SUS
Edelman es Misdadiger.
TUUR.
ODEN.
Landkaart van Nederland
Huishouding der Gemeente.
n.
luz iek.
[RIJKEN.
GlansmiMnl
itbode
udster
straat.
5
No. 138.
Maandag 23 November 1896.
348ta Jaargang.
Bii fleze Courant behoort een Bijvoegsel.
B ERICH T.
v.
Binnenland.
den Architect
en eenigszins ont-
i geplaatst worden
dhuisstraat N 160.
L A N KEN te koop
PRONKSTUK
bur. der court
enscht een Cursus
orderden en hen,
ehalen der N. T. V.
jemeene muziek -
rsieringen, (orna-
r, vormleer en
an wenschen deel
verzocht daar-
nnis te geven aan
Ft EL.
Organ. Gr. Kerk,
NIEUW
ter"
ongeë venaar-
in glans, liet
;ot dusverre
op
10 cents.
3rs wenden zich
Chemische en
J. AKKE li
•4, Rotterdam,
voornaamste
aan voor het bezor-
E Nnp Beurspnlis
tedels, Koopmanzgoe-
Wirier- en Zeetrans-
8&RSA.
instraat no 9a.
ber gevraagd
'asch buitenshuis
en 40 en 50 jaar,
Souburg.
volle
i U Si.
eiden, zoolang
t de volgende
lames Rem.
is met 2 echte
■sel, passende
vertrouwbaar
ot 121/, Kilo
emdknoopjes
Idin Dasspeld.
Porto extra,
am.
YUSSIluNtllï COURANT
BUREAU:
Kleine Markt I N°. 187. (Telephoonnummer 10.)
Prijs per drie maanden 1.Franco per post 1.15.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij
alle Boekhandelaren en Postdirecteuren.
UITGEVER:
F- VAN DE VELDE Jr. te Vliasingen.
PRIJS DER ADVERTENTIËN; Van 1 tot 4 regels
ƒ0.40. Elke regel meer 10 cent. Clichés en groote
letters worden naar plaatsruimte berekend.
Eenig Agent voor Frankrijk do firma O. L. DATJBE
Co., te Parijs.
Verwrhlj.it Dinsdag., Donderdag en Zaterdag-avond.
Abonnementen voor België, Duitsohland, Enge
land en Frankrijk f 1.66 per drie maanden.
DIEGENEN onzer abonné's of medelezers,
die de
(groot 85 bij 71 cM
nog wenschen te ontvangen, kunnen haar
thans, zoolang de voorraad strekt, op vertoon
van achterstaande BON, tegen betaling van
den geringen prijs van 30 cents, bekomen bij
DEN UITGEVER.
IETS OVER DE
Het vermoeden ligt voor de haQd dat de
bevoegdheid, aan de gemeenten toegekend
om opcenten te heffen op de vermogens- en
bedrijfsbelastingenhaar ook zeer welkom
zoude zijo. Ook hiertoe kon de regeering
om verschillende redenen niet besluiten,
vooral omdat deze belastingen, zooals zij
in het algemeen zijn iugericht, met name
ook wat betreft de verleende vrijstellingen,
geene rekening houden met plaatselijke
toestanden. Men zou dientengevolge wel
verplicht wezen om, behalve de heffing
van opcenten, nog eene afzonderlijke plaat
selijke belasting in te voeren, bv. eene be
drijfsbelasting op de inkomsten uit land
bouw en veehouderij, welke bedrijven
thans vrij zijn. Verzwaring van vermogens-
of bedrijfsbelasting op enkele plaatsen, zou
misschien weer verplaatsing van groote
vermogens ten gevolge hebben, en het ont
werp tracht juist dit tegen te gaan.
Wat de belastingen op onroerende goe
deren betreft, die zich thans bepalen tot
opcenten op de grondbelasting, en wel 40
van de gebouwde en 10 van de ongebouwde
eigendommen, hierin meende de regeering
wel nieuwe bronnen van inkomst voor de
gemeenten te kannen vinden.
