Mm en Misdadiger.
kostgangers, PI,
LMAN,
i]
N ARIES
:n.
3,1
N<>. 117.
Maandag 5 October 1896.
34ate Jaargang.
T?
AAR
JÈRE,
OP-ZOOM
Mi W\SHC!li;\.
ASSELBERGS C
appu
VAN DER EiJK,
Bij deze ronrant behoort een ui
Gemeent ebestuur.
1)8 inaalscliapDelijke en de rechtstoestand
F F 0 I F L F I O
B i ii li e ri 1 a ii d.
B
Boorden. Froni
- en Manchetkni
O cn
P
n>
N
per week
itst worden. Adres
i, Aagje l>ekeustraat.
iubileerde Kamer
POTJEWIJD, Glacis-
iiirg bij C. H. ORNÉE,
tere bij J. FRANKE.
MINDERHOUD. ïe
.SE. ïe Nieuw en
VOS. ïe Westkapelle
IR. ïe 't ZAND bij
Goes bij L. C. DE
Spiegelstraat, A 221.
K. POUWER
it die Bus
straat 133
maken van COS-
en Kinderen, elegante
unnen eenige LEER-
i, om het vak, tevens
leeren.
O M"
,,de Zoom".
OFFEN,
abonnement
worden op aan-
strekt bij den
.ngers, broed 1895.
Courant.
nsterdam.
oedgekeurd in 1865.
r o o o o o
eserve.
V LD E R S.
riegels, gewone Ruiten
hen, ontslaan door on-
nd, straatrumoeretc.,
'land,
it, No. 237.
DI E N S T
MIDDELBURG v. V.
vm. 4,50 (alleen op
irktvm. 8,9,30,
,15, 2,—, 2,45, 3,30,
15, 8,30, 9,15, 10,15,
Tieilmarkt Vlissingen
cdagen.6.23, 8,45,
20, 2,05, 2,50, 3,35,
8,30, 9,20. 10,20,
VENDIENST.
,50, 6,30. 7,—, 7,50,
10,20, i0,40, 11,—.
20, 1,40, 2,—, 2,20,
-, 4,20, 5,10, 5,30,
6,50, 7,20. 8,—,
10,30, 10,50, 11,10,
30, 1,50, 2,10, 2,30,
4,30, 5,20, 5,40,
YUSSINKSI
COURANT
N y V E R H E i O.
Verzoek óm vergunning tot het inrichten van eene
bergplaats van petroleum enz.
De Burgem. en Weth. van Vlissingen,
gezien de artt. 6 en 7 der wet van 2 Jani
1875 (Staatsblad no. 95), tot regeling van het
toezicht bij het oprichten van inrichtingen welke
gevaar, schade of hinder kunnen veroorzaken,
geven bij deze kennis
dat bij hen is ingekomen een verzoek van
JACOB JACOBSON om vergunning tot het
inrichten van een bergplaats van petroleum en
andere vluchtige oliën in perceel H 127, Lange
Nieuwstraat, hoek Provooststraatje
dat dit verzoek met de bijlagen, gedurende
veertien dagen, te beginnen met Vrijdag 2 Oc
tober 1896, op de gemeente-secretarie ter visie
zal worden gelegd en dat den 16 October 1896,
ten raadhuize, des namiddags ten 2 ure, gele
genheid zal worden gegeven om bezwaren tegen
liet oprichten der inrichting in te brengen, ter
wijl gedurende drie dagen vóór dat tijdstip, ter
gemeente-secretarie van de ter zake ingekomen
schrifturen kermis kan worden genomen.
Vlissingen, den 1 October 1896.
De Burgemeester en Wethouders voornoemd,
TUTEIN NOLTHENIUS.
De Secretaris,
G. J. BISSCHOP.
DER VROUW.
I.
