Edelman sa Misdadiger.
een zindelijken Inboedel
No. 143.
Vrijdag 4 December 1896.
34st0 Jaargang.
Bij deze Courant Behoort eon Bpeisel.
Binnenland.
I E U I L L i: I O V
Advertentiën.
WOENSDAG 9 DEC. 1896.
Voorradig:
▲XTTltAOXBT.
F. WIBAUT ZOON
VLISSMGSCBE COliKANT
B U R E A li
Kleine Markt I N°. 187. (Telephoonnummer 10.)
Prjjs per drie maanden 1.Franco per post 1.15.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij
alle Boekhandelaren en Postdirecteuren.
UITGEVER:
F. VAN DE VELDE Jr. te Vlieringen.
PRIJS I'ER ADVERTENTIËN Van 1 tot 4 regels
ƒ0.40. Elke regel meer 10 cent. Clichés en groote
letters worden naar plaatsruimte berekend.
Eenig Agent voor Frankrijk de firma O. I*. DAUBE
Co., te Parijs.
Verachljiaf Ulnadag-, Honderd»; en Zaterdiig-avond.
Abonnementen voor België, Duitsohland, Enge
land en Frankrijk f 1.66 per drie maanden.
Met het oog op den St. Nico-
laas-avond, verzoeken wij be
leefd, de advertentlën voor het
nummer van a. s. ZATERDAG
5 DECEMBER, liefst vóór 12
uur dien middag te doen be
zorgen bij
HEIST UITGEVER.
Men weet dat minister Van Houten in
de Eerste Kamer de woorden gebruikte
dat het clericaiisme en het protectionisme
de vijanden waren, wier bestrijding eene
concentratie van alle liberale krachten wen-
schelijk maakte. In de Tweede Kamer is
de minister voor deze uitdrukking onder
handen genomen door verschillende leden.
Wat de minister op deze verwijten ge
antwoord heeft, geeft ons het Kamerverslag
der „N. R. Ct.« weer met de volgende
woorden
De minister van binnenlandsche zaken de heer
7an Houten zegt dat zijne bekende uitdrukking
geen lapsus was.
Maar ten onrechte heeft men daarvan ge
maakt eene leus voor de verkiezingen. De mi
nister van buitenlandsche zaken heeft dit vol
doende beantwoord. Doch hij komt op tegen de
bewering van den heer Harte, dat de minister
zou gesproken hebben in strijd met de onpar
tijdigheid, de waardigheid en de betamelijkheid.
Aan den plicht van onpartijdigheid is deze
regeeriDg nooit te kort gekomen. Wat de waar
digheid en betamelijkheid betreft, meent de minis
ter dat als hij daarmee in strijd had gehandeld, de
Eerste Kamer daartegen wel zou zijn opgekomen.
De uitdrukking zelve moest worden beschouwd in
verband met het debat naar aanleiding van de
bekende donkere schildering van den heer Mul
ler. Daartegen moest hij opkomen, en toen wees
hij er op, dat anti-clericalisme en anti-protec-
tionisme de beste bondgenooten waren in komen
den strijd. Van verkiezingsleus was hierbij geen
sprake. De minister blijft getrouw aan zijne be
ginselen, es bij heeft altijd gewezen op zijne
politieke idealen, die natuurlijk niet door de
kieswet bereikt waren. (Gemompel.) Er schijnen
leden te zijn, die mij beter kennen dan ik.
Doch zeker is het dat de verkiezingen van 1897
zullen moeten uitmaken welk ministerie alsdan
naar de constitutioneele beginselen moet optreden
en in zoover heeft de minister wel wil gehad
van zijne uitdrukking, dat daarover genoeg be
weging is ontstaan. Boch het was zijne bedoeling
niet. Hij heeft slechts gewezen op de wensche-
lijkheid der concentratie van alie liberale krach
ten. Hoe men sprekers uitdrukking kan verge-
Naar het Duitsch.
lijken met het gebeurde in 1866, toeu de kroon
persoonlijk in het debat werd betrokken, be
grijpt de minister niet, daarmee heeft ze niets
gemeen. Overigens is het niet juist gezien dat
de ministers zich onder alle omstandigheden van
politiek optreden moeten onthouden. Het con-
stitutioneele régime brengt nu en dan ontvouwing
van beginselen meein Engeland treden de
ministers dikwijls zelf in den verkiezingstijd op.
