aja, LIER. iOCKBIER flPPIJ. belasting. Jen, enz. CLOTH 1 LD K. ntiën -Jongen Maat. E ROTTE. No. 23. Vrijdag 21 Februari 1896. 34ste Jaargang. gevraagd loebels 3,080 St. GEBLASEERDHEID, 11 i n n e n 1 a n d. gbaar zoolang de er Glas. Aanbevelend. 1896. aan voor het beeor- E N op Bourspolis iedels, Koopmansgoe- iwier- en Zeetvans- lierkade, D. 3 b. b. h. vraagt ioenlijk K O S T- F- Gbureau )H wenscbt eene neubileerde ZIT- Pension. 1-, bureau dezer IE VELDE Jr., kinderen, liefst en middelbaren reau dezer cour. ye. ;scbe courant." lo. berichten, '8, ijvingsbiljetten Uniformen zoodat de af- bstr. roemde, Buitenland, al i lei ten en cent, bij A." VLISSINGSCHE COURANT BUREAU: ICIein9 Markt I N°. 187 (Telephoonnummer 10 l'rjjs per drie maanden 1.Franco per post 1.15. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boekbandelaren en Postdirecteuren. UITGEVER: F. VAN DE VELDE Jr. te Vlissingen. PRIJS DER ADVERTENTIËNVan 1 tot 4 regel? ƒ0.40. Elke regel meer 10 cent. Clichés en groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Benig Agent voor Frankrijk de firma GK L. DATTBE Co., te Farijs. Vrrnchljiit Rinndng-, Sonderdaj en Zflterdtifr-nvond. Abonnementen voor België, Duitsohland, Enge land en Frankrijk f 1.86 per drie maanden Voor elk mensch, wien een eenigszins lang leven beschoren is, komt eenmaal de tijd, dat zijn blik op de wereldsche dingen geheel anders is dan in de blijde jaren zijner jeugd, dat de som der idealen even als die der genietingen steeds kleiner wordt om eindelijk eene leegte te laten in het gemoed, die niet gemakkelijk te vullen is. Dat is het tijdperk van het lichamelijk verval, en er zijn er slechts weinigen, die aan het over hen gevelde vonnis ontkomen en op hun ouden dag nog een schijn van jeugd behouden. Maar ook in die donkere periode met haar neiging tot pessimisme ontbreekt het niet aan troost. Liefde van bloedverwanten, achting van medeburgers, de heriuuering aan een welbesteed leven, de kunst met hare vertroostingen, de prikkel der eer zucht, de godsdienst, en wat al niet, maken het levenspad minder somber en doen nog menige bloem ontluiken, waar de grond onmachtig scheen die uit zich zeiven voort te brengen. Er bestaat echter eene onmacht, die niet door de jaren ontstaat, maar van veel erger aard is dan de lichamelijke, en in onzen tijd meer dan vroeger wordt aangetroffen. Wij bedoelen het ziekelijk verschijnsel, ge woonlijk met den naam van «geblaseerd heid" aangeduid. Jeugdige menschen, die aan deze ziekte lijden, hebben een donker levenslot. Voor hen bevat het leven, oververzadigd van genot als zij zijn, geene of slechts grof zinnelijke genietingen meer idealen, die zij in een beter tijdstip huns levens mochten gekoesterd hebben, hebben voor hen hun warmte en gloed verloren. Spreek denzulken niet van deugd, goede ze den,van belangstelling in wat hen omringt, of in de groote vraagstukken van den tegen- woordigen tijd, een smalende glimlach is hun antwoord. Zij zijn den tijd voorbij, dat ze ook in die dingen belang stelden, dat bij hen ook een snaar trilde van medege voel voor het wel of wee van anderen. Op hun hoog standpunt alles veroor- deelende, alles bespottende, zijn zij toch niet gelukkig. Hoe zouden ze trouwens een oogenblik van geluk kunnen smaken, waar niets hen bevredigt en alles hun de gal doet overloopen. En waar nu de oude van dagen, die niet door het genot verstompt is, nog troost in zijne omgeving vinden kan en afleiding door zich niet geheel aan de wereldsche zaken te