Er is vanwege de Maatschappij tot nut
van 't Algemeen, die van tijd tot tijd door
kleine geschriften het volk op de hoogte
traeht te houden van de hangende vraag-
slukken van den dag, weder een klein
werkje uitgegeven, samengesteld door een
billend rechtsgeleerde, wiens naam ook in
Zeeland een goeden klank heeft. Mr. E.
Fokker.schreef op verzoek der Maatschappij
eenige bladzijden over den maatschappe-
lijkeu en den rechtstoestand der vrouw in
Nederland, een toestand die in zooverre te
wenschen overlaat, dat de wettelijke be
palingen, die op de vrouw betrekking
hebben, zeer verouderd zijn en, als vele
andere, herziening behoeven.
Een boekje als het hier geldt, dat voor
den geringst mogelijken prijs, voor vijf
cents, in den handel wordt gebracht, kan
gemakkelijk in ieders handen komen, en
dit is dan ook het doel. Den inhoud van
zulk een geschrift te schetsen schijnt dus
geheel overtollig. Toch willen wij, niet
zoozeer over het werkje zelf, dan wel over
de zoogenaamde vrouwenquaestie, die
vooral ook in Amerika en in Engeland
aan de orde is, het een en ander in het
midden breDgeu.
De Nederlandscbe vrouw genoot tot
voor korten tijd zelden de eer in dagbladen
en tijdschriften besproken te worden. Thans
wordt dit anders. Schrijfsters van naam,
zooals freule de Bosch Iiemper te Amster
dam, pleiten ijverig voor hare rechten, en
eene vereeniging, die ter behartiging van
de belangen der vrouw, werkt met kracht
in dezelfde richting.
Naar liet Duitsch.
40)
„Gij weet dus niet, wat mij te Lnzern
overkomen is?»
„U?" antwoordde von Bremen. „Neen,
terstond na den dood van mijn vriend zijn
wij vertrokken."
„En had den dag van uw vertrek de
dief.-tal in het hötel reeds plaats gevonden
vroeg Rudolf, die het niet waagde de oogen
op te slaan.
«O ja, ik herinner het mij men sprak
van een aanzienlijken diefstal, en van de
inhechtenisneming van een gast, maar ik
sloeg geen acht op dit gepraat.»
Er is, langzamerhand, door verschillende
oorzaken, hetzij ongemerkt, hetzij dat men
opzettelijk op het onderwerp de aandacht
vestigde, eene meeumg ontstaan, dat aan
de vrouw ten onzent veel onrecht wordt
gedaan door de wetgeving, die een groot
verschil maakt tusschen mail en vrouw,
en die de vrouw in vele opzichten onbillijk
behandelt en bij den man achterstelt of
hare rechten en belangen ten opzichte van
haar persoon en goederen verwaarloost. De
zoogenaamde vrouwen-quaestie nu, heeft
ten doel, de vraag te beantwoorden, op
welke wijze in dien toestand verandering
moet worden gebracht, of liever, op welke
wijze de wetten ten behoeve der vrouw
moeten worden herzien, om haar eene
betere stelling in de maatschappij te ver
schaffen.
Het zij verre van ons te willen beweren,
dat de vrouwenbeweging geen reden van
bestaan heeft. Integendeel zijn wij, ook
door eigen ervaring, meermalen overtuigd
geworden van de groote leemten, die onze
wet bevat, waar het de bijzondere belan
gen der vrouw betreft, en wij zijn vast
overtuigd dat de Nederlandscbe wetgever
niet handelen zal zooals de Duitsche, die
in het nieuwe burgerlijk wetboek, oulangs
voor het Duitsche rijk tot stand gekomen,
die belangen vrij wel over het hoofd heeft
gezien.
Maar toch gelooven wij, dat er zeer
veel overdrijving heerscht en dat het, met
de wetsbepalingen die men aanvalt, in
vele opzichten niet zoo erg gesteld is als
men het wil doen voorkomen.
