Edelman en lUigsr. Huishouding der Ssineente. No. 132. Maandag 9 November 1896. 348te Jaargang. Bij to Gemeentebestuur. B U I> W F E It. F F II L L F T O V B i ii n e n i a n d. VLISSMGSCHE COUKANT. Algemeene brandschouwitig De Burg, en Weth. van VlisaiDgen, gezien art. 437 der Algemeene Verordening van Politie voor deze gemeente, waarbij ia voor geschreven, dat minstens eenmaal in het jaar door de brandspuit- en onderbrandspuitmeeaters, vergezeld van een politie-beambte, eene alge meene brandschouwing zal plaats hebben, maken bekend, dat die algemeene brandschou wing voor dit jaar is bepaald op Maandag, Dinsdag, Woensdag eu Donderdag den 23, 24, 25 en 2G November a.s. en noodigen de ingezetenen uit om hen, die daarmede zijn belast, tot het noodige onderzoek in hunne woningen of gebouwen toe te laten, en zich te gedragen naar hunne aanwijzing om trent het aanleggen, veranderen en verbeteren van stookplaatsen, schoonmaken van schoorstee- nen of bergen van brandstoffen en petroleum, en in het algemeen overeenkomstig de bepalin gen, voorkomende in genoemde verordening, teneinde zich te vrijwaren voor de toepassing der daarbij bedreigde straffen. Vlissingen, G Nov. 1896. De Burg. en Weth. voornoemd, TUTEIN NOLTHENIUS. De Secretaris, G. J. BISSCHOP. I E T S 0 V E R DE III. Hebben wij aan het slot van ons vorig opstel de jaarlijksche Rijksbijdrage aan de gemeente Vlissingen, onder de voorgestelde nieuwe wet uit te keeren, opgegeven als te bedragen 2.58s per hoofd, dan moeten wij daarbij opmerken dat, zooals trouwens uit onze mededeelingen reeds bleek, het ■werkelijke bedrag hiervan wel iets zal ver schillen. De eerste uitkeering heeft plaats in 1898. Komt de wet tot stand, dan wordt binnen zes maanden daarna het voor iederen inwoner uit te keeren bedrag voor elke ge meente door Gedeputeerde Staten vastge steld, terwijl jaarlijks vóór 1 Juli door dezelfde Staten de som wordt vastgesteld die over het loopende jaar aan iedere gemeente moet worden uitgekeerd. Zooals onze lezers wel zullen hebben opgemerkt, is de wijze van berekening volgens het wetsontwerp nog al ingewik keld. Wij zullen echter trachten een eu ander zoo beknopt mogelijk te verklaren. Het was de bedoeling der regeering geheel te breken met het tegenwoordige stelsel, dat de uitkeering regelt naar de opbrengst eener Rijksbelasting of een deel van die belasting afstaat. Geen verband tusschen de uitkeeringen aan de gemeen ten en de door het Rijk in die gemeente geheven belastingen, maar in de eerste plaats tusschen de uitkeering en de bevol king, meende de regeeringen vandaar dan ook, dat als regel is aangenomen, dat in grooiere gemeenten een grooter bedrag per Naar het Ihdtseh. hoofd der bevolking wordt uitgekeerd dan in kleinere, omdat in die grootere gemeen ten de kosten van hetgeen de gemeente in liet algemeen belang te doen heeft, be trekkelijk van meer beteekenis zijn dan in de kleinere. He 18090die onze gemeente vol gens de door otis gemaakte berekening naar evenredigheid der bevolking verkrijgen zou, strekt dus tot vergoeding voor een deel der kosten van het gemeentebestuur, voor zoover dit handelt ter uitvoering van de Rijkswetten, koninklijke besluiten eu provinciale reglementen. In de tweede plaats echter is het bestuur belast met de behartiging van de huis houdelijke belangen der gemeente. In de kosten daarvan behoorden wel alle ingeze tenen bij te dragen, maar zij kunnen dat niet eu daarom moet men volgens het denkbeeld der regeering aan de gemeenten vergoeden wat zij daardoor missen. Wij willen hierbij opmerken dat in