eene krachtige bestrijding van Staatswege van bedwelmende dranken. Wij twijfelen niet of in beginsel zal elk, die overtuigd is van de schade, die het drankgebruik stoffelijk en zedelijk in ons land aanricht, beamen wat de vereeni ging zegt en met haar den strijd aan binden. Maar iets anders is of men ook zal willen medegaan met haar program van actie. Het bevat toch zulke doortas tende bepalingen dat het moeielijk aan te nemen is dat zelfs in de nieuwe Kamer, met waarschijnlijk vele nieuwe elementen, er eene meerderheid voor zal gevonden worden. Een blik op het programma, dat hier volgt, levert daarvan het bewijs. Het stuk luidt als volgt 1. Strenge handhaving der bestaande wetgeving en uitbreiding daarvan, tevens in dien zin, dat tot volledige uitvoering van 1901 ook bepalingen worden vastge steld; 2. Vermindering van staats- en ge meentebelang bij het drankgebruik, (Hierbij zal ook naar accijnsverlaging gestreefd worden)3. Voortgaande beperking van alcoholindustrie en invoer 4. Vaststelling van een laat openings- en een vroeg slui tingsuur, met het recht voor de gemeenten om den geoorloofden verkooptijd verder te beperken 5. Verbod van drankverkoop van Zaterdagavond tot Maandagmorgen 6. Geen verplichting tot doorloopende ver lenging der vergunning; 7. Regeling van den kleinhandel in wijn en bier; 7. Toe kenning aan de gemeenten of gedeelten daarvan van het recht om de vergunning voor drankverkoop te beperken of geheel te weigeren, met invoering van plaatselijk verbod, om zoo te komen tot 9. Geheel ver bod van drankfabrikage, invoer en handel." Toegegeven dat geene halve maatregelen het draukverbruik zullen opheffen, moet toch aan een anderen kant erkend worden dat als dit program wet mocht worden, zeer velen in hun bestaan zullen bedreigd wor den en een tegenstand zal ontstaan, die misschien niet te overwinnen zal zijn. Ook hier is het„Le mieux est l'ennemi du bien» De „St.-Ot.„ no. 293 bevat de wet tot invoering van de nieuwe Personeele be - lasting. Deze invoeringswet bepaalt De heffing der Personeele belasting vol gens de wet van 16 April vangt aan op 1 Januari 1897. Op de aanslagen in de belasting op het Personeel over het dienstjaar 18961897 wordt de belasting over de laatste vier maanden ambtshalve afgeschreven. Het te veel betaalde wordt volgens door den mi- nisier van Financiën vast te stellen regalen teruggegeven of verrekend. Voor de toepassing van art. 55, 3 en 4, der wet van 29 Maart 1833 over bet dienstjaar 18961897 blijft bewoning van woonhuizen en belastbaar gebruik van paarden na 31 December 1897 buiten aan merking. De niet ten behoeve van 's Rijks kas geheven opcenten op de belasting op het Personeel over het dienstjaar 1896 1897 worden, voor zoover geïnd na 31 Decern ber 1896, niet ter beschikking gesteld of uitgekeerd, zoodra de provincie of gemeen te het bedrag heeft genoten, dat haar over de eerste acht maanden volgens de kohie ren toekomt. In het volgend jaar zal voor een bedrag van ongeveer 2 '/3 millioen guldens bij de Munt worden geslagen. Daarvoor zullen gebezigd worden te versmelten rijksdaalders. Van wege het Departement van Finan ciën werden proeven genomen met het ver vaardigen van een geheel andere papier soort voor de muntbiljetten van f 10. Voor zooveel de duurzaamheid en sterkte van het papier betreft, zijn die proeven reeds volkomen geslaagd. Zij worden echter, met het oog op het watermerk, nog voortgezet. Zoodra men een paar zal hebben verkregen, dat