Wanneer de toestand werkelijk zoo ernstig
was als men hem somtijds voorstelt, dau
zou het bezwaarlijk te verklaren zijn, dat
gedurende de zestig jaren, dat het bur
gerlijk wetboek alreeds bestaat en in wer
king is, nimmer eene ernstige poging tot
veraudering is gedaan. Men zegt wel de
wetten worden door mannen gemaakt en
daarom blijft de toestand onveranderd,
daarom moet ook de vrouw het kiesrecht
bekomen en moeten 'ook de ambten en
betrekkingen voor haar openstaau, opdat
zij invloed op de wetgeving kunne hebben,
maar het wil ons voorkomen dat er slechts
eene kleine minderheid der vrouwen ge
vonden wordt, die de heeren der schepping
houden voor zulke dwaze tirannen, dat zij
opzettelijk de belangen der vrouw in de
wetgeving zouden voorbijzien.
Wij zijn overtuigd dat zeer vele brave,
degelijke vrouwen eu moeders het met ons
eens zijn, dat de werkkring der vrouw
niet gezocht moet worden bij de stembus,
in de vergaderzaal, op het spreekgestoelte
of op welke andere openbare plaats ook.
Er mogen enkele uitzonderingen kunnen
worden toegelaten, zeker blijft het waar,
dat, om met een onzer grootste dichters,
onzen Ten Kate, te spreken, het leven der
vrouw zich het meest ontwikkelt in de
schaduw van het vreedzaam tehuis, dat
daar haar wezenlijk arbeidsveld gelegen
is, dat alle openbaarheid in strijd is met
de taak, waarvoor de natuur haar blijkbaar
bestemt. Zelfs bij den man wordt het
verkeer in het publiek maar al te zeer
overdrevende genoegens en de vruchten
van het huiselijk leven lijden er onder
„Die gast was ik."
„Gij?" vroegen beide heeren, met zicht
bare verbazing, als uit één mond «Gij
werdt gearresteerd
Rudolf knikte en gaf nu een volledig en
nauwkeurig bericht omtrent het voorge
vallene. en hoe langer hij sprak, hoe lich
ter de last werd, die hem drukte.
„En toen kwam die mijnheer von Bom
tot mij,» besloot hij zijne mededeelingen
„hij bood mij in naam en op last van
mevrouw Blote de middelen tot voortzetting
mijner studiereis aan, doch ik wees dit
aanbod van de hand, omdat ik uit de han
den, die mijne eer zoo zwaar bezoedeld
hadden, geen aalmoes wilde aannemen.
Bovendien was het mij ook ver van duide
lijk, of dit aanbod van mevrouw Blote
zelve uitging, dan wel of Born het uit
eigen beweging deedde latere mededee
lingen lieten mij bet laatste gelooven
Hij zweeg.
Von Bremen wisselde met zijn vriend
een veelbeteekeneuden blik daarna reikte
hij den jongeling de hand.
Hoeveel te meer zal dit dan niet bij de
vrouw het geval wezen.
Men zegtde vrouw moet in alles met
den man gelijkgesteld worden; ambten en
bedieningen moeten ook voor haar open
staan, zij moet dezelfde opleiding ontvan
gen als de man.
Stel u nu eens voor de vrouw als
politieambtenaar, in het openbaar optredend
tot handhaving der ordeStel u voor de
vrouw als rechter of als advocaat, verplicht
om de meest aanstootelijke diDgeu per
soonlijk te onderzoeken en m het openbaar,
althans in tegenwoordigheid van mannen
te behandelen en te besprekenEu die
voorbeelden zijn waarlijk de eenige niet.
Wat bewijzen die voorbeelden? Een
voudig dat men in alles moet rekening
houden met het natuurlijk verschil tus
schen man en vrouw, dat wel degelijk op
het leven eu den werkkring van beiden
invloed moet hebbendat de wegneming
van dit verschil de ware verhouding
tusschen beiden, die toch reeds zoo vaak
verbroken wordt, geheel zou doen ophouden.