enkele ge meenten, zooals Vlissingen, door de heffing van eenige accijnzen, nu nog wel alle inwoners tot de gemeentelasten kunnen geacht worden bij te dragen, maar deze toestand niet bestendigd zal worden. Hoe komt men nu aan de tweede som, die van 27218(voor Vlissingen)? Ziehier het antwoord Bij het bedrag, hetwelk tegenwoordig iti de gemeente aan persoonlijke belastingen wordt opgebracht, wordt gevoegd hetgeen uit 's Rijkskas wordt uitgekeerd, omdat, bij gebreke van dit laatste, die persoonlijke lasten zooveel hooger zouden zijn. In die totaalsom moet het Rijk dus een aandeel dragen Maar welk aandeel Bij de be antwoording dier vraag is aangenomen dat degenen, die buiten staat worden geacht aan de Rijkslasten bij te dragen, het ook niet kunnen in de gemeentelijke, en tot de eerste worden zij gerekend te behooren^ die vrijvallen van de personeele belasting volgens den grondslag huurwaarde. Wij spraken zooeven van persoonlijke lasten, en daaronder behooren niet de ac cijnzen of belasting op artikelen van verbruik. Het aandeel van het Rijk is echter ook berekend over hetgeen thans in de gemeenten aan verbruiksbelasting ontvangen wordt, juist omdat het op den weg van den wetgever ligt om dadelijke of althans geleidelijke afschaffing van die plaatselijke accijnzen te bevorderen. Onder die persoonlijke lasten zijn ook gerekend de uitkeering, die het Rijk aan de gemeente doet als vaste bijdrage vol gens de wet van 1885 (vroeger 4/5 van de opbrengst van het personeel) en de buiten gewone ondersteuning waarvan wij vroeger spraken. Verder ook de subsidie in de gewone kosten van het lager onderwijs, wegens bijzondere omstandigheden door sommige gemeenten genoten, omdat dit bedrag toch anders aan belastingen zou moeten worden opgebracht. Van het totaal wordt, zooals wij in ons voorbeeld gedaan hebben, de som afge trokken die de gemeente reeds geniet in verband met de grootte der bevolking, want voor dat bedrag is geene belasting noodig 55) «Hebt gij hem gezien vroeg Born, terwijl hij zich haastte aau den wensch gevolg te geven. „Een aangenaam bezoek was het niet voor mijhij zocht een be trekking en mevrouw Blote zoekt een koetsier; ik zou hem dus behulpzaam zijn „En uw bescherming zal hem dien post verschaffen.' „Meent ge? Zoo zeker is het niet." „Wat de heele stad weet, zult gij ook wel weten,» zeide von Bremen. „Gij zijt immers alles bij de dame men meent zelfs, dat gij reeds heimelijk met haar verloofd zijt. Indien baron von Eelsen maar geen streep door de rekening haalt.» „Baron von Felsen?" riep Born, en zijn wenkbrauwen trokken zich dreigend bijeen. «Maar het is waar ook gij wildet mij iets naders daaromtrent mededeeleu. Weet gij thans, wat hij naar hier over mij ge schreven heeft ?o Von Bremen zag hem ernstig aan. „Ik heb, zooals ik u beloofde, gisteravond getracht, poolshoogte te nemen," antwoordde hij, «maar iets bepaalds kon ik niet ver nemen het schijnt mij, als wilde men mij niet alles mededeelen- Daaruit kunt gij afleiden, dat de baron niet oprecht met u heeft omgegaan." De blik van Born hing met koortsige verwachting aan de lippen des barons, en de gloed op zijn aangezicht gaf den toorn, die hem beheerschte, duidelijk te kennen. „Hebt gij dan in het geheel niets ver nomen vroeg hij. «Toch wel. Baron von Felsen heeft ge schreven dat hij, zoo hij dit wilde, kon maken, dat de schoone weduwe van den eu daarin behoeft het Rijk dus niet bij te dragen als aandeel voor niet-betalendeu. Zooals wij opmerkten i9 nu voor de berekening van dat aandeel de huurwaarde der woningen tot maatstaf