No 48.
Woensdag 22 April 1896.
34ste Jaargang.
B i n n e n 1 a n d.
ii II I L L ii T O
CLOTIilLBR.
VLISSINGSCHE COURANT.
A. T J E H.
Uit Batavia werd Zondag het volgende
aim de N. R. Ct. geseind
De sterkte Anagaloeng, Lambarih en Senelop
zijn ontzet en vernield Senelop na een kevigen
strijd, waarbij wij 2 stukken verloren, die echter
werden teruggenomen.
Gewond werden Majoor D. A. Okliuyzen en
ile late luitenant J. B. Zon, terwijl de Late
luitenant jhr. K. L. A. P. v. d. Maesen de
Sombreff een zonnesteek kreeg.
Gewond werden buitendien 68 minderen, ter
wijl er 13 sneuvelden.
Generaal Vetter gaf bevel om eene brigade
iu gereedheid te brengen, die voor een geheim
doel naar de Atjeh-kust wordt gezonden.
Een telegram van den Gouv. Generaal
tun Ned. Indië van dienzelfden dag luidde
«Eergisteren de posten Anakgaloeng, Senelop,
Lamsoet en Lambarih opgeheven. Meeste tegen
stand op rechteroever der Atjeh-rivier. Twee
officieren gewond en ongeveer zestig mindere
militairen gesneuveld oi gewond. Een veldkanon
wegens moeilijk terrein achtergelaten, doch
zonder het sluitstuk".
De N. R. Ct. voegt er de volgende op
heldering bij
Het verschil tusschen ons telegram en het
laatste van het N. v. d. D. is misschien te
verklaren door de veronderstelling, dat de
vijand een retour offensief heeft ondernomen,
nadat de berichten over het gelukken der be
weging verzonden waren.
De beide stukken geschut, in ons draadbe-
richt bedoeld, waarvan echter het regeeringste-
legram geen melding maakt, zijn waarschijnlijk
de vuurmonden, waarmede Senelop was bewa
pend, en zij zullen dan het doel van dat retour
offensief zijn geweest.
Welk punt van de Atjehkust bedoeld wordt
in het laatste gedeelte van ons telegram bleef
in het duister.
Wij vermoeden, dat dit zal wezen de duin
strook bij Kroeng Eaba, ter hoogte van de 100
voeten bruede monding dier rivier, ten einde
zoo noodig van twee zijden tegen Toekoe Oemar
in Lampisang te kunnen oprukken.
He gewonde majoor D. A. Ockhuizen is
een der jongste hoofdofficieren van het
Ned. Indische leger. Hij ontving zijn op
leiding te Kampen en vertrok in Dec. 1874
naar Indië.
De door een zonnesteek getroffen luite
nant jhr. Van der Maesen de Sombreff is
een zeer bekende figuur uit den Atjeh-oor-
log. Reeds als sergeant majoor verwierf
hij eene eervolle vermelding en de Wil
lemsorde 4e klasse, en toen hij zich nog
eens onderscheidde, werd hij op voordracht
van generaal Van Teijn te velde benoemd
tot officier, eene onderscheiding, die sinds
jaren niet had plaats gevonden. Hij is nu
eerste luitenant en adjudant bij het 6e
bataljon.
De „Arnh. Ct.geeft het volgende ré
sumé van datgene, wat aanleiding gaf tot
bet ontstaan van den oorlog tegen Atjeh
«De inmenging van onzen kant in de aange
legenheden van Atjeh, het optreden onzerzijds
tegenover dat rijk aan de noordkust van Su
matra, vindt oorzaak in het ongelukkige trak-
Bewerkt door AMO.
47)
Berquin trof hem aan in zijn tuintje
waar hij onder het rooken van een pijp
bezig was zijn bloemen en planten te be
gieten.
«Kijk, ge komt juist van pas," riep hij
den advocaat met een vriendelijk lachje
toe; „dat spaart mij de moeite om bij u
te komen."
«Wel, wat is er aan de hand?"
«Dat zal ik u dadelijk zeggen. Maar
7-eg mij eerst eens, hoe gaat het met uw
secretaris, mijnheer Martin Guerre
«Dank u, zeer goed. Maar hoe komt ge
2oo dadelijk over hem te spreken
taat met Engeland, in 1824 gesloten, dat in j
1871 door een tweede is gevolgd.
»Dat duistere en heillooze traktaat van 1824
was het begin der ellende.
«Engeland wist wel wat het deed.
«Het had ons in een wespennest gestoken.
Bij dat traktaat was Nederland zoo dwaas zijne
bezittingen op het schiereiland Malakka af te
staan, en in ruil daarvoor gaf Engeland iets,
waarop het niet de geringste aanspraak had,
nl. bet »protectoraat« over Atjeh.
