CLOTH 1 LD B. POLITIEZAKEN. No 50. Maandag 27 April 1896. 34ste Jaargang. Bij fleze courant tóoort een Bijvoecsel. Gemeentebestuur. BEDRIJFSBELASTING, E II i L L E T (I V B i ri 11 e n i a u d. Auiivang van. het beschrijvingswerk voor de belasting vp bedrijfs- en andere inkomsten. De Burgemeester en Wethouders van Vlissiugen. gezien de circulaire vau den Commissaris dar Koningin in Zeeland vau den iCen April 1896 A no Mo', Ie afd. (Prov blad no. 2'.)), maken bekeud dat de aanvang van het "oeschrijvingswerk voor de belasting op bedrijfa- en andere inkomsten voor iet diensjtaar 1 896 97 is bepaald op Vrijdag den 8en Mei i89f> dut liet werk der commissiën vau aanslag behoort te lijn afgcloopeü op 1 October as.; dut aangezien er bezwaar zou kunnen rijzen tegen regeling na den krachtens art. 19 7 der wet brpaalden termijn van nauslngen welke niet uit de behchrijving voortvloeien of die om andere reden aangehouden moeten *nnlen wordt bepaald dat die regeling moet ziju alge- luopen binnen eene maand, nadut ue commissie vau-«ian- $|ug of het college van zetters door den voorzitter danrioc ul zijn opgeroepen en wijzen bi langhebbenden op de navolgende bepalingen ilcr wet van 2 October 1893 (staatsblad no 149) tot heffing eener belasting op de bedrijfs-en andere iukomsten: Art. in 2. leder, die optreedt als bestuurder of bc- heerend vennoot van eene bier te lande gevestigde ven nootschap, onderlinge verzekeriuKmaatsehappij coöperatieve verceuiging of van eene vereeuiging of stiebtiug die een bedrijf of beroep uitoeleut, of als boekhouder eener hier te lande gevestigde reederij, is gehouden daarvau binnen eene maand keunis le geven bij het bestuur der gemeente «aar bij woont. Art ;6 Hier te lande woueude beheerende veunooten vim Nederlandsebe vennootschappen en maatschappijen, «la bedoeld in Art 6 2 eu vau de in Art. ib bedoelde com manditaire vennootschappen op aandeelen, bestuurders vau liiur te laudc gevestigde uaamlooze vennootschappen, coöperatieve en andere vereenigiugcu en onderlinge ver zekering-maatschappen. als ook boekhouders van bier te Isudc gevcst gdc recdcrijeu, mogeu uiet tot bet doen van uitdeelingen of nitkeeringeu, waarover volgens Art. 5 i en 2 en Art 6 2 belasting verschuldigd is. overgaan, alvorens daarvau aangifte gedaan en de over vroegere iiiideelingeii of uitkeeringcu verschuldigde belasting betaald te hebben. Bij liquidatie mogeu de bierbedoelde uitdeelingen of uitkeeringen niet geschieden, afvore us de daarover ver schuldigde belasting is voldaan. Art. 45. Bestuurders van bij Art. 1 b en c bedoelde uaamlooze vennootschappen, coöperatieve vereenigingen, audere vereenigingen eu stichtingen, die een bedrijf of bcroop uitoefenen, onderlinge verzekering-maatschappijen cu sociëteiten, als ook beheerende vennooten van hier te lande gevestigde commanditaire vennootschappen op aan deelen, en boekhouders van hier te lande gevestigde reede- rijen, zijn gehouden binnen veertien dagen na de vaststelling van balaus of rekening eeu zoodanig uittreksel als uoodig is tot toelichting der winst, uitkeeringen of uitdeelingen te doen toekomen aan den voorzitter der commissie van aanslag, bedoeld bij Art. 19 li of 2, die den aanslag moet regelen. Art 47 5 en 6. Hij, die daartoe gebonden, nalaat de verplichting ua te koincu bedoeld bij Art. 15 1, eerste lid en Art. 15 2 eerste lid. wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste f 25.—. Gelijke straf wordt opgelegd in geval van overtreding van Art. 46. Overtreding van art, 10 wordt gestraft met eene geld boete van ten hoogste ƒ400. Art 34 le lid. Handelsreizigers, kramers en alle ver dere personen, die hun bedrijf of beroep rondtrekkend® uitoefenen voor zoover zij bebooren tot de bedoelden bij Alt. 1 a, h en k, zijn gehouden onverminderd hunne Verplichtingen, omschreven bij Art. 12 en 14 zich ter plaatse binnen bet rijk, waar zij zich na het begin van het belastingjaar het eerst beviuden, bij bet gemeentebestuur schriftelijk aan te meideu, met opgaaf van hun naam limine woonplaats eu bun bedrijf of beroep. Teu blijke, dat zij hieraan voldaan hebben, outvaugeu zij kosteloos en door