onttrekken, is den geblaseerde dit geluk niet beschorenhij i' i: u 11.1, li i o v Bewerkt door AMO. 22) ITet trof werkelijk wonderbaar, dat deze vreemdeling, dien zij alle dagen in de club zagen en die tot lieden geen woord had gesproken over den moord in de straat Fiquetonne, nu plotseling een bekende van Bolton bleek te zijn. Misschien wist hij nog veel, dat van gewicht kon zijn. Deedt ge ook zaken met Bolton vroeg Rerquin. „O neen, ik dreef alleen geregelden ban- del ik heb mijn vermogen in den handel met spek en gezouten vleesch verkregen. Het toeval voerde ons echter dikwijls sa men, eerst in Californië en later te Chicago, heeft immers voor de hem aangeboden troost niets dan een medelijdend schouder ophalen over. En zoo leeft hij voort, alleen in de groote menschenwereld, waar geen lichtstraal van sympathie hem verwarmen kan zonder vrienden, zich zeiven en anderen tot last en kwelling, niets goeds willende, niets goeds doende, en sterft hij, door niemand gemist, door niemand betreurd. Men veile echter over zulke menschen geen hard oordeel. Hoevelen zijn er niet, wien door zwakke of al te toegeeflijke ouders, de middelen werden verschaft om aan hun zucht naar vermaak den vrijen teugel te vieren en daaraan botvierden tot lichaam en geest verstompt waren en het vermaak zijn prikkel had verloren. Hoevelen zijn er ook niet, die door zoogenaamde vrienden op verkeerde paden werden ge lokt en voor altijd voor een werkzaam, nuttig leven ongeschikt werden. Maar ook de tijd, waarin wij leven, is voor een groot deelde schuld van dien licbamelij- ken en zedelijken ondergang De verleiding in allerlei vorm lokt en oefent door haar blinkend kleed eene tooyermacht uit op jongelieden, waaraan slechts zeer weinigen, die den blinkenden schijn van het ware kunnen onderscheiden, ontkomen. Eu be schouwt men het meerendeel dier ontspan ningen meer nauwkeurig, wat zijn ze dan grootendeels anders dan verstrooiingen voor het oogenblik, waarin de geest van alle- daagschheid gehuldigd en niets voor gemoed en hart overgelaten wordt. In zulk een maalstroom van genietingen, waar alles aan de zinnen, niets aan het hart geboden wordt, moet de adel der raenschelijke na tuur wel verloren gaan en 's menschen hart een dorren akker worden, een ijs veld, welks koude alle teere aandoeningen doodt. En nn kunnen wij de wereld wel niet hervormen door daaruit al datgene te ver bannen, wat den jongeling in het verderf moet storten, maar toch kunnen ouders veel doen om hun zonen voor het ellendig lot van den geblaseerde te bewaren. Als zij het middel verstaan om hen den huiselijken haard lief te doen krijgen, zoo lief, dat geen plaats daarbuiten zulk eene toovermacht op hen uitoefent, is reeds veel gewonnen. Daartoe is echter noodig dat de ouders meer ware opvoedkunde aan den dag leggen, dan gewoonlijk onder hen ge vonden wordt. Voorts zij de opvoeding eenvoudig en degelijk, geschikt om den aanstaanden wereldburger voor den strijd die hem wacht op zedelijk en stoffelijk gebied te bekwa- toen hij reeds in goeden doen was. Het deed me waarlijk leed, toen ik van zijn noodlottig uiteinde hoorde. Als iemani jaren lang gezwoegd heeft en eindelijk een vermogen bezit, dan is het hard, a's hij zoo ellendig om het leven komt als Boltou. Maar het was zijn eigen schuld Wij ont moetten elkaar het laatst, toen hij reeds besloten was naar Parijs te gaan, waar hij nog nooit geweest was. Ik ried hem aan zijn iutrek te nemen in het Grand-Hotel, waar ik ook woon. Hij was echter knijpe