Met dit verschil en met die verhouding,
met de eigenschappen en neigingen eu met
den gewonen werkkring der vrouw in de
dagelijksche samenleving, moest dan ook
de wetgever rekenen bij de samenstelling
van het burgerlijk wetboek, en wij zullen
in een volgend opstel aantoonen, dat er
groot gevaar bestaat voor eene overdrijving,
die de goede zaak kan schaden, wanneer
de leiders der vrouwenbeweging niet
trachten haar binnen behoorlijke perken te
houden.
De heer E. B. Kielstra heeft in het
„Handelsblad" het idee van den heer Fluet
h faire genomen. Hij wijst op de omstan
digheid dat de tegenpartij in Atjeh, met
welke men een wapenstilstand zou sluiten,
zonder hoofd is en vraagt dan Met wien
zou men moeten onderhandelen? De „wa
penstilstand" van den heer Huet zou niets
anders zijn dan de driemaal beproefde en
telkens mislukte „afwachtende houding»,
tiet zou geen ander resultaat hebben dan
den Atjeh-oorlogte verlengen.De profetie van
den heer Huet, dat wij verplicht zouden
worden den oorlog mettertijd uit te breiden
in het gebergte, wordt door de ervaring
weersproken. De vraag is slechts, of wij
van de behaalde overwinningen een goed
gebruik zullen maken. Door terugtrekking
en afsluiting binnen een borstwering zou
den wij dat zeker niet. Men denke aan
'89 de geconcentreerde stelling was toen
een belegerde plaats, door haar groote uit
gebreidheid overal zwak.
Het advies van den heer Huet is vol
gens den heer Kielstra nit een politiek,
militair en hygiënisch oogpunt geheel
verwerpelijk. Volgens hem is maar éen
middel om den oorlog in Groot-Atjeh
niet weder te doen herleven.
En dat is niet ons in een hoekje afsluiten,
maar, gelijk de minister van koloniën het uit
drukte «houden wat wij hebben," n.l. het
thans door verovering verkregen gezag over de
drie Sagi's daar voortdurend toonen dat wij
«Ik geloof u,» zeide hij met hartelijke
deelneming„gij zijt nog te jong en in de
kunst van veinzen te onbedreven, dan dat
gij mij kondt misleiden. Misschien heeft
de beschikking eener onzichtbare godheid
ons bijeengebracht, opdat wij gemeenschap
pelijk vergelding zouden oefenen. Nemen
wij aan dat dit zoo is. Vertel ons, waarop
gij uw argwaan tegen Bom grondt."
Rudolf gevoelde zich door deze woorden
met nieuwen moed bezielddiep ademha
lend, wierp hij den heeren een blik van
erkentelijkheid toe.
«Ik moet er mij voorloopig mede tevreden
stellen, mijn onschuld te bevestigeu,anwoord-
de hij «maar ik houd vast aan de hoop, dat
eenmaal ook de bewijzen er voor zullen ge
vonden worden. De mededeelingen, eerst
na mijn onderhoud met Bom mij door den
kellner verstrekt, verrasten mij Ik zou er
gevolg aan gegeven hebben, had ik niet
bevreesd moeten zijD, dat men van mijne
aanklacht geen nota zou genomen hebben.
Op mij rustte immers nog altoos de
argwaanbovendien weigerde ook de
de macht bezitten om de kwaadgezinden te
weren en goedgezinden te beschermen. Dan is
er kans, dat de oorlogspartij, zich in het onver
mijdelijke schikkende, gaandeweg verloopt. Om
daartoe te geraken, zijn geen doode, maar le
vende strijdkrachten noodig geen aarden om
wallingen van 23 kilometers lengte met open-
gekapte strook van 1000 M. breedte, maar sol
daten, b.v. een bataljon in elke Sagi met de
noodige reserve in den Kraton soldaten, die
het terrein geregeld afpatrouilleeren en elke ver
zameling van vijaudiggezinden beletten. Daarbij
organisatie van het inlandsch bestuur, onder
onze controle.
