Edelman en Misdadiger. ODEN, \t TI be. No. 123. Maandag 19 October 1896. 348te Jaargang. n. lien wij It \t. vangen &C" Epeldoorn. de. de Bij fleze courant bekoort een Bijvoegsel. Gemeentebestuur. NATIONALB MILITIE. De maatschappelijke en k rechtstoestand Binnenland. Yk s. v. 'pi —I *k. la berekend.. Tietjes a 25 cent vet, blank Ions, 33 cent per cent per 5 ons. VISSER, Ëcherminkelstraat eene groote 5 in alle prijzen uit door on- 'J, en duurzaam- et feit, dat in meeste Orgels op het succes erven. Zonder wordt desge- iling geleverd. tevredenheid, epareeren. DEKKER, 'e Kade, Goes. JANSEN, Bel- 1 November of rant. en klein gezin Eerste kennisgeving voor de loting van de Nationale Militie. De Burg. en Weth. van Vlissingen, gelet op art. 28 en volgende der wet van den 18 Augustus 1861, (Staatsblad no. 72) brengen ter kennis van belanghebbenden dat de loting der in dit jaar voor de Militie I ingeschreven in deze gemeente zal plaats heb ben ten raadhuize op Donderdag den 29 Oct. 1896, des voormiddags te 9 ure dat gedurende vijf dagen te rekenen van den I dag waarop de loting heeft plaats gehad, tegen wijze waarop zij ia geschied bij Gedeputeerde I Staten bezwaren kunnen worden ingebracht door belanghebbende lotelingen of door hun vader of voogd dat de bezwaren moeten worden ingediend door middel van een door de noodige bewijs stukken gestaafd verzoekschrift op ongezegeld papier, onderteekend door hem die ze inbrengt, welk verzoekschrift bij den Burgemeester moet worden overgebracht, tegen bewijs van ontvang; dat op de navolgende dagen, telkens des voormiddags van 10 tot 12 uren, ten raadhuize zitting zal worden gehouden tot het opmaken yan de getuigschriften ter bekoming van vrij stelling wegens broederdienst, of op grond van te zijn eenige wettige zoon, bedoeld in de 2e en 3e zinsnede van art. 53 van bovenbedoelde wet als voor Broederdienst Op Maandag den 2 November 1896 voor ben, wier geslachtsnaam begint met de letters A tot en met J op Dinsdag den 3 November 1896 idem als voren met de letters K tot en met V op Woensdag den 4 November 1896 idem als voren met de letters O tot en met Z. voor eenige Zoon Op Donderdag den 5 November 1896 voor alle lotelingen. dat zij, die op zoodanige vrijstelling aan spraak maken op gemelden tijd ten raadhuize zullen moeten verschijnen, vergezeld van twee bij den Burgemeester bekende meerderjarige ingezetenen, terwijl op broederdienst reclamee renden zullen moeten medebrengen de bewijzen van geboorte van hen zeiven en van de nog in leven zijnde broeders, benevens het paspoort of ander bewijs van ontslag, of een uittreksel uit bet stamboek, of een bewijs van werkelijken dienst van den broeder of de broeders,;op wiens of wier dienst zij hunne reclame gronden. En is biervan afkondiging geschied waar bet behoort, den 17 October 1896. De Burg. en Wetb. voorn. TUTEIN NOLTHENIUS. De Secretaris O. J. BISSCHOP. DER VROUW. III {Slot). Mr. Fokker, in het door ons in de vorige opstellen genoemde werkje, meent dat, wan neer tusschen de jaren 1820 en 1838 (toen men het burgerlijk wetboek maakte) andere zeden en begrippen hadden gebeerscbt, de bepalingen van dat wetboek geheel anders zouden zijn uitgevallen. Dit is zeer wel mogelijkmaar dan is FEUILLETON. Naar het Duitsch. bureau dezsr 46) «Zoo zegt menik kan er geen borg voor staan. Hij brengt nu die geheele op lichterij-geschiedenis op rekening der libe rale partij gij zult begrijpen, dat daardoor eene verzoening met baar bijna tot de on mogelijkheden behoort.» Bom scheen zich meer aan te trekken van de gewaande verliezen, dan van de staatkundige meeningen des vrijheers. «Wanneer hij aanzienlijke sommen ver loren heeft, dan kon de baron zich in zijne hoop teleurgesteld zien,» zeide bij met onverholen sarkasme; «hij meent een het