Wij voegen hierbij dat de minister zijne
gewraakte uitdrukking niet namens de
regeering deed.
De minister van binnenlandsche zaken,
de heer Van Houte, heeft gezegd dat tot
de eerste onderwerpen, waarmede de Re
geering en Kamer zich na de verkiezingen
van 1897 zullen hebben bezig te houden,
het militaire vraagstuk behoort, en voorna
melijk de toestand der schutterij dat noo-
dig maakt.
Vau oordeel zijnde, dat zooveel mogelijk al-
gemeene oefenplicht zal behooren te worden op
gelegd, maar daarentegen de verplichting om
eigenlijken militairen dienst te verrichten inge
krompen en bij langen duur op ruimere schaal
vergoed moet worden, dan thans geschiedt,
heeft de minister het ten zeerste betreurd, dat
de politieke omstandigheden hem niet toelieten,
dit vraagstuk ter hand te nemen, en dat zij,
die gekant zijn tegen het beginsel eener defen
sieve organisatie der volksweerbaarheid, hetwelk
nog ten onzent in de instelling der schutterij
voortleeft, daardoor hebben kunnen voortgaan,
de gebreken dier instelling als wapen te bezigen
tegen die instelling zelve.
Eene partieele herziening der wet op uitge
breide schaal zou, ook zoo zij mogelijk ware in
den tegenwoordigen politieken toestand, moeilijk
tot afdoening te brengen zijn. Een kleine maat
regel ter voorkoming van luidruchtige mani
festaties van enkelen zou kunnen worden voor
gesteld maar het kwaad ligt minder in die
manifestaties zelve welke wel zoodanig be
teugeld en bestraft worden, dat niet velen tot
navolging aanleiding vinden dan in de aan
leiding, die daarin gevonden wordt tot het dis-
crediteeren van die instelling. Daarenboven zal
elke wetgevende stap in dezen allicht de kosten-
quaeste aan de orde brengen, welke op hare
beurt het geheele karakter der schutterij draagt
en dus rechtstreeks leidt tot het bespreken van
het geheele militaire vraagstuk.
Men weet dat het „Centrum" geen hooge
waarde hecht aan de betrekking van lid
der Rekenkamer en beweert dat die be
trekking geen heksenkunst is. Het „Va
derland" dat aan die betrekking eene hooge
waarde toekent, wijst het „Centrum»,
dat eiken klerk of boekhouder voor het lid
maatschap der Rekenkamer geschikt acht,
op het jaarverslag dier instelling, waaruit
blijkt hoe tallooze maleu door haar zorg
vuldige contröle misbruikeu ontdekt en
onnoodige uitgaven voorkomen zijn, en
66)
„Dat weet ik," antwoordde zij, hem de
hand drukkende en een betooverende blik
trof hem uit de donkere oogen nik moet
mij nu immers ook geheel en alleen op u
verlaten. Breng mij de papieren, August,
opdat ik weder rust vinde. Dat is alles
wat ik voor het oogenblik verlang.»
„Wellicht reeds heden avond."
„Hoe eer ik ze ontvang, hoe meer ik u
dankbaar zal zijn."
„En mag ik onze verloving openbaar
maken."
«Waarom verlangt gij dit
„Ter wille der benijders, die nog altijd
niet willen gelooven, dat ik dit glansrijke
doel ooit bereiken zal.»
«Mijne voorwaarde is nog niet vervuld,"
zeide zij lachend «zijn de papieren in
uwe handen, dan kunt ge naar goedvinden
handelen."