genomen. Daar bij is voor de huurwaarde der woningen, ter zake waarvan de personeele belasting niet wordt geheven, een vast bedrag aangenomen, namelijk 4/s vau de hoogste huurwaarde, waarbij volgens de nieuwe wet op liet personeel de belasting niet wordt geheven. Het getal der onbelaste perceeleu is mede naar een algemeenen regel bepaald. Men heeft bet getal der inwoners gedeeld door 4. Van de uitkomst heeft men afgetrokken het aantal belaste woningen. Het overschot stelt het aantal onbdlaste woningen voor en door daarmede het voor de huurwaarde aangenomen vaste bedrag te vermenigvul digen, vindt men de som, die als totale huurwaarde der onbelaste woningen moet worden aangenomen Deze regelen worden op éen jaar toe gepast waarna berekend wordt welk be drag dit oplevert per inwoner naar het bevolkingscijfer op i Januari van dat jaar. Hetzelfde bedrag wordt dan over ieder jaar uitgekeerd per hoofd der bevolking op 1 Januari. Voor de berekening van dat onverander lijk bedrag wordt met het oog op de voorgestelde invoering op 1 Januari 1898, het jaar 1896 als grondslag aangenomen, voor zooveel betreft de in de berekening begrepen inkomsten der gemeente. De verhouding echter tusschen de geheele huurwaarde en die der vrije perceelen volgens de nieuwe wet op de personeele belasting kan eerst in 1897 worden bepaald omdat die wet vóór 1 Januari vau dat jaar in werking treedt. Beschermende rechten voordeelig Voordeelig, ja. Maar voor wie? Naar aanleiding van den aandrang van sommige grondbezitters op beschermende graanrechten beantwoordt iemand die vraag, in 't „Hbl.", met de volgende eenvoudige, voor ieder duidelijke en welsprekende cijfers Als door een invoerrecht van f 3 op tarwe de prijs van f 5 op f 8 kwam, dan zou men moeten betalen den nieuwen prijs X bet tegenwoordige totale verbruik, dus 8 X 6.500.000 f52,000.000. Tegenwoordig betaalt men 5 X 6.500.000 f 32.500.000. Dus zou het Nederlandsehe volk voor zijn brood meer moeten betalen f 19.500.000. Elke ingevoerde hectoliter graan wordt den importeur met hetzelfde geld betaald (f 5) maar voordat de verbruikers hem krijgen, vordert de Staat er eerst nog f 3 van ten bate van de schatkist. Daardoor maakt de binnenlaudsche producent van eiken ge produceerden hectoliter f 3 meer. Dus zou de Nederlaudscbe landbouw 3 X 2.000.000 (binnenlaudsche productie), d. i. f 6.000.000 winnen eu de schatkist 3 X 4.500.000 (in voer), d. i. f 13.500.000, samen f 19.500.000, of juist evenveel als het Nederlandsehe volk rijken baukier Blote een afkeer van u kreeg." «Zoo? Denkt hij dat werkelijk? Het staat nog te bezien, wien de dame meer geloof schenkt, den baron of mij." «Der dame zou een juweelkistje ontstolen zijn Is dat juist «Ja," antwoordde Born, zijn ontroering met geweld bedwingende, „de diefstal werd in Luzern bedreven." „En gij zoudt den dief kennen.» «Ik riep Born woedend uit. „Zouden zijn hersenen ook ernstig gekrenkt zijn In het heete klimaat van Italië ware dit geen onmogelijkheid." »Het is dus een leugen?" «NatuurlijkIndien hetgeen hij daar beweert, de waarheid was, zou ik dan niet reeds lang den dief achter slot en grendel hebben gebracht „Zeker; gij zijt immers de vriend der bestolen dame «Welnu, reeds hieruit moet gij de over tuiging afleiden, dat hij een gemeene leu gen heeft uitgesproken. Eu ik vraag nog maals welk doel beoogt hij daarmede door den maatregel meer zou moeten uit geven voor zijn brood. Het nationaal vermogen vermeerdert of vermindert dus niet; het wordt alleen an ders verdeeld. Het resultaat zou zijn, dat van het Nederlandsehe volk eene