rig en zocht een hotel van lageren rang op, waar hij goedkooper terecht kon, doch hij vermoedde niet, dat hij zijn gierigheid met zijn leven zou boeten. Maar zeg mij nu eens, wat is de moordenaar voor een man Hoe ziet hij er uit «Wel, hij is groot van gestalte, evenals u, en hij heeft ook dezelfde donkere ge laatskleur als u." «Ik hoop, dat hij overigens niet op mij gelijkt. Men mocht ons anders eens ver wisselen, en dat zou mij volstrekt niet aangenaam zijn." men. Geen sybaritische onthouding van de wereldsche genietingen, die den jonge ling in de ellende brengt, als hij eenmaal op eigen beenen moet staan, maar een verstandig en oordeelkundig gebruik van het vermaak slechts als middel van uit spanning na den arbeid, die Diet vernedert, maar adelt en elk tot een plicht is gesteld. En voorts gelooven wij dat ook veel goeds kan verkregen worden als de naar weelde en genot hakende jongelieden op behoed zame, maar flinke wijze gewezen worden op de gevaren, die hen in hunne jeugd bedreigen. De gewoonlijk op knorrigen, liefdeloozen toon gedane verwijtingeu strek ken immers meestal slechts om te verharden of weerbarstig te maken. Hoe dit zij, de strijd moet worden aangebonden om onze jongelieden te bewaren voor het vergif, dat hun in den vorm van zoogenaamde amu sementen maar al te vaak wordt aange boden. Dinsdag 3 Maart komt de wet op het Personeel, met de wijzigingen of verbete ringen door den minister van financiën daarin gebracht, weder in de Tweede Ka mer aan de orde. Men verwacht dat de debatten een drietal weken zullen vorderen, -oodat de eindstemming eerst tegen het einde van Maart kan verwacht worden. Daarna worden eenige loopende zaken in behandeling genomen misschien komen er wel interpellaties bij en dan is de voorjaarszitting weder geëindigd, vóór het belangrijke kiesrechtvraagstuk op de agen da geplaatst wordt. Als nu maar de Regeering en de Kamer zich met kracht aan 't werk zetten, is er kans op dat in een niet al te verwijderd tijdstip de natie een nieuwe kieswet zal bezitten. Er zijn er echter, die, gedachtig aan het gewone langzame werken der Kamer, vreezen, dat de verkiezingen van 1897 nog onder de oude bedeeling zullen gehouden worden en dus een groot aantal Nederlanders van het kiesrecht weder voor langen tijd verstoken blijft. En toch is door het tegenwoordige kabinet bij zijn optreden beweerd, dat het kiesrecht op den voorgrond stond en bij geene andere ont werpen, en dus niet bij die van het Perso neel en regeling der gemeentefiuanciën, mocht ten achter staan. Bij deze gelegenheid blijkt weder de kalme aard van ons volk, want. terwijl iD andere landen de kieswet-aangelegenheid eene groote mate van belangstelling op- «Neen, dat is niet wel mogelijk. Hij is werkelijk een schoon man." „Daar kan ik geen aanspraak op maken zei Sanguinet lachend, maar daar ben ik volstrekt niet bedroefd om en ik benijd niemand, hem allerminst. «Heeft niemand dien John Nameless herkend? Ook bij de terechtzitting niet «Neen, ge moet hem eens gaan zien, misschien hebt ge hem in Amerika ergens ontmoet 1" «Dat zou niet onmogelijk zijn. Ik zal eens gaan kijken op het Roquette-plein, als hij ter dood gebracht wordt. Dat zal immers wel gebeuren, nietwaar?" „Hoogstwaarschijnlijk, als tenminste niet kan bewezen worden, dat niet hij, doch een ander den moord gepleegd heeft.'' „Dat is moeielijk te gelooven. Maar nu weet ik, wat ik weten wilde. Ik dank u zeer en vraag wel verschooning voor de moeite, die ik u heb veroorzaakt. Goeden avond, heeren, en