VLISSINGSCHE COURANT,
No. 151.
Woensdag 25 December 1895.
Gemeentebestuur.
B i n n e 11 1 a n d.
Twee belangrijke stakken.,,
beidsinspecteurs aan
amen werd met 40
'oorstel van den heer
hoofdinspecteur over
Mater stelde in uit
liet intercommunaal
197. De "Waterstaats-
nen.
J'ÜS'Ü'g*!!—
yan Vlissingen.
Dec. 1895.
Labruijere jm.28 j.
J. Tabak jm. 24
24 j. - E. F. Ver-
Jansen, jd. 32 j.
H. Waltz, jd. 20 j.
der Staal, jm. 22 j.
21 j. - D. H. van
W. A. Lichtenberg jd.
Jager, geb. Stevensc,
van de Woestijne, d.
Struikman, z. M.
C. Geleyn, geb.
geb. van Huizen, z.
nd, z en d. tweeling.
Geleijn, z. tweelin-
P. van de Kunstraat,
nloos.
Lenieve, z. 2 j.
P. G. Delvoije,
wed. van C. D. Mol,
z. 1 d.
33ste jaargang.
N 6 E N
ter reede aangekomen
Sommerfeld" van Ant-
van dynamiet voor de
seerd liet Nederlandach
onden naar Antwerpen,
legonnen de rinkelaar
verlichting alhier, die
tegen den dijk is ge-
orm, te verwijderen.
EJRIJSTG.
staat in de rubriek
rar.kwetdit moet zijn:
RICHTEN.
0 December.
1.20 p. K.G.
er 104 stuks.
politie is inlichting te
vermist zwart hondej.
(Telephoonnummer 10)
Zij, die zich mei het volgende
hvartaal, aanvangende 1° Jan. 1896,
op de Vlissingsche Courant abonneeren,
ontvangen de nog tol dien daturn ver
schijnende nummertt gratis-
Wegens het Kerstfeest
W®®' zai a. s. D ONDERGA G
de „Vlissingsche Courant" niet
verschijnen.
openbare vergadering
VAN DEN
GEMEENTERAAD VAN VLISSINGEN,
op Vrijdag 27 December 1895.
des namiddags te 2 uur.
n Mededeelingen.
b. Te behandeleu zaken
lo. Nader voorstel tot wijziging der be
palingen van de Alg. V erord. van Politie
in zake het keuren van vee en vleesch.
2u. Voorstel de door Ged. Staten van
Zeeland verleende vergunning in zake de
omlegging van den Koudekerkschen straat -
weg aan te nemen en zich te verbinden
de daarbij gestelde voorwaarden na te leven.
3o Idem tot 4e wijziging der gemeente-
begrooting 1895.
4o. Verzoek van A. E. Gompertz om
voorloopige concessie tot het aanleggen
van een tramweg van Vlissingen naar
Domburg, rnet voorstel van B. en VV.
5o. Voorstel lot het geven van eervol
ontslag aan den heer (J. A. Kalbfleisch,
als lid der commissie van aanslag voor de
bedrijfsbelasting.
Go. Benoeming van
a. 2 leden der gezondheidscommissie
b. 1 regent over het Burger Weeshuis.
c. 3 leden der Commissie van toezicht
op het L. O.
d. 1 lid der commissie van aanslag voor
de bedrijfsbelasting.
Marinesluis en ITaven te Vlissingen.
De Commissie uit de Tweede Kamer, belast
Igeweest met het onderzoek der Regeeringsiulich -
I ringen op de adressen van den gemeenteraad
Ivan Vlissingen en van de kamer van koophan-
Iclel en fabrieken aldaar, houdende verzoek dat
Ide Marinesluis en haven te Vlissingen in bruik-
Ibaren staat worden gebracht en voor het scheep
vaartverkeer opengesteld heeft daaromtrent
■rapport uitgebracht.
I Ter juiste beoordeeling van deze niet alleen
Ivoor Vlissinge'u en Walcheren, maar ook voor
11c land belangrijke zaak gaat de commissie
1 de eerste plaats na wat tot het verzoek aan-
lleiding heeft gegeven.
I In de jaren 1876 tot 1880 is de voormalige
■Marinehaven te Vlissingen verbreed en verlegd
de bestaande Marinesluis door den bouw
1 een tweede sluishoold tot schutsluis inge-
Iricht. Niet het scheepvaartverkeer, dat toen,
l'.venals nu, niet groot was, maakte de reserve-
Jduis noodig, maar wel de scheepvaartbelangen
(Ie Vlissingen, voor het geval te eeniger tijd
(Jen defect mocht ontstaan aan de groote sluis.
