No. 30.
OOEK,
schat
tau's
aring.
l'illSZOilt.
HAriOEH.
ngelui,
ermeisje.
Maandag 9 Maart 1896.
34ste Jaargang.
de,
ART A. S.
MoöB-Artikelen.
SiaiOKNT.
de.
aeisje
ZOON.
Bij to Count behoort een Bijvoegsel.
V i: II I I; I, li T O N.
CL0TH1LDB.
Gemeenteraad.
tqclote seriën van
[NGEN.
ijden 8°., is onmis-
}f effectenhandelaar
band 1.75).
boekhandel en na
p postwissel, franco
ichc Uitgevers- en
Hersmaatschappij
der maandelijksche
1896 a ƒ0.60.
eugdige ver
iet beroemde
met 27 afb.
die aan de
ad lijdt, moet
hebben hun
Te ver-
s-Magazin te
o. 34, franco
het bedrag
in eiken
runstig bekerde
NGSZOUT, en
iwalen.Zu ur,
enz, is thans
akjes a 15 Cent
eele pakjes a 50
odig- zich aan te
n 't rekenen en
ide. Opgaaf te
ïen verlangt.
I?. C bureau
A AGO
t, L 157.
jke
eilen, buitenshuis
lat N. 159a
azijn van
i bevelend,
Markt C. 68.
men eene nette
dezer Courant.
jaren. Magasin
jud.
voer van En-
iche HAARD-
vensANTHRA-
or Vulkachels.
IEIVST.
idelburg v. v.
i. 4 50 (alleen ,op
9.30, II.—, 123')
0, 5.55, 6 55, 7.4
se vm. 5.20 Heen
8 45, 1 t.l5, 11.45
6.—,7, -7.50, 8 30
dienst.
7,—. 7 60, 8 20
10 40. II.—. 11.20
2.20. 2.40. 3 3.20
40, 7.2') 7.46, 8.20
50 7.20. 8.—, 8.30
0.50. 11,10, 11.30
2.30. 2.50, 8.10
fi. fi.BO 7.30
VUNSÜUNflIE (OlItAVT.
BUREAU:
Kleine Markt I KT0. 187. (Telephoonnummer 10)
Prijs per drie maanden 1Franco per post 1.15.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij
alle Iloekbattdelaren en Postdirecteuren.
UITGEVER:
F. VAN DE VELDE Jr. te Vlissingen
PRIJS DEK ADVERTENTIËN Van 1 tot 4 regel*
0.40. Elke regel meer 10 cent. Clichés en groote
letters worden naar plaatsruimte berekend.
Eenig Agent voor Frankrijk de firma Q-. L. DAUBE
Co., te Parijs.
Ver«el«ljnt Miisdag-, IMnderdng en Zalcrdag-avoinl^
Abonnementen voor België, Duitsohland, Enge
land en Frankrijk f 1.05 per drie maanden
Naai' aanleiding van
Twee adviezen.
I
Naar wij weten is er, onder den invloed
van schokkende gebeurtenissen in den
laatsten tijd, eene beweging ontstaan, die
ten doel heeft de herziening vao het straf
recht voor te bereiden, op zoodanige wijze
dat onder de hoofdstraffen, in het wetboek
van strafrecht genoemd, opnieuw de
doodstraf worde opgenomen.
Dit heeft den hoofdredacteur van een
der voornaamste bladen op den inval ge
bracht, om het schriftelijk gevoelen over
deze aangelegenheid te vernemen van eenige
onzer voornaamste geleerden, waaronder
ook hooggeplaatste rechterlijke ambtenaren,
en deze hebben met groote welwillendheid
liunne adviezen medegedeeld, waarvan reeds
een paar der voornaamste aan het publiek
zijn medegedeeld.
Zullen wij nu ook een enkel woord over
deze zaak doen hooren, dan is het naar
aanleiding van die beide adviezen, omdat
zij aan volledigheid en degelijkheid niets
te wenschen overlaten, en omdat zij af
komstig zijn van mannen die, ofschoon
overeenstemmende in staatkundige richting,
dit niet doen in aangelegenheden van
godsdienstigen aard. Het zijn: professor van
der Hoeven te Leiden en professor Nieu-
wenhuis te Groningen.