of vanwege bet hoold vau dat bestuur uuderteekend bewijs, dat zij gehouden zijn mede te onderteekeuen en op aanvraag aan ambtenaren der directe belastingen te ver- toonen Art 47 7. Personen, die van een bewijs voorzien moeten ziju als bedoeld in Art 34 en die in gebreke blijven dit bewijs op aanvrage aan bevoegde amtenaren te vcrloonc», wordeu gestraft met eene geldboete van ten hoogste 25. Geven zij ter bekoming van dat bewijs aan bet bevoegd Miinw nwi ibimimmi'hih i iw««m®iii'»iaBagiMaj Bewerkt door AMO. 4.9) Wat vindt ge daarin af te keuren g'j, die pas kort geleden een moordenaar Met zooveel mooie woorden hebt verde digd "•Tohn Nameless is geen moordenaar, jmtwoordde Berquin op vasten toon; «dat o°op ik spoedig aan de wereld te kunnen bewijzen. Maar dat behoort bier niet thuis. Dus nog eens ik treed niet tegen u op, juaar ik treed op voor uw dochter, omdat '■aar zaak rechtvaardig is. Ik zeg u bij 'oorbaat, dat gij mij dankbaar zult zijn. ^ie zoo, nu hebt ge mij geraadpleegd, zonder eerst bij mij te komen. Ik kan dus "eer heengaan.''' «Wilt ge zoo goed ziju mij naar mijn rijtuig te geleiden, dat buiten op mij wacht vroeg Clothilde. Natuurlijk bood Berquin haar onmiddellijk zijn arm. „Ge maakt u zeker allebei vroolijk om mij vroeg Gémenos, bevend van woede. „Nu, loopt naar den duivel, en komt nooit weerom c «Blijf bedaard, mijn vriend zei Ber quin kalm, „ge hebt werkelijk geen reden om u boos te maken. Als ge mij noodig hebt, sta ik u ten dienste, en als ge mijn heer Sauguinet ziet, groet hem dan van mij,« voegde hij er lachend bij, terwijl de eigenzinnige oude hem eenige verwenscbiu- gen nazond. Voor het buis stond een rijtuig, waarin Prudence op haar meesteres wachtte. Weet mejuffrouw de Vrains dat ge komt vroeg de advocaat Clotbilde's antwoord luidde ontkennend. „Wees niet bezorgd," sprak hij zij zal gelukkig zijn u een onderkomen te kunnen verschaffen. Toen ik bij uw vader was, kwam ik juist bij haar vandaan ik heb haar goed nieuws van haar broeder gebracht, dat zal zij u ook wel mededeelen." „Kuntge mij dat in het kort vertellen?,, verzocht Clothilde. „Rijd nog een eindje met ons mee. Ge kunt niet begrijpen m hoe groote spanning ik uwe berichten te gemoet zie. Voor mijne trouwe Prudence moogt ge vrij uitspreken zooals ik u reeds verteld heb, is zij in alles ingewijd. Berquin vervulde den wensch der jonge vrouw, voor wie hij een levendige belang stelling gevoelde, die hij elke ontmoeting nog grooter werd. Hij gaf verslag van zijn gesprek met Henri en maakte ook een toe speling op de vorderingen, die zijne en Hugo's nasporingen gemaakt hadden Toen hij uitgesproken had, vroeg Clo thilde met zichtbare ontroering «En hebt ge ook gedacht om mijn verzoek, dat ik u deed, toen ik de tweede maal bij u was Hebt ge Henri gevraagd of de beschuldi ging, dat mijn vader den zijnen te gronde gericht heeft, enkel op vermoedens berust, of dat hij daar bewijzen voor heeft «Ik heb hem daarnaar gevraagd, en vaste regelen onderwerpt en belet dat men ze aanstelt op een salaris, dat hen nood zaakt zich de handen te laten stoppen of te bedelen Het gemis van die voorschriften wordt zoo ernstig ingezien, dat telkens en van verschillende zijden stemmen zijn opgegaan om tot eene voldoende wettelijke regeling te geraken, die in de eerste plaats een einde maakt aan de in deze bestaande volkomen vrijheid van handelen der ge meentebesturen, die voor het meerendeel dit ernstig onderwerp ten schromehjkste verwaarloozen. Tot tweemaal toe, in 1852 en in 1858, werd zoodanige regeling reeds door Staatscommissiën voorbereid. De ver gadering der Nederlandsche juristenvereni ging heeft met eenparige stemmen de wenschelijkheid en noodzakelijkheid er van uitgesproken, maar de staatkundige toe stand laat niet toe, thans aan dergelijke dingen te denken. Zullen er wellicht nog jaren moeten heengaan, eer algemeene verbetering in dit opzicht te wachten is, des te meer plicht schijnt het, de gemeentebesturen op hunne verantwoordelijkheid in deze te wijzen, in een tijd als de onze, een tijd van bandeloosheid, van onveiligheid, van woeling. Het publiek heeft er behoefte aan in den