„Gij keurt dus alles goed P"
„Ja, beste vriend
„En nog één zaak, liefste.' Gij hebt mij
dit uur gelukkig gemaaktdit geeft mij
den moed, u ook om het geluk van een
ander te verzoeken. Gij zoekt een koetsier,
en hij mij was iemand, die juist naar zulk
eene betrekking zoekt."
„Hoe heet hij?" vroeg zij ijlings.
„Schmallfuss."
„Die man kwam al bij mij; hij bevalt
mij niet."
„Zijn uiterlijk was zeker niet aanbeve
lenswaardig, maar hij heeft in den laatsten
tijd tegenspoed gehad en geene betrekking
kunnen vinden. Rij heeft vele jaren den
adel gediend. Ik kende den man reeds,
toen hij nog koetsier in Silezië was. Hij
vraagt verder het „Centrum» of het niet
weet dat alle staatsuitgaven eerst wettige
tijksuitgaven zijn als de Rekenkamer ze
verevend heeft en derhalve een lid dier
Kamer op de hoogte moet zijn van alle
wetten, koninklijke besluiten en verorde
ningen die in eenig verband staan met de
fiuauciëu van den 3taat. Verder wijst het
„Vaderland» er opdat aan de Rekenkamer
is opgedragen de rechtspraak in het hoogste
ressort over alle rekenplichtige ambtenaren
van den staat, dat zij verplicht is de re-
geering van advies te dienen over alle
onderwerpen van financieelen raad, welke
de ministers haar voorleggen, en dat. dus
telkens zaken voorkomen, waarbij kennis
van burgerlijk- handels- of administratief
recht wordt vereischt.
Het blad besluit met deze woorden
„Dat alles is maar klerkenwerk, en daar
om o vleiend getuigenis van het „Cen
trum" de heer Mackay benoemd.
In een hoofdartikel geteekend „De Uwe"
van het „Nieuws van den Dag» wordt ge
zegd, dat „geen der fiaancieele wetten meer
zal doen tot ontlasting van den kleinen
man dan de personeele belasting».
Wel jammer dat het nog heel wat tijd
duren kan voor de kleine man* van die
zegeningen genieten zal, want wij zullen
reeds een heel eind van 1897 achter den
rug hebben voor deze wet, waartoe veel
toebereiding noodig is, in werking komt.
Ook het «Dagblad» doet een beroep op
de Kamer om zich het lot aan te trekken
van de oud-strijders van 1830 en wijst
daarbij op België, dat reeds in 1880 een
pensioen aan zijne oud-strijders verleende.
Hieruit blijkt, en dit noemen wij een
gelukkig verschijnsel, dat de overtuiging
dat onze regeering reeds te lang haar plicht
verwaarloosde, algemeen wordt.
Naar de „Arnh Ct.» uit vertrouwbare
bron verneemt, is er, met het oog op de
invoering van de nieuwe kieswet, weder
eeue nieuwe organisatie in ons land in de
maak. Het is thans de partij van Brons
veld c. s., die zich organiseert, omdat zij
in de eerste plaats front maakt tegen de
fractie-Kuyper, maar evenmin medegaat
met de nieuwe partij-Lohman. Deze derde
organisatie wil van scheiding van kerk en
staat niets weten zij wordt gevormd door
hoogkerkelijke mannen der Ned. Herv
kerk in ons land.
Maandag had men te Utrecht eene ver
gadering om de plannen te bespreken tot
oprichting van een centraal comité van
kiesvereenigingen
(Zie verder het Bijvoegsel).
was in dienst bij een mijner beste vrienden,
een graaf, en deze is steeds bijzonder te
vreden over hem geweest."
„Dus is het uw wensch, dat ik hem in
mijn dienst neem.»
„Ik heb hem mijne bescherming beloofd,"
antwoordde hij onverschillig, terwijl hij
opstond, om afscheid te nemen. «Ik zou
dit niet gedaan hebben, wanneer ik niet
dacht voor hem te kunnen borg blijven.»