Professor van der Hoeven is geheel de
man van theorie en praktijk beide. Als
oud-advocaat-generaal en thans als hoog
leeraar, is de uitnemende ontwerper van
bet wetboek van militair strafrecht wel de
man, die in de eerste plaats mag worden
gehoord. Wanneer men in het afgetrokkene
redeneert, dan acht deze geleerde de dood
straf volstrekt niet onrechtmatig of onge
oorloofd. Hij verwerpt haar evenwel op
grond van talrijke practische bezwaren; dat
wil zeggen in het algemeen want professor
vau der Hoeven erkent dat er exceptioneele
toestanden zouden kunnen zijn, waarin een
misdadiger zoo gevaarlijk was voor de
rechtsorde, dat deze niet anders op vol
doende wijze kon worden beveiligd, dan
door hem in volstrekten zin onschadelijk
te maken. Op dien grond zou de hooglee -
raar de wederinvoering der doodstraf kunnen
goedkeuren, wanneer de noodzakelijkheid
daarvan bewezen mocht worden.
Bewerkt door AMO.
29)
»lk antwoordde, dat ik dit zeker zou doen
als hij in hooger beroep ging en mij daar
door tijd gaf om den waren moordenaar
te ontdekken. Als hij echter weigerde, zou
die dame aan het gerecht zijn waren naam
openbaren, alsook de betrekking, die vroe
ger tusschen hen bestond, omdat zij ge
loofde hem daardoor te kunnen redden."
Mijn naam zal en moet in ieder geval
geheim blijven, daar blijf ik bij. Heeft ze
u mijn naam gezegd
»Ifc verzekerde hem, dat zij dit niet ge
daan had en verklaarde hem vervolgens de
onvereenigbaarheid van twee met elkaar
Maar dat bewijs kan niet geleverd
worden, omdat wij uit de statistiek wel de
veroordeelingen kennen wegens misdrijven
waarvan de daders bekend waven, doch
natuurlijk niet kunnen oordeeien over de
groote misdrijven, waarvan de daders niet
ontdekt werden. Eerst indien onze kennis
volledig ware, zouden wij vergelijkingen
kunnen maken en er over kunnen oordeeien
of de toestand, alle omstandigheden in
aanmerking genomen, gunstiger of ongun
stiger is dan voorheen.
Terwijl dus professor van der Hoeven
vooralsnog tot de tegenstanders der dood
straf behoort behalve dan voor het
militair recht in oorlogstijd, rangschikt
professor Nieuwenhuis zich met dezelfde
uitzondering onder de besliste tegen
standers, vooral op grond der bekende ge
varen van rechterlijke dwaling, en ook op
dezen zeer belangrijken grond, dat bij
hetzelfde misdrijf de schuldoorzaak ver
schillend kan zijn. Daarom zal men b v.
niet tegen eiken moordde doodstraf kunnen
bedreigen, maar die straf ter keuze van
den rechter moeten stellen. Doch, wat dan?
Dan zal, in hetzelfde land, eene hoogst
ongelijke rechtspraak bestaan, en zal het
alleen de vraag wezen, welke de persoon
lijke overtuiging is der rechters die in
eenig college zitting nemen.
Andere adviezen stemmen hiermede min
of meer overeen of beschouwen de bewe -
ging als niet ernstig, als een doodgeboren
poging, en meenen dat de vraag sinds lang
is opgelost.
Dit moge waar zijn voor rechtsgeleerden,
voor het volk is het anders, en daarom is
het eene gebiedende noodzakelijkheid, het
volk den waren grond te doen kennen,
waarop de zaak van een maatschappelijk
standpuot moet worden beoordeeld. Bij
gemis van eenig juist begrip van recht en
straf, is het gemakkelijk te begrijpen, Jat
de lieden bij elke zenuwschokkende ge
beurtenis opnieuw worden verontrust, dat
men het sprookje napraat dat ons straf
stelsel gebrekkig is, en, met zekere zenuw
achtige gejaagdheid, een vraagstuk wil
beslissen dat, ook voor hen voor wie het
nog een vraagstuk is, de meest mogelijke
kalmte, nadenkendheid en kennis vereischt.
„De vrijheid van persoon" zegt prof.
Pekelharing in zijne schets van het Neder-
landscbe Staatsbestuur, is niet geheel
onbeperkt, en houdt onmiddellijk op zoo
dra zij de rust en veiligheid in de maat
schappij bedreigt. Het is een algemeen
erkend recht van den Staat om te straffen.
in tegenspraak zijnde vonnissen. Ik zeide,
dat het veroordeelend vonnis tegen John
Nameless vanzelf van nul en geener waarde
werd, zoodra een ander persoon als Bolton's
moordenaar voor de rechtbank gebracht en
veroordeeld werd. Hij kon dan tevens zijn
naam geheim houden, zoolang hij verkoos."