»Het lag allereerst op onzen weg om, vooral
ten gerieve van Engeiands handel, de zeeroove-
rij der Atjehers tegen te gaan. En toen Atjeh,
terecht bevreesd voor «ie gevolgen van het
Siak-traktaat van 1871, poogde een traktaat
van handel en vriendschap met Frankrijk, Italië
en Amerika te sluiten, werd dat door de Lou-
dons geheeten «kuiperijen!! en gaf Fransen van
Putte last, een krachtige zeemacht naar Atjeh
te zenden.
»In den laten avond van 1 Maart 1873 liep
te Batavia het gerucht, dat de kommandant
van de Amerikaansche vloot, welke in de Chi-
neesche wateren gestationeerd was, van zijn
gouvernement den last had bekomen, zich on
verwijld naar Atjeh te begeven. Wie dit ge
rucht verspreid heeft of wien het vaderschap er
van toekomt, het is onbekend gebleven. Natuur
lijk, 't was en bleef eer. gerucht geen Ameri
kaan heeft er wellicht ooit aan gedacht, Atjeh
te veroveren of ons «afhandig!! te maken. Doch
hoe dat zij voor den Gouverneur was het
een aanleiding, om den sultan van Atjeh door
den regeeringscQmmissaris Niewenhuis den eisch
te stellen »Gij zult binnen 24 uren de Neder-
landsche souvereiniteit erkennen of ik verklaar
u den oorlog.ff
«Natuurlijk weigerde de sultan van Atjeh,
daarop in te gaan, en de oorlog werd den 26n
Maart verklaard.«
Het Nieuws van den Dag werd dezer
dagen een merkwaardig document uit deu
Atjeh-oorlog vertoond. Het was de minuut
vau den brief, door generaal Van Swieteu
geschreven aan den Sultan bij de komst
der tweede expeditie, op 1 December 1873.
Het schrijven is in het handschrift van den
Generaal zeil en bevat eeu aantal doorha
lingen en kantteekeuiugen, welke daaraan
een bijzondere historische waarde verleenen
De tegenwoordige eigenaar van die docu
ment heeft het uit Indië meegebracht,
waar het bij de opruiming van een militair
archief in het Bantamsche voor den dag
is gekomen.
Het stuk dat als gewoonlijk bij offi-
cieele correspondentie met inlandsche
grooten, bestemd was voor vertaling in het
Maleisch bevat o. a. de volgende zin
sneden, welke indertijd zeer bekend zijn
geworden
«Ik heb eene voldoende macht bij mij, om
den hevigsten tegenstand te breken. Mijne sol
daten, met voortreffelijke geweren gewapend, tel
ik bij duizenden ik heb ruiters te paard, die
zich met snelheid bewegen en overal begeven
kunnenik heb meer kanonnen dan noodig is
om tien Kratons te verpletteren ik heb vele
stoomschepen met kannonen, zoo groot, dat zij
den Kraton uit zee kunnen beschieten ik heb
werklieden en bouwstoffen van allerlei aardom
huizen door de soldaten en pakhuizen voor hun
ne benoodigheden te bouwen. Ik kan en zal mij
op den bodem van Atjeh vestigen en daar
blijven, totdat het rijk is ondergebracht en een
tractaat gesloten zal zijn.
«Ik twijfel dan ook niet aan de overwinning,
«Hij is mij bevallen, hij schijnt een
ijverig mensch te zijn. Onlangs heb ik
hem ontmoet, hij was toen als een kan
toorbediende gekleed. Ik heb hem daar -
over mijn compliment gemaakt. Men moet
zich ook uiterlijk een bescheiden aanzien
geven, als men een vak van meet af be
gint te leerenzijn uiterlijk voorkomen
leek mij zelfs wat al te bescheiden."
Berquin wist van die ontmoeting Voor
het koffiehuis in de St. Antoniestraathij
knikte daarom enkel een paar malen toe
stemmend met het hoofd.
„Hoeveel zou hij later erven vroeg
Gémenos plotseling. «Is hij eenige zoon?"
«Ja, hij is eenige zoon; zijn vader gaat
door voor een rijk man, maar hoe groot
zijn kapitaal is kan ik u niet zeggen."
«Nu, dat is niets. Het is ook nog zoo
ver niet. Zijn vader is toch slechts advo
caat in de provincie, dat is jammer; de
zoon is mij werkelijk bevallen."