Het ontwerp staat daarom aan de ge
meenten toe, om 20 buitengewone opcenten
te heffen van de hoofdsom der grondbe
lasting zoowel van gebouwde als van on
gebouwde eigendommen, met bepaling dat
de aanslag in den hoofdelijken omslag van
een belastingschuldige, die in de gemeente
zijn hoofdverblijf heeft, kan worden ver-
FEUILLETON.
Naar het Duitsch.
61)
„Het is eenvoudig, dat ik word aanbevo
len,# zei Schmallfuss, trotsch het hoofd
achterover werpend «mijne getuigschriften
bevelen mij genoegzaam aan."
«Is daar ook het getuigschrift van graaf
von Fallersleben onder begrepen?» vroeg
von Bremen sarkastisch.
„Van hem heb ik er geen verlaDgd,"
antwoordde hij. „Hij was een goede mees
ter, maar iederen lasteraar geloofde hij
dat had hij niet mogen doen."
„Ik geloof niet, dat gij u over laster
kunt beklagen," zeide von Bremen. „Het-
minderd met het bedrag dat hij aan bui
tengewone opcenten voor de gemeente te
betalen heeft, en dat, is hij niet in den
hoofdelijken omslag aangeslagen of over
treft het bedrag der buitengewone opcen
ten zijn aanslag in den hoofdelijken om
slag, teruggaaf van het betaalde of van
het meer betaalde kan worden verleend.
Wat de regeering hiermede in het belang
der gemeenten bereiken wil, is duidelijk
De uitwonende eigenaar draagt op die wijze
meer in de gemeentelasten bij dan thans
het geval is. Heffing van opcenten is, om
dat geen plaatselijke bedrijfsbelasting ge
heven wordt, het eenige middel om de ei
genaren, die in de gemeente hun hoofdver
blijf niet hebben, eenigermate in de lasten
te doen dragen.
Maar bij de regeling der bijdrage, die
de gemeente van vaste goederen heft, doen
zich nog bijzondere omstandigheden voor,
waarmede rekening moet worden gehou
den, doch waarin de heffing van opcenten
niet kan voorzien.
De eigenaren der verschillende deelen
eener gemeente profiteeren somtijds in zeer
ODgelijke mate van de uitgaven die de ge
meente doet, bv, voor bestrating of ver
lichting. Deze voordeelen behoorden wel
het deel van allen te wezeD, doch ze zijn
het niet. Zij die bijzondere voordeelen heb
ben, moeten daarvoor ook extra betalen.
Verder komt het vaak voor, dat, bij den
aanbouw van nieuwe stadsgedeelten, de
gemeente daarvoor uit de algemeene kas
bijzondere uitgaven doet, die eigenlijk niet
ten laste van het algemeen moesten komen.
Om die redenen heeft de regeering voor
gesteld de gemeentebesturen bevoegd te
verklaren tot de heffing van een zooge
naamd straatgeldmet andere woorden van
eene belasting naar zulke grondslagen,
volgens welke van de belastingschuldigen
eene bijdrage gevorderd wordt in de kosten
voor onderhoud en aanleg van straten en
wegen en daartoe behoorende werken en
ten behoeve van den aanbouw in bepaalde
afdeelingen der gemeente.
Volgens art 254 der gemeentewet mogen
de heffingen voor het gebruik of genot
van openbare werken of inrichtingenniet
meer bedragen dan de kosten van aanleg,
onderhoud of verstrekking. Met andere
woorden, wat de gemeente doet in het pu
bliek belang moet 'in het publiek belang
blijven en de gemeente mag niet van de
gelegenheid gebruik maken om daaruit een
voordeeltje te halen-
Bekend is het evenwel, hoe met die be
paling wordt omgesprongen. Sommige ge
meenten concurreeren met de particuliere
geen destijds is voorgevallen, weet ik, en
de tegenwoordige majoraatsheer weet het
ook. Wij behoefden er mevrouw Blote
slechts van in kennis te stellen, om u deze
betrekking te doen verliezen."
Schmallfuss was huiverig geworden
ofschoon bijna onmerkbaar, trilde hij als
een espenblad het was von Bremen niet
ontgaan.
„Gij zoudt dan slechts herhalen, hetgeen
destijds een lasteraar gezegd heeft,» ant
woordde hij, „en dit betaamt geen edelman."