En dan kan de geconcentreerde linie, die in
werkelijkheid niets dan ellende heeft opgeleverd,
gerust vervallen, gelijk generaal Van der Hey-
den in 1879 zonder bezwaar tal van posten der
vroegere stelling ophief. De geconcentreerde
linie heeft haar reden van bestaan verloren zoo
dra met de concentratie gebroken is, en elke post
dien men zonder overwegende reden (h.v. tot
verzekering der gemeenschap) behoudt, is scha
delijk, omdat zij den troep versnippert.
Het „Handelsblad" eindigt zijn overzicht
van de zitting der Tweede Kamer van
Woensdag met de volgende woorden, waar
uit blijkt dat reehthaberei ook in dat booge
wetgevend lichaam geen vreemd verschijn
sel is
«Voor wie in parlementaire worsteling belaag
stelt, was het ongetwijfeld een aardige dag.»
Voor wie de praktische volksbelangen wil
behartigd zien en daarom meent, dat 't in het
belang van het onderwijs zou zijn, als men de
malligheid der vrije- en ordeoefeningen weer af
schafte, is 't misschien minder aardig op te
merken, dat ter wille van de «parlementaire
worstelingen» die volksbelangen geheel op den
achtergrond geraken en zulk een praktische
schoolzaak weer werd verwaarloosd ter wille
van de vraag, wie ais kampioen-worstelaar uit
het parlementaire strijdperk treden zou.
Het plan van prof. Schlegel om in ver
eeniging met de groote mogendheden For
mosa aan Japan te ontnemen, heeft ook
de aandacht der Köinische Zeitung ge
trokken. liet blad zegt dat van dat plan
van den geleerden sinoloog der Leidscbe
academie niets kan komen en karakteriseert
het met deze woorden Professor Schie-
gel's voorstel heeft op de deokbeelden, die
de vrucht zijn geweest van vrees voor het
„gele gevaarten minste dit voor dat het
nieuw is en een teeken van een ontwakend
bewustzijn van kracht. Maar overigens
heeft het veel van een politieke grap „na
de hondsdagen uitgebroeid.,/
De Tweede Kamer heeft het amende
ment van de heeren Hartogh en Plate op
art. 3 van het wetsontwerp tot wijziging
van de artikelen 379, 380 en 383 van het
wetboek van koophandel (scheepsverkla-
ringen) aangenomen.
De artikelen van het wetsontwerp wer
den vervolgens goedgekeurd en de eind
stemming werd bepaald op a. s. Donderdag.
Het amendement op art. 3 van de heeren
Hartogh en Plate strekte om eene scheeps-
verklariug te doen afleggen door de man
schappen met een voldoend aantal perso
nen van de bemanning ten genoege van de
„openbare macht," die de verklaring ont
vangt.
Zie verder het Bijvoegsel')
kellner, mij tot getuige te verstrekken,
daar hij voor zijn betrekking bevreesd was
en ten derde berustten zijne mededeelingen
slechts op vermoedens. Aanstonds na den
diefstal had Bom mevrouw Blote zijn raad
en bijstand aangebodenhij was haar ver
trouwde vriend geworden, en rees in hare
ziel een twijfel op, of ik het feit werkelijk
bedreven had, dan beijverde hij zich, dien
twijfel te verdrijven en het geloof aan
mijn schuld te bevestigen. Tegenover mij
echter verklaarde hij, nimmer aan mijn
schuld geloof te hebben geslagen, en uit
al hetgeen hij mij zeide, bleek duidelijk,
dat hij mij wilde overhalen, omtrent het
voorgevallene te zwijgen. Ik zeide hem dit
ook met strenge woorden en dreigde hem
met een wapen, dat het toeval mij tegen
hem verschaft had. Hij lachte er om, maar
misleiden kon hij mij daardoor nietik
sloeg maar al te duidelijk zijn ontsteltenis
gade, door welke hij zich tot bedreigingen
tegen mij liet verleiden. De kellner be
richtte mij voorts, dat Bom sedert den dief
stal eene welgevulde beurs hadhij trad