altijd nog de vraag, of de toenmalige zeden en begrippen zooveel slechter waren dan de tegenwoordige Men oordeele Volgens het burgerlijk wetboek is de vrouw uitgesloten van de voogdij over vreemde kinderen. Mr. Fokker noemt dit onmenscbkundig en wreed daar men op die wijze eene tante belet voogdes te wor den over broers- en zusterskinderen. Even dwaas vindt hij het, om vrouwen niet in den familieraad te doen verschijnendat wanneer eene vrouw van iemand een last heeft aangenomen, die last eindigt wanneer zij trouwtdat eene vrouw niet als scheids rechter kan optreden, enz. Zijn al die bepalingen nu werkelijk zóó dwaas Zouden de vrouwen er werkelijk zoo op gesteld wezen, om naar het kanton gerecht te gaan, om daar familieraden bij te wonen, waarin bv. over bet beheer der goederen van minderjarige bloedverwanten wordt beraadslaagd, zouden zij er zoo naar verlangen, zich te verdiepen .4^ rechtskun dige- of handels quaestie's, die gewoonlijk door scheidslieden moeten worden uitge maakt Zouden er zoo vele zijn die tot dit laatste werkelijk de bekwaamheid be zitten En dan die vrouw, die als iemands zaak waarneemster optrad. Wat is natuur lijker dan dat haar huwelijk den last doet eindigen? l'e wil van haar man, of zijne meening althans, zal op hare handelingen nu toch zeker wel niet zonder invloed wezen, en het is volstrekt niet zeker dat de lastgever aan dien man hetzelfde vertrouwen kan of wil schenken, als eertijds aan de vrouw. En de vrouw die door haar huwelijk van staat veranderde, kan zich zonder den bij stand van haar man immers niet ver binden Wanneer mr. Fokker hier en op andere plaatsen de redenen had medegedeeld, die den wetgever hebben geleid, of de omstan digheden of de geschiedkundige feiten, die op de vorming der wet van invloed zijn geweest, dan zouden zijne lezers juister en onpartijdiger hebben kunnen oordeelen. Dat dit niet geschied is, verwondert ons van een rechtsgeleerde als hij, en het ver wondert ons ook van de Maatschappij tot Nut van 't algemeen, wier kleine volksge- schriften wel zeer nuttig kunnen zijn, maar toch zeker niet de bedoeling hebben, om met eenig denkbeeld door dik en dun te gaan, en de hoofden alleen maar warm en niet tevens helderder te maken. En nu de tante-voogdes. Laat het eene enkele maal eens voorkomen, dat eene vrouw den last der voogdij gaarne op zich Deemt, dat bv. eene tante dit zou willen doen met betrekking tot neefjes en nicht jes en dat zij voor die taak ook wel be rekend schijnt. Is dat dan al dadelijk eene reden om de wet te schelden voor onmensch- kundig en wreed en ze terstond te willen veranderen Er heerscht in deze zaak in derdaad schroomelijke overdrijving Ware de voogdij, even als onder het oud-Hollandsch recht gesplitst in een toe zicht over den persoon en een ander toe zicht over de bezittingen van den minder jarige, dan zou er meer voor het denkbeeld te zeggen zijn, om de vrouw als voogdes groote huwelijksgift te ontvangen." Von Bremen lachte minachtend en goot het overblijfsel uit de flesch in zijn glas. «En begrijpt gij nu, dat hij boos op u zijn kan?" vroeg hij. «Gij komt, zooals men pleegt te zeggen, in een gemaakt bed, terwijl de baron nog zeer ver van zijn doel verwijderd is, en met tallooze moei lijkheden moet strijden, alvorens het te bereiken.» «Gij kunt gelijk hebben," zeide Bom, «maar dit is immers voor den baron geen reden, mij te belasteren." «Heb ik u gezegd, dat hij het gedaan heeft «Gij spraakt van een juweelkistje; dat met mijn naam in verband is gebracht ik moet aannemen, dat daarbij eene ge schiedenis is verzonnen, die op mijne eer een smet moet werpen. En vind ik dit vermoeden bevestigd, dan heb ik geen reden meer, den baron te ontzien.» «Ik zal nauwkeuriger inlichtingen zien te verkrijgen, daar gij het wenscht." «En