„Meent gij werkelijk mij door zulke
drogredenen op een dwaalspoor te brengen?
Wij hebben trouwens bewijzen, die het u
oumogelijk maken, de bewering, dat gij
belasterd werdt, te staven.»
„Bewijzen Dat kan niet zijn
„Het is zoo; verlangt gij, dat wij ons
daarvan zullen bedienen
«En wanneer gij dat niet wilt, waarom
dreigt gij mij dan
„Ik heb u nog niet gedreigd," zeide von
Bremen met nadruk„het hangt alleen
van u af, of wij van deze bewijzen al dan
nijverheid, door den aanleg of de exploi
tatie van allerlei werken en inrichtingen,
die evengoed doot bijzondere personen kun
nen worden tot stand gebracht en die
moeielijk onder de noodzakelijke openbare
werken kunnen worden gerangschikt.
Twijfelachtig is het of de wet daarop
dan van toepassing is, en daarom worden
de diensten, daarmede aan de ingezetenen
bewezen, niet tegen den kostenden prijs in
rekening gebracht, maar wordt wel dege
lijk winst gemaakt. Sommige gemeenten
houden er dokinrichtingen en loskranen,
gasfabrieken en waterleidingen, electrische
geleidingen enz. op na, en de prijzen voor
het gebruik worden naar welgevallen be
paald.
Het kwam der regeering echter niet ge-
wenscht voor, om in dien toestand veran
dering te brengen, maar zij wil dan aan
den regel van art. 254 met betamelijke
gestrengheid de band houden.
Volgens de nieuwe lezing zullen de
rechten of loonen ter zake van het gebruik
of genot van openbare werken of inrich
tingen, die strekken ten dienste van het
verkeer, waarvan het gebruik, de oprich
ting of instandhouding wettelijk is voor
geschreven, tot geen hooger bedrag door
de regeering kunnen worden goedgekeurd,
dan vereischt wordt van de kosten die ten
laste der gemeente komen.
Al wat niet zoozeer onder openbare wer
ken of inrichtingen kan worden gerang
schikt, is dus aan deze bepaliDg niet on
derworpen. Daardoor wordt het eene uit
gemaakte zaak, dat de gemeente, even als
een particulier, inrichtingen kan hebben,
waarvan zij het gebruik of genot aan de
ingezetenen op zoodanige wijze in rekening
brengt, dat daarmede werkelijk winst of
voordeel behaald wordt.
Dit beginsel zou voor sommige gemeen
ten wel eens een zeer gevaarlijk lokaas
kannen worden om sterk met de particu
liere nijverheid te concurreeren. Men kan
gemakkelijk een glimp aan de zaak ge
ven, door te beweren dat de inrichtingen,
zonder bepaald voor den publieken dienst
noodig te zijn, het algemeen belang be
vorderen.
De ontwerper van het wetsvoorstel heeft
dit gevoeld, en daarom de bepaling voor
gesteld dat de vaststelling van het tarief
voor het gebruik of genot van dergelijke
inrichtingen, bv. gasfabrieken, telefoon
geleidingen, tramwegen, waterleidingen
enz., aan de goedkeuring van gedeputeerde
staten zal onderworpen zijn.
niet gebruik zullen maken. Ik zeide zoo
even, dat gij op de bescherming van een
vriend steuntgij wildet mij ontwijken,
maar ik ben zeker van mijn zaak. Deze
vriend is een zekere mijnheer Bom, een
huisvriend van mevrouw Blote, en goed-
of kwaadschiks moet hij u beschermen."
„Wie zegt u, dat hij moet?" vroeg hij.
„Uw nieuwe kleeren," antwoordde von
Bremen kalm. „Heeft Born u niet het geld
daarvoor gegeven
«En als hij dat gedaan had, wat
„Wat mij dat aangaat? „Ja, dat is een
vraag, waarop ik u het antwoord moet
schuldig blijven. Gij zijt met dien heer
bevriendgij moet hem das ook reeds
langer kennenmij echter boezemt het
belang in, omtrent zijn verleden nader te
worden ingelicht, en ik hoop van u de
gewenschte mededeeiingen te zullen ont
vangen.»