«Denkt ge er werkelijk aan uw dochter
te laten scheiden, om haar daarna weer aan
een ander man ten huwelijk te geven
maar ik heb medelijden met Uw volk en wil
het de rampen van den oorlog sparen. Niet al
Uwe onderdanen begeeren den oorlog en Uwe
Hoogheid kan dien evenmin verlangen. Uwe
Hoogheid immers is nog jong en kent de gevol
gen van den oorlog uit eigen ervaring niet.
Maar ik, die reeds oud en een krijgsman van
beroep ben, die vele oorlogen bijgewoond en de
volken van Bali en Boni ten onder gebracht
heb, ben dikwerf getuige geweest van de onheilen,
die hij na zich sleept.
«Daarom raad ik Uwe Hoogheid, met op- j
rechtheid en ernst, niet te luisteren naar hen,
die U tot den oorlog aanzetten, want zij weten
niet, welke zijne gevolgen zijn zullen.a
Het regeeruigsantwooid op het Voor-
loopig Verslag omtrent de kieswet is gis
teren aan de Tweede Kamer ingezonden.
Naar wij vernemen, zegt de JY. R. Ct.,
wordt in de gronden van toekenning van
kiesrecht geene zakelijke verandering ge
bracht en behelst de nota van wijziging
slechts technische verbeteringen. In de
overgangsbepalingen wordt het kiesrecht
tot op de invoering der nieuwe wet op
het personeel ook met de beslaande perso-
neele belasting in verband gebracht
Hel volgende wordt bericht omtrent den
nieuwen Nederl Bootwerkersbond, ontstaan
uit den strijd der werklieden met de firma
W. H. Muller Co. te Rotterdam
De nieuwe bond schijut, naar alles wat
er van wordt medegedeeld, een krachtige
organisatiete zijn Reeds is eeu groot deel van
het kapitaal bijeen, om eeu eigen gebouw
te vestigen, waarin coöperatieve winkelne
ring zal worden uitgeoefend, voorloopig
tabak eu sigaren, later zal men er waar
schijnlijk ook kleedingstukkeu eu gereed
schappen verkoopen.
Het ontbrekende kapitaal, een vijfde ou-
geveer, hoopt men aan te vullen door eeu
reutelooze leeuing met aandeeltjes van
2,50, die geregeld uitgeloot zullen wor
den, of met 3 a 4 pCt. voor wie rente ver
langt. Tevens zal een weekblad, orgaan
van deu Bond, worden opgericht, waarvan
de heer De Bruijn tot redacteur benoemd is.
Komt, het eenmaal tot de voorziene nieuwe
botsing, dan zal men op het gebouw een
hypotheek nemen en zoodoende een weer-
standskas vormen, waarmee men dan met
meer succes tegen de firma Müller hoopt
te kunnen optreden.
Want, zoo is de overtuiging, binnen be
trekkelijk korten tijd, moet het weder tot
een botsing komen.
Wat Evolutie mededeelt, nl. dat door de
bestuurders van het Lombokfonds is be
sloten, aan de jongens ƒ1350 en de meis
jes ƒ150 per jaar, toe te leggen, zoo
zij officierskinderen waren, loopt, zegt de
Volksstem, inderdaad de spiegaten uit.
Heeft het blad ongelijk, als het deze harde
opmerkingen schrijft
«Volgens de aan haar besteed zijnde op
voedingssom, zal zij zoowat kunnen wor
den als dienstbode in een water- en vuur-
nering;ƒ150 'sjaars immers is niet eens
genoeg om haar te laten medemaken den
cursus aan de Huishoudschool heeft zij
geen zin in die betrekking, welnu daar
staat immers nog altijd voor haar open het
liioini HMta—innw min—tawanaaan—ibiiiwi i« niiiiimwi
„Natuurlijk ik was juist van plan daar
voor bij u te komen. Ik heb reeds een
passenden echtgenoot voor Clothilde op
het oog. Gij kent hein wel, hij is lid van
dezelfde club als gij. Hij heet Sanguinet."
De advocaat was ten uiterste verbaasd,
toen hij onverwacht den man hoorde noe
men, met wien zijn gedachten zich in den
laatsten tijd zooveel hadden bezig gehou
den doch hij liet niets er van blijken.
„Zoo, is die het Ja, ik ken hem we],
ofschoon hij pas korten tijd lid bij ons is."
„Ik weet het, pas zes weken ongeveer.
Hij heeft vroeger in Amerika gewoond,
sedert eenige maanden is hij in Frankrijk
teruggekeerd."
«Hij is lang en mager, niet waar
„Ja, hij heeft een voornaam voorkomen."
«Dat vind ik juist niet! Hoe zijt ge met
hem in kennis gekomen
„Een voormalig handelsvriend van mij
in Chicago heeft hem bij mij aanbevolen,
en hij is mij dadelijk goed bevallen."