bela-ting zou worden geheven van f 19 500.000, waar van f 6.000.000 aau één categorie van per sonen zou worden present gegeven,en dat die som grootendeels zou worden opge bracht door hen, die gerekend worden, geeu belasting te kunueu betalen. Een cadeau dus van G millioen aau den Nederlandschen landbouw door het Nederlandsehe volk, eu grootendeels door de minvermogenden. Tevens zou men dus de koopkracht be - perkeu der honderdduizenden burgers, die voor duurder brood een grooter deel van buu kleine inkomen moeten uitgeven eu daarvan noch als graanbouwers, noch als belastingbetalers iets terugkrijgen zoodat zij dat deel van hun inkomen niet voor andere benoodigdheden kunnen uitgeven en men zou dus, behalve deze schade voor die honderdduizenden, ook schade toebren gen aan tal van bedrijven, waarvan de afzet daardoor vermindert eu waarin dan dus minder personen arbeid zouden vinden. Het programma dat in Atjek zal gevolgd worden, is een terugkeer tot het stelsel- Van der Heijden, met dien verstande, dat in plaats van de posten, die deze generaal noodig achtte, nu binnen de geconcentreerde linie in de drie Sagi's mobiele colonnes zullen worden gestationeerd om preventief en verrassend op te treden tegen vijaude lijke benden Als dit stelsel, dat dus thans als het eenige deugdelijke wordt erkend, nooit loc gelaten was, hoeveel ellende zouden wij ons gespaard hebben. Woensdagavond is in Plancius te Amster dam de vergadering gehouden, waarin de weigerachtige schutter" Van der Veer, van Middelburg, en Ds. Louis A. Bahler, van Schiermonnikoog, zouden spreken tegen het militarisme. Het „N. v. d. D." meldt daar van het volgende De zaal was stampvol, en naar beide sprekers werd aandachtig geluisterd. De rede van Ds. Bahler was een plei dooi voor hst goed recht van het indivi dualisme. Elk meusch moet naar eigen weten en geweten zijn leven kunnen inrichten. De zelfzucht was de grondslag van de eerste staatsorganisatie. God is de heilige liefde drang in elk mensch persoonlijk, eu daar om is de Staat een onding, want nooit zal eenig staatsgebouw kunnen gegrondvest zijn in de liefde, de liefde, die de volkomen eerbiediging is van de individueele vrijheid. Daarom zal de liefde dan ook niet rusten vóór zij den Staat heeft opgelost in elkaar volkomen liefhebbende individuën. Het er gerlijkst en het grofst wordt de liefde tot in haar merg beleedigd door het milita risme. Door sterk te doen uitkomen de hooge beteekenis van het individualisme, zeidede Heer Bahler, dat, naar zijne meening, de daad van één enkelen boer, die zich voor het voorhoofd slaat en onder de werking „Nijd, ziedaar alles." „Maar hij zelf heeft er geen voordeel van integendeel, hij moet zelfs vreezen, dat ik wraak kon nemen." „Die vrees schijnt hij niet te koesteren,» sprak von Bremen op minachtenden toon «de wapens, die gij tegen hem beweert te bezitten, moeten dus nog al niet scherp zijn.» „Wellicht rekent hij er op, dat ik er geen gebruik van maken zal," antwoordde Bom, met een wantrouwenden blik op den edelman, «maar daarin zou hij zich toch kunnen vergissen. Zelfs de worm kromt zich, wanneer hij vertrapt wordt, en ik zou alles voor zoete koek aannemen „Vertrap hem dan, indien gij dit kunt!" spotte von Bremen. «Aan wien heeft hij dit alles geschreven „Waarde heer, ge zult mij niet kwalijk nemen, dat ik u het antwoord op deze vraag schuldig blijf," „Daarvoor kunt ge geen reden hebben." „Met uw verlof, de reden ligt dichterbij dan gij denkt. Men heeft mij de mededee-

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1896 | | pagina 1