„Kunt gij dit, dan is het goed," zeide
zij «hij zal de betrekking hebben, wan
neer hij vroeg genoeg komt om er zich
nogmaals voor aan te melden.»
Zij reikte hem de hand, maar daarmede
was hij niet tevredenhij omhelsde en
kuste haarhetzelfde oogenblik verscheen
Bella op den drempel der kamer.
Mevrouw Blote behield haar gewone
kalmte.
«Mijn verloofde," zeide zij op een toon,
die wellicht ernstiger klonk, dan zij het
beoogde„ik vertrouw dat gij hem met
die achting zult bejegenen, die gij den
echtgenoot uwer moeder schuldig zijt."
Onze hartelijke dank aan allen, die
Woensdag 2 December onzen zoon van
een wissen dood redden.
L. K. VAN DER LINDEN
en Echtgenoote.
Ondergeteekende maakt bij deze aan de ge
achte Clientele bekend, dat zij hare zaak
heeft overgedaan aan C SANDERSE Jz.
Onder dankbetuiging beveelt zij haren opvol
ger ten zeerste aan
Vlissingen, 26 November 1896.
Wed P. TA VENTER-
Noordhoek.
Onder referte aan het bovenstaande verzoekt
ondergeteekende beleefd de gunst der
Clientele, belovende door solide behandeling
zich aller vertrouwen waardig te maken.
Vlissingen, 26 November 1896.
Uw Dienaar'
C. SANDERSE Jz.
De Notaris P. DE MARET TAK,
zal op
's voormiddags 10 uur, in de zaal van
den heer STOFKOPER („Oude Vriendschap")
in het openbaar verkoopen
bestaande in
o'uto.- jéSa Kasten, Tafels en Kleeden, Karpet-
IpgSS ten, Bedden, Dekens, Matrassen,
"i% Kachels, Schilderijen, Chiffonière,
Canapé, Pendule, Kristallen Gaskroon,
Spiegels, Mangel, Schalen en Gewichten,
Koper-, Blik-, Glas- en Aardewerk en het>
geen meer zal worden aangeboden.
Kijkdag Dinsdag 8 Dec. 10 12 en 2 4 uur
Vendumeester LAGAAIJ.
ffgajK*» Nette burgeijongelui, boven de 18
ÈiW®- jjg Wenschen mee te werken
aan het oprichten eener Dam- en Schaakclub,
gelieven zich aan te melden onder letter S. D.,
aan het bureau dezer courant, voor 9 Dec. a.s.
Prima kwaliteit Engelsche en Duitsche
2 solide 2 Verdiepingsgebouwen te
koop en een Kamer te huur met of
zonder Meubelen. Adres P. 43, Hobein-
straat.
Bom zeide niets hij stelde zich tevreden
met eene buiging en spoedde zich heen.
„Dat is alles zeer schielijk gegaan,»
antwoordde Bella, en in den toon waarop
zij dit zeide, lag een bitter verwijt. „Gis
teren koesterdet gij nog twijfel, dat gij
tot dien stap zoudt besluiten, en reeds he
den is het een uitgemaakte zaak."
«Wilt gij mij daarvan een verwijt ma
ken vroeg hare moeder.
«Neen, mama, gij moet zelve weten, wat
gij doen en laten moogtik vrees maar,
dat het u spijten zal, dat gij aan mijne
waarschuwing niet meer gehoor hebt ge
schonken."
«Gij kent deze verhouding nietgij
oordeelt dus naar uw begrip," antwoordde
mevrouw Blote eenigszins wrevelig. „Ik
heb juist thans behoefte aan een vriend,
aan een man, die voor mijne bedreigde
eer optreèdt. Gij zult u herinneren, dat ik
zeide, dat in het mij ontvreemde kistje pa
pieren van buitengewoon belang wareD,
wier openbaarmaking mij groote onaange
naamheden kon berokkenen. Nu word ik