„En heeft hij toen het verzoek onder
teekend 1"
«Eerst moest ik nog verscheidene vra
gen beantwoorden. Hij wilde volstrekt
weten of die dame zijn geheim niet aan
mij had geopenbaard, en eerst toen ik hem
daarop mijn woord van eer had gegeven,
bracht ik hem zoover, dat hij onderteeken-
de. Naar het scheen, was hij me dankbaar,
dat ik den naam van mevrouw Sauveterre
niet-had uitgesproken. Hij maakte ook niet
de geringste toespeling op zijn vroegere
verhouding tot haar en repte evenmin van
haar echtgenoot. Toen ik vroeg, waarom
hij toch zoo bezorgd was om zijn naam
geheim te houden, die alleen bekend was
aan de bedoelde dame, die er zelf belang
bij had dien te verzwijgen, antwoordde hij
De misdadiger heeft zijn recht op de vrij
heid verloren. De bevoegdheid van den
Staat gaat zelfs nog verder, immers, het
algemeen belang kan medebrengen, dat er
bij voorbaat voorzorgen worden genomen,
om te waken dat de rust niet bedreigd zal
worden. De Staat heeft de bevoegdheid
dan misdadiger preventief (bij voorbaat) zijne
vrijheid te ontnemen, alvorens de zaak
onderzocht en de schuld uitgesproken is.
Dus, het strafrecht berust geheel op de
taak en de roeping van den Staat om te
waken voor de inwendige orde en veiligheid
Niets minder, maar ook niets meer.
Niets minder; en waarlijk, de taak van
den Staat is gewichtig en moeielijk genoeg,
om dit woord te bezigen. De gemeenschap
heeft het recht om te straften, die zich aan
de algemeene wet der orde vergrijpt, maar
juist omdat zijn eigen redelijk bestaan
zonder die orde, die zijn doel en beginsel
moet wezen, onbestaanbaar is.
Derhalve is ook het straffeD van mis
dadigers geen doel, alleen maar een middel
om een goed doel te bevorderen.
De eerste plicht van den Staat is, het
kwaad zooveel mogelijk te voorkomen; de
tweede, het te straffen waar het toch ge
pleegd is.
Dat de Staat dien eersten plicht geheel
verwaarloost, zal niemand beweren. Reeds
het onderwijs ai'iccu zou die bewering
ontzenuwen, en trouwens alles wat gedaan
wordt om de beschaving en ontwikkeling
te bevorderen, om den godsdienst te doen
bloeien, om de stoffelijke welvaart te ver-
hoogen en bij dit alles, ondanks eene mate
van vrijheid, die het volkskarakter behoeft,
strenge tucht te handhaven. Dat de Staat
hierin wel gedeeltelijk slaagt, zal evenmin
iemand tegenspreken. Wie begrijpt niet
dat bij gebreke van politietoezicht b.v. de
diefstallen oneindig veelvuldiger zouden
voorkomen, dat inbraak en allerlei geweld
de vrije hand zouden hebben. Maar het
behoeft evenmin betoog dat de zoogenaamde
preventieve maatregelen, dat wil zeggen,
al wat er gedaan wordt, om wandaden
te voorkomen, nooit een volmaakten toe
stand in het leven zullen roepen. Wanneer
de prediking van godsdienst en zedelijk
leven dit niet vermag, hoe zou men het
dan van de geheel wereldlijke taak der
overheid kunnen verwachten
Dus zullen er ook wel altijd misdaden
zijn, die men niet kan voorkomen, zware
misdrijven, die inderdaad niets anders dan
zeer ernstige overtredingen der openbare
orde zijn, en te dien opzichte komt nu de
tweede plicht van den Staat aan de beurt.
»Zij is niet de eenige, die er onder zou
lijden, als inijn naam bekend werd."
»Ik bemerkte dadelijk, dat hij reeds te
veel meende gezegd te hebben, en daarom
vroeg ik niet verder, maar bracht het ge
sprek op de nadere omstandigheden van
zijn komst in het hotel, in den avond van
den 28 Februari. Hij gaf mij daarover nu
vrijmoedig alle mogelijke inlichtingen.