„Ieder zijn smaak," mompelde Berquin.
„Hoe staat hij in uw club aangeschreven
bordeel de-voor-haar-geld-gestndeerd-heb-
benden zullen misschien wel zoo goed zijn
uit récompense af en toe daar hun pennings
ke te offeren.
»Als in later jaren niets is gegroeid van
deze bestolen meisjes, als zij arm, of vol
schande rondzwerven langs 'sneeren straten,
terwijl haar goudgegalauouneerde, met
ridderkruisen bedekte broeders fier langs
haar voortschrijden, dau zal daar voorzeker
wel steeds aanwezig zijn een Cornelie
Huygeus c s om er op te wijzen, dat het
mannelijk intellect toch heel wat groot-
scher is dau het vrouwelijk dito.
Zou het bij voorkomende gelegenheid,
wanneer het er weder om ging steun te
vragen voor het verzorgen der kinderen
van zoogenaamd voor het vaderland ge
sneuvelden, niet billijk wezen dat men in
den oproep vermeldde er alleen sprake is
van «zoons", niet van «dochters", tenmin
ste voor wat aaugaat de hoogere in het
leger allicht zouden particulieren zich
over de meisjes erbarmen."
Te Amsterdam loopen twee duizend
tweehonderd vijftig kinderen, zonder onder
wijs te genieten, rond, waarvan, als de
omstandigheden niet bijzonder medehelpen,
mets goeds komt. Aau zulk een toestand
kan alleen een einde gemaakt worden
door de invoering van verplicht onderwijs.
De Amsterdammers hebben iu Den Haag
Marcelle vertoond. Gevolg beschouwingen
ia de Haagsche bladen. Ziehier de opinie
van den heer D. F. Heyst, uit 't Dagblad'.
„Iu Marcelle heeft de bekeude toorieelscbrij-
ver als het ware al zijn kracht, al zijn
talent geconcentreerd. Het stuk is buiten
gewoon kunstig in elkaar gezet en bevat
daarbij zulke geestige, pikaute gesprekken
dat het den toeschouwer tot het eiude toe
amuseert en tegelijk in spanning houdt".
„Ziehier uit het Vaderland die van den
heer Van Nouhuys „Mijn totaal-indruk is:
onwaar, gezocht, gekunsteld. En ik zou,
zeggen honderdmaal liever eeu onhandig
stuk van een nieuweling, dat eerlijk en
waar is, dau dit kunstig fabrikaat van zulk
een geroutineerd tooneelman, waaraan het
hoogstnoodige ontbreekt. (W. R. Ct.)
Van den wedstrijd van werkliedenzangver-
eenigingen uitgeschreven door de volks
zangschool Amphion te Rotterdam en daar
j.l. Zaterdag gehouden, was de uitslag
als volgt
Voor mannenkoor le prijs, een gouden
medaille, met 32 stemmen, Kunst na
arbeid 2e prijs, verguld zilveren medaille
met 4-1 stem, Nat. Zangschool, beide te
Amsterdam 3e prijs, zilveren medaille met
32 stemmeu, St. Cecilia te Schiedam
4e prijs, bronzen medaille, met 32 st.
Caecilia te Dordrecht.
Voor gemengd koor le prijs, verguld
zilveren medaille, met 32 stemmen, Vir
ginia aldaar2e prijs, zilveren medaille met
algemeene stemmen, Nat. Zangschool te
Amsterdam en 3e prijs, bronzen medaille,
met algemeene stemmen, Ons Genoegen, te
Dordrecht.
„Als een geluksvogel. Hij wint altijd."
„Dus hij speelt?"
«Zoo ongeveer eiken avond, geloof ik,
en nogal hoog."
„Nu, zijn vermogen laat dit toe. Hij be
zit vier millioen."
„Weet ge dat zeker?"
«Zeer zeker. Het geld is belegd in de
bank van Frankrijkik heb zelfs het
ontvangbewijs gelezen."
«Hoe heeft hij die millioenen verkregen
«Door den handel in gezouten en ge
rookt spek, op strikt eerlijke manier. Ik
heb daarover zeer vertrouwbare inlichtingen
gekregen."
«Nu, het kan zijn; maar wat voerde
hij uit, voordat hij naar Amerika ging?
Hij is een Parijzenaar, of tenminste een
Franschman van geboorte."
«Hij was eerst bediende in een commis
siehandel. Hij maakt er volstrekt geen
geheim van, dat hij begon zonder een stui
ver op zak, precies zooals ik, mijn waarde.
Dat is beter dan adel."
„Dat geef ik gaarne toe. Hoe oud is hij