politiedienaar den vriend te zien, op zijn steun te rekenen, op zijn kennis en beleid te vertrouwen. Om het daarheen te leiden mag eeu gemeentebe stuur moeite noch kosten onzieu. Niet steeds op het aantal, maar boven alles op het gehalte, op de orgauisatie komt het aan, en eerst dan, wanneer men de politie in staat stelt haar gezag hoog te houden door hare eigene boedanigheden, eerst dan kan haar werkkring in waarheid zijn wat de belangen der samenleving zoo dringend eischen. A. T J E H. Donderdag kwamen van particuliere zijden weer belangrijke berichten aangaande Atjeh. Aan de Tel. werd gemeld dat het 5e en het 7e bat. ter versterking naar Atjeh vertrokken, waaruit de gevolgtrekking mocht gemaakt worden, dat de krijgsbedrijven eerlang met nieuwe kracht zullen worden voortgezet. Het Handelsblad vermeldde dat de onlangs vermelde brigade met geheim gehouden bestemming, waarvan generaal Vetter de samenstelling had bevolen, van Oleh-leh vertrekt, en bovendien dat onder de onaf hankelijke Bataks op Sumatra onlusten uitgebroken en troepen derwaarts waren gezonden. Het Nieuws van den Dag is van meening dat de expeditie, die van Oleh-leh vertrekt, ten doel heeft een tocht naar de westkust om van de Kroeng llaba baai uit, de VI Moekims, Oemar's gebied, te gaan bestoken, een onderneming, om welke uit te voeren Vetter nieuwe troepen noodig heeft, daar van de tegenwoordige in den laatsten tijd zeer veel gevergd is. Over de onder de Bataks uitgebroken onlusten maakt laatst- wat hij me antwoordde, bewijst, dat uw vader zeer schuldig is," antwoordde Ber quin ernstig. „Daar ge er op gesteld zijt alles te vernemen, mag ik u dit niet ver zwijgen En nu vertelde hij aan Clothilde dit deel van zijn gesprek met Henri. Toen hij daarmee afgedaan had, zat zij een poos in stilzwijgen verzonken. Eindelijk zeide zij met een diepen zucht „Ik twij fel niet, of alles is zoo werkelijk toegegaan mijn vader is niet teruggedeinsd voor zulke schandelijke middelen om zich te verrijken. Maar op rijkdommen, die zoo bijeen ge schraapt zijn, kan geen zegen rusten als ik de macht had, dan zou ik het groote ourecht, der familie de Vrains destijds aangedaan, onmiddellijk herstellen, voor zoover dit met geld nog mogelijk is. Doch ge weet, hoe weinig ik op mijn vader vermag en ge hebt gezien, hoe hij in woede ontsteekt, als de naam de Vrains in zijne tegenwoordigheid genoemd wordt." „Neen, voorloopig kunt ge in deze zaak volstrekt niets doen," stemde Berquin toe „misschien komt er later wel gelegenheid gezag een valschen naam. woonplaats, bedrijf of beroep op, of maken zij gebruik vau het aan een ander afgegeven bewijs, dan worden zij gestraft met eeue geldboete vau ten hoogste f 160. Wordeude ten slotte er op gewezen dat aan de ingeze tenen van het Rijk de bevoegheid is verleend om zich, bij de aanstaande beschrijving de uitreiking van een be- schrijvingsbiljet B t,e verzekeren door vóór of op den U>en Mei a.s. het verzoek daartoe te richten tol deu Ontvanger der directe belastingen hunner wooupbats Vlisaingeu 24 April 1896. De Barg. en Wotli voorn. TUTEIN NOLTHEN! US. De Secretaris J. 11 DOMMISSE sai I. «Op de uiterst gebrekkige, allen samen hang missende inrichting onzer tweeslach tige politie, wier samenstelling nog steeds voor een deel op de zelfstandigheid der gemeenten rust, wordt met ernst de aandacht gevestigd." Zoo schreven wij in ons no. van 16 Maart j 1. bij de me dedeeling vati het gevoelen over de wederinvoering der doodstraf vaneen onzer voornaamste rechtsgeleerden. Wij deelden toen ons voornemen mede, om de bij uit stek belangrijke aangelegenheid der politie opzettelijk te bespreken, en wij zetten ons thans aan die taak, juist op het oogenblik dat de invrijheidsstellmg van twee ver dachte en in hechtenis genomen personen, het overtuigd bewijs heeft geleverd, dat ook in de tweede stad des Rijks opnieuw de bedrijvers van een vreeselijk misdrijf aan den wrekenden arm van den men- schelijken rechter hebben weten te ont snappen. Doch, vooraf ga de verzekering, dat onze beschouwingen zich door den indruk van dat feit niet zullen laten beheerscheu. Wij hadden reeds herhaaldelijk