veel genoegen." Sanguinet ging heen en onmiddellijk daarna fluisterde Hugo de Carolles zijn wekt, waardoor de regeeringen als 't ware gedwongen worden deze zaak ter hand te nemen en er niet mede te talmen, of een kieswet met bekwamen spoed tot stand gebracht werd, blijft het eigenlijke volk hier koel en laat enkelen het pleit beslechten, alsof het persoonlijk geen belang had bij tot stand komen van een nieuwe kieswet, die aan tal van personen een plaats aan wijst, waar zij tot nn toe als staatkundige nullen beschouwd werden. Slechts dan als men toonde zijn rechten op prijs te stellen en die belangstelling in wettigen vorm uitte, zouden Regeering en Parlement zich toch wel moeten beijveren aan den drang gehoor te geven. De geschiede nis met de Kieswet is dus weder een bewijs hoe weinig ons volk medeleeft met de brandende vraagstukken van den dag. Hoe kan dit echter anders, waar zoo weinig notitie van de onontwikkelde kiezers geno men wordt en men hen zich slechts herinnert als verkiezingen op handen zijn, wanneer men hun steun behoeft. In dien toestand verandering te brengen is de taak van allen, die tneenen dat, waar niet gezaaid is, ook geene vruchten kunnen verwacht worden, en ookhet talentbezittenhet volk tot belangstelling in de openbare zaken op te voeden. De Standaard, heeft de vraag van liet Kamerlid Staalman beantwoord om nl. dezen aan te toonen, dat hij in zijne redevoerin gen in het noorden onzes lands tegen de antirevolutionaire beginselen zou gesproken hebben. Hierbij wijst het blad op eene uit drukking van den heer Staalman, luidende: dat de persoonlijke dienstplicht niet was ingevoerd, omdat de «heeren* het rempla- canten-stelsel wilden handhaven teneinde hun eigen zoons buiten den dienst te hou den. Uit het verdere beloop der rede bleek voorts dat deze toeleg niet alleen aan de heeren" in het algemeen, maar ook aan de «heeren" in de Kamer, alzoo de anti revolutionairen incluis, werd toegeschreven. De Standaard merkt daarbij op dat de anti-revolutionairen zich anoniem juist tegen het rempla^antenstelsel hebben verklaard dat enkele «heeren" onder hen niet het minst voor den persoonlijken dienstplicht hebben geijverddat het Kabinet in 1888, geheel uit» heeren" bestaande, er zich voor heeft gespannen; dat er onder de «heeren" zijn, die hun eigen zoons hebben laten dienen en dat het remplajanten stelsel, gehandhaafd is, niet door de «heeren", maar door de Roomsche staatspartij in hoo- ger en in lager kringen. vriend toe „Zou deze huiveringwekkende man de persoon niet kunnen zijn, die den moord gepleegd heeft «Aanvankelijk kwam ik ook op die ge dachte," antwoordde Berquin, „maar nu geloof ik het niet meer. Als dit werkelijk het geval was, zou hij ons zeker niet zelf verteld hebben, dat hij Bolton kende daarvan had niemand iets vermoed. Dan zon hij dit feit met de grootste zorgvuldig heid geheim gehouden hebben." „Zelfs de slimste misdadigers begaan soms domheden, die hen ten laatste in handen der justitie brengen." „Dat komt wel voor, ofschoon niet zoo dikwijls als men gelooft. Natuurlijk mogen wij Sanguinet niet uit het oog verliezen het zal mij wel gelukken nadere inlich tingen omtrent hem te verkrijgen. Het schijnt mij echter veel gewichtiger toe, dat ik van u vernam, dat mevrouw Sauveterre zooveel belangstelling voor mijn cliënt toont." „Met uw verlof, mijn waarde." zeide Carolles, „ik heb er zelfs niet aan gedacht u dit te zeggen."

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1896 | | pagina 1