geschikt is, zal met het drukken van nieuwe muntbiljetten van f 10 worden aangevangen. Zaterdag heeft de heer 't Hooft in de Tweede Kamer gesproken over de hatelijke belasting op het geslacht (de vleesch- accijns). Hij wees er op dat die belasting drukkend is voor den landbouw en een omgekeerde protectieomdat huiden en vet ongehinderd zonder eenige belasting uit het buitenland hier worden ingevoerd tot eene waarde van 60 millioen gulden. Al- zoo wordt het geslacht hier belast, en het buitenland profiteert daarvan door de vet- artikelen zoo goedkoop hier te lande om te zetten, dat onze veehouders er niet mede kunnen concurreeren. Afschaffing van de vleeschaccijns moet er dus komen. Wel wordt door den minister gezegd dat hij die op brengst van 3 millioen niet kan missen, maar een fiscaal man als hij weet wel een equivalent te vinden. Waarom niet een FEUILLETON. Naar het Duitsch. 71) »Dat beweert de schilder Ertman, met wien gij vermoedelijk een verbond hebt gesloten stoof Born op. „Ja, hij beweert uw stem duidelijk ver nomen te hebben, en ik vind niets, wat mij het recht geeft, aan die bewering te twijfelen." „De schilder heeft er natuurlijk belang bij „Kom, ter zake wat is er toen besproken Bom stapte eenige malen met groote stappen door de kamer hij wilde in den chaos zijner gedachten helderheid en orde brengendoch het was hem onmogelijk. Wie kan toch dien man geheel zijn ver leden verraden en hem die gewichtige be wijzen geleverd hebben Schmallfuss Dat was niet aan te nemenBom had hem immers de betrekking verschaft en ook voor de toekomst hem beloften gedaan de koetsier deed zich-zelven het grootste nadeel, wanneer hij den vriend verried. Hij vond op zijne vraag geen antwoord, en het was ook doelloos er lang naar te zoeken. Het feit dat von Bremen zich in het bezit der bewijzen bevond, kon niet geloochend worden, en daarmede moest men thans rekening houden. Wat moest hij doen? Wanneer von Bremen zijne bedreiging ten uitvoer bracht en het was aan geen twijfel onderhevig dat hij het doen zou dan was alle hoop den bodem ingeslagen, en de avonturier kon den strijd om het bestaan weder van voren af aan beginnen. „Een verder overtuigend bewijs zouden voor mevrouw Blote ook de edelgesteenten leveren, waaruit gij een tooisel voor uwe bruid wilde laten vervaardigen," zeide von Bremen, die de gedachten van Bom volko men begreep. „Gij zult bezwaarlijk kun nen bewijzen, dat gij die van uwe moeder geërfd hebt; de moeder van een kamer dienaar pleegt zulke schatten niet te be zitten." Born was in het midden der kamer blij ven staan. Ook dit bewijs was niet te weerspreken het zou dwaasheid geweest zijn thans nog te willen loochenen. „En wanneer ik uw eisch vervul riep hij met beklemde borst. „Dan moogt gij mijnentwege met me vrouw Blote huwen." „Gij belooft mij dus het diepste stil zwijgen." «Ik beloof u, dat mijn persoon u geen hinderpalen in den weg zal stellen," ant woordde von Bremen kalm. «Overigens zou ik er u opmerkzaam op willen maken, dat gij in geenendeele het recht hebt, mij voorwaarden te stellen." „Ik matig mij dit recht niettemin aan," zeide Bom getergd „wanneer ik van mijne matig invoerrecht op huiden en vet, die uit het buitenland komen Dan was het equivalent er. Doch hoe het zij de landbouw, voor wiens belangen deze regee ring niet veel doet, mag billijkerwijze op afschaffing van den vleeschaccijns aan dringen. De minister antwoordde dat ook hij niet dweept met vleesch-accijnsmaar