De blik van Schmallfuss werd steeds
strakker, maar aan klimmende ontsteltenis
paarde zich thans ook zijn ontwakende
toorn.
Onder de zaken, die het verblijf in de
kazernes voor den soldaat aangenaam kunnen
maken, behoort ook de voeding.Door het rijk
wordt daar jaarlijks eene som! van ƒ2.700.000
voor uitgegeven en is het dus van belang dat
de uitgave van zooveel geld werkelijk aanhet
doel beantwoordt, waarvoor het besteed
wordt, en de soldaat dus werkelijk degelijk
voedsel ontvangt.
Hoe het met het bereiden van dat voedsel
toegaat, is algemeen bekend. De groote
hoeveelheden, die gewoonlijk na het ver -
bruiken van een maaltijd overblijven, zijn
het beste bewijs dat de bereiding veel te
wenschen overlaat. Het kan trouwens niet
anders, waar die taak aan onkundigen wordt
overgelaten. Daarin zal langzamerhand
verandering komen door den maatregel van
den minister van oorlog om eenige
soldaten op kookscholen een kookcursus
te doen volgen. Zij, die daartoe aangewezen
waren, hebben dezer dagen een proeve van
practische bekwaamheid afgelegd, die aan
de verwachting in alle opzichten voldeed.
Zij maakten in de laatste twee maanden
van hun leertijd het eten in eene kazerne
klaar, dat zoo smakelijk bereid werd, dat
er niets overschoot, terwijl bovendien nog
eene som werd overgehouden, om den
manschappen boter bij hun brood te.kunnen
verstrekken.
Deze welgelukte proef, die aanleiding
heeft gegeven tot eene nieuwe plaatsing
van 14 leerlingen op de kweekschool te
Amsterdam, zal nu op uitgebreider schaal
in de verschillende kazernes herhaald
worden, en gelukt deze evengoed als in de
Amsterdamsche kazerne dan zal weer een
groote grief tegen het kazerneleven weg
genomen zijn en het bewijs geleverd, dat
de regeering meer dan vroeger, toen het
lot van den aanstaanden landsverdediger
veel slechter was dan thans, maar geene
klachten dan alleen van de lijders gehoord
werden, zich beijvert om het leven van
den soldaat aangenaam te maken. Dat eene
goede smakelijke voeding daartoe niet
weinig kan bijdragen, zal wel niet ontkend
worden.
Door de prov. Staten van Noord Brabant
is eene protectionistische motie met 48
tegen 4 stemmen aangenomen. In deze
motie wordt de regeering uitgenoodigd
onverwijld ter hand te nemen eene matige
uitbreiding van ons bestaand tarief van
invoerrechten en zoo mogelijk te willen
bevorderen de opheffing der belemmerende
bepalingen van invoer in het buitenland.
«Mededeeiingen omtrent het verleden van
dien heer?" zeide hij. „Welnu, hij was
met den graaf, bij wien ik geruimen tijd
in dienst was, zeer bevriend
«Kom, ge tracht mij te misleiden, doch
in dit opzicht treft gij in mij den verkeerde.
Omdat hij met uwen voormaligen meester
bevriend was, zal hij u waarlijk geen nieuw
pak geven. Daarvoor moeten andere oorza
ken bestaan, en die oorzaken wensch ik
uit uw mond te vernemen."
„Ja, zoo alle wenschen vervuld werden
spotte de koetsier, maar hevig ontsteld
deinsde hij terug voor den dreigenden blik,
die hem uit de oogen van von Bremen trof.
„Gij wilt niet?" vroeg von Bremen met
verheffing van stem. „Zeer goed! graaf
Fallersleben zal heden-avond nog uwe
arrestatie bewerken. Gij knnt gaanwan
neer gij in de gevangenis over de zaak
nadenkt, vergeet dan niet, dat ge uw on
geluk alleen aan u -zeiven te wijten hebt.
Gij hadt het beter kunnen hebbenmaar
die naar geen raad wil luisteren, moet de
gevolgen daarvan zelf ondervinden I*