ik zal den baron openlijk en voor over vreemde kinderen toetelaten. Men zou haar dan meermalen zonder bezwaar met de zorg voor opvoeding en onderhoud kunnen belasten maar nu de voogd ook den lang niet gemakkelijken plicht van administrateur moet vervullen, eene plicht die soms groote verantwoordelijkheid eischt, nu is er wel degelijk reden om te vragen naar kennis, geschiktheid in zaken, en andere hoedanighedennu is de voogdij meestal een vrij zware plicht, waarmede men de vrouw toch niet dan bij hooge uitzondering zou mogen belasten, en die zij dikwijls niet zou kunnen volvoeren zonder raad of bijstand van veel meer heteekenis dan van den tegenwoordigen toezienden voogd. Op verschillende plaatsen, in verschil lende wetten, is voor de geldigheid van zeke re handelingen de tegenwoordigheid van getuigen een vereischte, en dan is tevens bepaald dat die getuigen van bet mannelijk geslacht moeten zijn. Ook dit wordt in het werkje van mr. Fokker gelaakt. Waartoe toch Van uitsluiting is hier eigenlijk geen sprake. Wanneer de behoefte aan vrouwelijke getuigen zich niet doet gevoelen, en dat zal toch zeker het geval wel niet zijn, wanneer het zelden, misschien nooit voorkomt, dat men geene mannen kan viudeD, om als getuigen op te treden, waartoe dan toch de vrouw ge heel noodeloos met zulke bezigheden be last, die voor haar niets aantrekkelijks moeten hebben En dan vergete men niet dat over elke rechtshandeling geschil kan ontstaan, dat uit elk geschil zich een proces kan ont wikkelen. Zal de verschijning voor den rechter, waarop zij natuurlijk niet gere kend heeft, de vrouw zoo aangenaam we zen, haar geene moeite kosten met het oog op haren werkkriDg of hare huiselijke om standigheden Ons dunkt, die vraag moet stellig ontkennend worden beantwoord, en dan is dit eene reden te meer om zich twee maal te bedenken, eer men zulke noode- looze veranderingen wenscht. In ieder ge val is het ons een raadsel, hoe men zulke dingen in het belang der vrouw zelve kan verlangen. De vrouw kan er nooit iets anders dan last en moeite van hebben. Het zou ons niet mogelijk wezen, in alle bijzonderheden aan te tooneu, welke de strekking van bet werkje van mr. Fok ker is. Hetgeen wij aanteekenden zal in ieder geval genoeg wezen, om te bewijzen dat men het boekje met eenige voorzich tigheid moet lezen. Het ware karakter van een volksgeschrift, waarin niets mag voor komen, dat niet volkomen voor het begrip van den eenvoudigen lezer berekend is, ontbreekt er geheel en al aan. Wij eindigen met te herhalen dat, ook naar onze meening, verbetering van den maatschappelijken en den rechtstoestand der vrouw zeer wel mogelijk is. In enkele opzichten is zij zelfs zeer gewenscht. In hoofdzaak zal zij dan ook door wetswijzi ging kunnen worden verkregen. Maar, die het wezenlijk belang der vrouw beoogen, moeten zich wachten voor die schroomelijke overdrijving, die in de vrouwenbeweging heerscht en die het goede doel eer bena- de vuist weg vragen, wat hem tot die boosheid genoopt heeft.» «Meent ge dat hij die vraag zal beant woorden «Hij moet mij antwoord geven." «Gij kondet vooruit weten, hoe dit luiden zal," zeide von Bremen sarkastisch; «bo vendien hebt gij immers nog geene zeker heid, of gij werkelijk belasterd of aangetast zijt geworden. Wacht ten minste zoolang, tot ik u zekere mededeelingen kan verstrek ken; gij hebt dan nog altijd tijd genoeg, van uw wapen gebruik te maken." Born had op zijn horloge gekeken en was ijlings opgestaan. «Mevrouw Blote wacht mij,» zeide hij, «ik moet om verschooning vragen «Maak mijnentwege geene plichtplegin gen,» viel von Bremen hem in de rede, «ik zal zoo vrij wezen u te bezoeken, zoo dra ik iets naders weet." Born maakte eene zwijgende buiging en spoedde zich naar buitenzijne gedachten zouden eene