de schat kist kan de 3 millioen niet missen. Hij zal echter de zaak overwegen. Wel treurig dat de budgetten voor oor log en marinehet eindcijfer van marine be draagt alleen f15,538,554,67zooveelgeld behoevenwas dit het geval niet, dan zou zeker geen minister gevonden worden, die ter wille van zeer enkele millioenen weiger achtig zou blijven om een einde te maken aan het door denheer't Hooft besproken on recht. Bij de behandeling van hoofstuk Finan ciën in de Tweede-Kamerzitting van gis teren beloofde de minister aan den heer de Ras verbetering van de positie der commiezen-verificateurs te zullen overwegen. Tegen een voorstel omtrent verbetering der positie van de landmeters 4e kl. ont wikkelden de heeren van Bylandt en Smeenge bedenkingen. Zij hadden ge wenscht een regeling naar diensttijd. Laatstgenoemde wilde de bijdrage voor particulier werk voor allen op f 100 stellen en bij het tractement voegen. Hij stelde daarom een amendement voor tot verhooging met f 3700, wat door den minister werd overgenomen. Hoofdstuk Financiën is zonder stemming goedgekeurd. Over oorlog zijn geen alge- meene beschouwingen gevoerd. De heer Heldt stelde een amendement voor, om herhalingsoefeningen slechts eenmaal te houden, in plaats van tweemaal. Het werd bestreden door minister en rapporteurs en verworpen met 38 tegen 17 st. Nadat de minister den heer de Ras beloofd had, de belangen der Ned. indus trie bij den haver-aankoop te overwegen, werd het debat verdaagd tot gisterenavond 8 uur. De Eerste Kamer is bijeengeroepen te gen 21 December, 's avonds half 9. Door de jury, bestaande uit de heeren A. le Comte en A. F. Gips te Delft, en R. Lary te Dordrecht, benoemd voor de prijsvraag voor het reclame-biljet der Nationale Tentoonstelling van Nijverheid en Kunst, uitgeschreven door de vereeniging „voor Vak en Kunst" te Dordrecht, is met den eersten prijs bekroond het ontwerp, ingezonden onder het motto «A 1' Eternel Madame", waarvan de vervaardiger bleek te zijn de heer Aarts, van Kingsbergenstraat 104, 's Gravenhage, en met den tweeden prijs het ontwerp „Sic", waarvan de ver vaardiger bleek te zijn de heer C. L. Stal, Zomerhofstraat 63, Rotterdam. Jhr. mr. I. W. M Schorer, commissaris der Koningin in Noord-Holland, is benoemd tot vice-president van den Raad van State. Van zijn bestuur over deze provincie gedurende 17 jaar wordt zulk een gunstig getuigenis afgelegd, dat jhr. Schorer's onthullingen voor mij-zeiven geen voordeel behalen kan, dan zwijg ik liever, Gij ver langt deze om er gebruik van te maken meent gij dan, dat von Felsen niet aan stonds zal gissen, wie u in zijne geheimen heeft ingewijd? Deze geheimen kent im mers niemand buiten hem en mij, en gij weet ook hoe gevaarlijk 't is, den haat van dien man op te wekken." «Ik geloof, dat gij, ten opzichte van dit laatste, u gerust kunt stellen ik zal het mijne doen, om den man voor altijd on schadelijk te maken." «Maar gij weet niet, of het u gelukken zal, en dan moet ik van zijn wraakzucht het ergste verwachten.' «Wat kan hij u doen vroeg von Bre men «hier mag hij zich niet laten zien, en klaagt hij u schriftelijk bij uwe bruid aan, dan zult gij die aanklacht wel kunnen ontzenuwen. Dat hij van mij geen bewijzen ontvangt, behoef ik u waarschijnlijk niet te verzekeren. Mocht hij zich op andere bewijzen willen beroepen, dan verliezen deze door zijn eigen eerloosheid alle waarde.»

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1896 | | pagina 1