„Wat vertelde hij daarvan
Precies hetzelfde als gisteren bij de te
rechtzitting, en zooals hij het voorstelt,
komt het mij, ook zeer geloofwaardig en
waarschijnlijk voor."
„Hoe kende hij Bolton dan en wat had
hij met hem uit te staan
»In Californië heeft hij hem leeren ken
nen zij hebben vervolgens samen zaken
gedaan, zoodat hem een aandeel toekwam
van het geld, dat Bolton hier ontvangen
heeft. Om dat geld uitbetaald te krijgen,
moest hij dien avond bij den Amerikaan
komen."
„Hebt ge hem gevraagd of hij Sanqui-
net, het nieuwe lid van onze club, in Ame-
Ilij zal straften met het ons bekende doel,
maar om te straffen moet men den dader,
moet men alle omstandigheden kennen, moet
men als het ware den ganschen toestand
beheerschen en alle gegevens in zijne macht
hebben.
En, zouden er ook in dit opzicht geene
rechtmatige grieveD zijn
Zitting van Vrijdag 6 Maart 1896.
Voorzitter de heer Tutein Noltheniua, bur
gemeester.
Tegenwoordig al de leden.
Do notulen der vorige zitting worden gelezen
en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede de verkregen goed
keuring van Ged. Staten op de raadsbesluiten
betreffende de verhuring van gomeente-eigen-
dommende wijzigingen der gemeentebe-
grootingen van 1895 en 1896 den verkoop
van gemeentegronddo beschikking van
voornoemd college op het bezwaarschrift van
P. van Saane tegen zijn aanslag in den hoof-
delijken omslag, waarbij adressant van de 8e
naar de 2e klasse wordt teruggebrachtbene
vens eene kennisgeving van heeren regenten
van het Weeshuis, dat door hen het legaat
van wijlen den heer van den Berg is ont
vangen.
Al deze mededeelingen worden voor ken
nisgeving aangenomen.
Worden overgelegd
een ontwerp-instructie voor den keurmeester
van het slachtveede voorgestelde wijziging
van het reglement van het fonds (ter Zee
mans- en Visschersbeurs, .die in handen ge
steld wordt van de commiss'e voor do financiën
om advies, en van de directie der Middelburgscho
Courant een aanbod ter plaatsing in het archief
van twee exemplaren harer courant met do daar
bij behoorende plaat, getiteld „Situatie Marine
sluis te Vlissingen," welke voor liet bestemde
doel in dank worden aanvaard.
1 Als leden van de gezondheidscommissie
worden benoemd de heer J. P. Vermaas, arts,
aftredend lid met 14 stemmen, en de heer
W. N. Rottier, lid van den gemeenteraad met
11 stemmen.
Met het periodiek aftredend lid was te
vens voorgedragen de heer H. Breukink, die
1 stem verkreeg.
Bij de vrije stemming voor het tweede lid
verkregen de heer van der Bilt 2, de heeren
Bakker en Chevalier ieder 1 stem.
Wordt besloten tot den onderhandschen
verkoop aan den heer F. N. do Rooij, alhier,
van 120 M2 gemoentegi'ond, aan de Hobein-
rika heeft leeren kennen
„Dat heb ik gevraagd, maar hij ant
woordde van neen. Verder heb ik over zijn
alibi gesproken en gevraagd, waar hij dien
avond tot negen uur geweest is. Hij beken
de mij toen openhartig dat hij onmiddellijk
na zijn aankomst te Parijs aan eene dame
schreef om haar te verzoeken hem dien
avond tusschen zeven en negen uur op een
bepaalde plaats te ontmoeten. Hij had ech
ter te vergeefs gewacht en ondanks den
regen was hij tot omstreeks tien minuten
voor negen op zijn post gebleven."
»Die dame is mevrouw Sauveterre I"
Daar twijfel ik niet aan, maar het heeft
geen nut haar getuigenis in te roepen, daar
zij toch niets zeggen kan omtrent zijn wach
ten op de aangeduide plek. Evenmin kan
hij bewijzen, dat hij daar geweest is en
hoelang hij daar vertoefde doch het alibi
heeft nn niets meer te beduiden, nadat een
maal liet vonnis geveld is. Het komt er al
leen nog op aan, den waren moordenaar te
vinden of anders den ongelukkige aan
zijn lot over te iaten. Ik reken er op, dat