gelegenheid daarvoor te waarschuwen en willen dus zeiven het gosde voorbeeld van kalmte en onpartijdigheid geven. Bovendien, wij weten het allen, de taak der politie is veel ruimer, dan het bieden van de behulpzame hand bij het opsporen van strafbare feiten, en de omstandigheden waaronder wij vooral in de laatste jaren hebben verkeerd, inakeu die taak dikwijls zeer zwaar. Indien het blijkt dat er ge breken en tekortkomingen zijn, en dit is niet voor ontkenning vatbaar, dan is het wel plicht om zonder verschooning die feilen aan te wijzen, maar dan gebiedt tevens de eerlijkheid om de oorzaken er van op te sporen en ernstig te onderzoeken, of het wel de politie zelve is, die het meest verwijten verdientof de ware bron van het kwaad niet elders is gelegen. Is de taak der politie tweeledig en is hare waarde vooral gelegen in de zooge naamde preventieve kracht, die van haar behoort uit te gaan, dat wil zeggen van haren invloed om verstoring der orde te voorkomen en het plegen van misdrijven en overtredingen zooveel mogelijk tegen te gaan, dan spreekt het wel van zelf dat zeer veel afhangt van de wijze van handelen en optreden, dat de politie vooral de draagster van haar eigen gezag moet wezen, dat eene zeer groote mate vau i gevatheid, kalmte en menschenkennis in I haar moet worden gevorderd, dat zij door i hare eigene handelingen eerbied en ontzag moet afdwingen. 14e vertegenwoordiger van het gezag en van de wet moet in de allereerste plaats eeu waardig persoon wezen. Ai is zijne taak eene andere, de eenvoudigste politie dienaar moet een niet minder waardig persoon wezen dan de rechter. Niets ver zwakt meer zijn aanzien in de oogen van het publiek, dan het ineten met twee maten, Let dingen naar gunsten, het aannemen van fooien Niets is gevaarlijker, dan éen oog te sluiten waar het den persoon van aanzien en rijkdom geldt, eu den arm van bet recht in zijn volle zwaarte te doen neerkomen op den minderen man. Er is nu eenmaal éen recht, zoowel voor den bru talen straatbengel als voor het fijne heertje dat de kat in den donker knijptmaar er is zeer veel tact uoodig om ze beiden te geven wat hun toekomt. De ambtenaar der politie moet vooral beschaafd en be- leidvui wezen; door het gebruik van vloekeu of scheldwoorden beuadeelt hij het gezag dat hem toevertrouwd is door te vitten, door zich schuldig te maken aan haarklo verij, prikkelt hij tot verzet, beleedigt hij Let rechtsgevoel van het volk door tegen den een op te treden met overdreven ijver, tegen deu ander met een grenzelooze lankmoedigheid, maakt hij zich zelf verachtelijk en ten slotte onmogelijk. Eu toch is het niet te ontkennen, dat die misplaatste figuren maar al le veel in het politiekorps wordeu aangetroffen. Misplaatst zeggen wij, want het zijn wellicht tnenschen, die elders uitstekend zouden passen. En daarom zouden wij ons vereenigen met het gevoelen, dat de voornaamste tekortkoming is gelegen in d.' wettelijke bepalingen, die het politie- gezag regelen, of, misschien juister gezegd, in het gebrek aan zulke bepalingen, vooral ook aan de hoogere ambtenaren, die de dienaren van politie benoemen of aanbe velen. Nimmer mis te tasten in de keuze van personen, is zeker onmogelijk, maar dit weten de hoogere ambtenaren toch zeer goed, dit is aan de gemeentebesturen en aan den wetgever zeer goed bekend, dat de taak der politie van dien aard is, dat zij wel degelijk kennis en ontwikkeling, onafhankelijkheid en zelfstandigheid eischt. Slechts met die hoedanigheden gewapend zal de politie kunnen rekenen op den steun althans van het meer beschaafde en wel gezinde publiek, een steun dien het zoozeer behoeft, en die zich gronden moet op vertrouwen en achting. Maar welke waarborgen eischt men voor het bezit van die noodzakelijke algemeene ontwikkeling en speciale vakkennis Waar is de wet, die hieromtrent eischen stelt Waar is het voorschrift omtrent opleiding in de kennis van het politiewezen en van al wat er zoo nauw mee in verband staat? Waar is het wettelijk voorschrift, dat de bezoldiging der politie-ambtenaren aan

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1896 | | pagina 1