andere wending hebben ge nomen, wanneer hij den zegevierenden blik deelt dan bevordertmoeten zich dubbel bedenken, eer zij de vrouw, uit haar stil len, maar daarom niet minder nuttigen en niet minder noodzakelijken, haren meestal huiselijken en verborgen werkkring, heen leiden naar het openbare leven, naar de schoolcommissie (waarin de schrijver ze zoo gaarne ziet), naar de kamer van ar beid, naar de stembus, naar club eu ver gaderlokaal, naar den familieraad en de rechtzaal, enz. enz. enz. En het kan aan ons liggen maar wij gelooven niet dat, in het algemeen ge sproken, de wenschen der degelijke Hol- landsche vrouw zich in die richting be wegen l Het wetsontwerp tot reorganisatie van het bestuur der Polytechnische School gaf bij het onderzoek in de afdeelingen der Tweede Kamer aan eenige leden de gele genheid om aan te dringen op wijziging van art. 59 der wet op het Middelbaar Onderwijs, opdat niet het eindexamen eener 5-jarige H. B. S. uitsluitend behouden worde als eerste voorwaarde tot het verkrij gen van een diploma aan de Polytechnische School. In een afdeeling spraken sommige leden als hun gevoelen uit, dat ten onrechte het hooger technisch onderwijs nog steeds is ingedeeld bij het middelbaar onderwijs. Andere leden deden als hun gevoelen kennen, dat zij er bezwaar in zouden zien, het hooger technisch onderwijs gelijk te stellen met het universitaire. Zij vreesden, dat men er dan toe zou komen, een vierde, technische Rijksuniversiteit in het leven te roepen, en dat dan de eischen voor die inrichting steeds meer zouden worden op gevoerd. Naar aanleiding van déze bespreking werd de opmerking vernomen, dat mede het onderwijs in de landbouwkunde aan spraak heeft om onder het hooger onder wijs te worden opgenomen. De ingenomenheid met het plan der Regeering om de Polytechnische School te hervormen, strekte zich bij de meerder heid der leden echter niet uit tot hij bij dit wetsontwerp voorgestelde. In de eerste plaats kwam 't sommigen voor, dat het ontwerp niet de sporen draagt van zorg vuldige voorbereiding. Verder waren er ledeD, die het noch wenschelijk, noch nood zakelijk achtten, de vraag, welke de beste bestuursregeling is, vast te koppelen aau die, op welke wijze de Regeering voor lichting zal vinden bij de voorgenomen hervorming. In de tweede plaats was er een talrijke groep leden, die den voorge stelden weg om tot hervorming van het onderwijs te komen veel te lang achtten. Tegenover de bestrijding vond echter het wetsontwerp in sommige afdeelingen ook verdedigers, en er werd van die zijde aan herinnerd, dat de bestuursregeling eene oplossing eischt, omdat in de vaca ture van den directeur moet worden voor- (Zie verder het Bijvoegsel had gezien, dien von Bremen hem nazond. XI. Mevrouw Blote had op den avond, waar op August Bom bij haar verwacht werd, eene groote soirée gegeven, de eerste sedert haar terugkeer uit Zwitserland. Men had natuurlijk niets onbeproefd ge laten om het feest zoo schitterend mogelijk te doen zijnmen had muziek gemaakt, geschertst en gelachenniettemin bevond de schoone vrouw zich den morgen na het feest in een slechten luim. Zij had aanmerkingen moeten vernemen, die haar veel stof tot nadenken gaven, aanmerkiffgen omtrent hare verhouding tot von Bom, die haar diep kwetsten. Men scheen niet goed te kunnen begrij pen, dat zij dien heer de rechten van een huisvriend had verleendmen trachtte door schijnbaar deelnemende vragen uit te vor- scheu, of zijn bezoeken haarzelve dan wel haar dochter betroffenmen wenschte iets naders omtrent zijn positie en verleden te vernemen; en uitte daarbij een twijfel, die aan maar al te zeer gegronde vermoedens zijn ontstaan te danken had. Zie verder het Bijvoegsel.

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1896 | | pagina 1