■Na 1882 werden de toen nog niet geheel vol-
■looide werken waaraan niet minder dan
lf 1,319,092.4372 werd besteed niet verder
rtgezet, omdat die werken onbruikbaar waren
fcebleken, niettegenstaande daaraan zooveel was
koste gelegd. De buitensluisdeuren werden
tgezet, de voorhaven werd niet meer op
lüepte gehouden en de aanslibbing vóór de
is nam ook zoo toe, dat de buitendeuren
t meer geopend konden worden.
I Een en ander gaf aanleiding, dat gedurende
Pe jaren 1888 tot 1892 eene uitvoerige corres
pondentie tusschen de gemeente en den betrok
ken minister werd gevoerd, tea doel hebbende
pne minnelijke regeling van deze voor de ge
beenten zoo belangrijke zaak te verkrijgen.
I hie onderhandelingen leidden voor de gemeente
lot geene resultaten.
I Toen eindelijk in November 1893 de aanbe-
(Ming plaats had van het leggen van een dam
■'oor de buitensluisdeuren der Marinesluis, bleek
114 aan liet gemeentebestuur voldoende, dat
het rijk niet meer van plan was haven en sluis
voor het scheepvaartverkeer bruikbaar te maken, i
Vandaar het exploot van 15 December 1893,
waarbij de gemeente VlissiDgen den Staat der j
Nederlanden sommeerde haven en sluis volgens j
de contracten van 1857 en 1885 binnen een
jaar te herstellen en bruikbaar te maken. Dit
exploot diende alleen voor het behoud harer j
rechten, maar daarmede had de gemeente niet j
de bedoeling tegen den Staat in rechten op te 1
treden al zou men dit daaruit kunnen afleiden.
En wat nu betreft de contracten van 1857
en 1885, waarop de gemeente zich beroept, hier
uit blijkt, dat de gemeente hare eigendomsrech
ten op de Marinehaven afstond, onder voorwaarde
dat die haven voor de scheepvaart toegankelijk
zou zijn en dat aan de gemeente gewaarborgd
werd het recht om in die haven de beer door
kokers in vaartuigen te voeren.
En wat is nu gebeurd
Door het niet voltooien van de Marinehaven
en de sluis, en het laten aanslibben van die
haven, kunnen deze in strijd met de contracten
niet alleen niet meer gebruikt worden voor de
scheepvaart, maar zelfs de haven niet meer
voor kleine vaartuigen, bestemd tot het inladen
van de beer onder de kokers, omdat de vaar
tuigen in plaats van beneden, nu boven de ko
kers komen te liggen, zelfs bij laagwater. De
gemeente is er eigenlijk nu nog slechter aan
toe dan toen men in 1876 de Marinehaven van
bestemming ging veranderen. Toen konden de
schepen nog van de haven en sluis gebruik
maken, maar nu is dit alles onmogelijk gewor
den. Daargelaten de vraag of het Kijk in rech
ten op eene of andere wijze verplicht zou kunnen
worden om aan de vordering der gemeente te
voldoen, in elk geval legt de billijkheid in hooge
mate volgens de bestaande contracten aan het
Rijk de verplichting op om aan het verzoek
der gemeente te voldoen. Maar ook het belang
der scheepvaart op het kanaal door Walcheren
vordert eene behoorlijke reservesluis, en om die
reden mogen de kosten, deswege gevorderd, de
regeering daarvan niet doen afhouden.
In den toestand zooals die nu is, behoort
voorzien te worden. Als toch de groote sluis te
Vlissingen defect mocht raken, dan zal er geene
gelegenheid zijn voor groote zeeschepen om uit
liet kanaal door Walcheren te geraken of daar
in te komen.
Voor Vlissingen met hare belangrijke scheeps
werf en petroleumhandel en voor Middelburg
met zijn droogdok en andere scheepvaartbelan
gen zou dit nadeelige gevolgen kunnen hebben.
Dat de groote zeeschepen toch nog altijd dooi
de haven en sluizen te Veere kunnen varen, is
eene bewering, die nog te bewijzen is,
Werd daarentegen de Marinesluis in bruikba-
ren toestand gebracht, dan moge zij ten gevolge
van hare breedte, lengte en diepte wel geen
doorgang kunnen verschaffen voor de grootste
zeeschepön, in elk geval zullen toch zeeschepen
van aanzienlijke afmetingen er gebruik van
kunnen maken.
Naar aanleiding van het bovenstaande meent
de Commissie het als resultaat van haar onder
zoek te moeten uitspreken, dat zij voor zich den
loop dien deze zaak genomen heeft, vooral met
het oog op de daaraan bestede kosten, ten
zeerste betreurt en aan de Kamer eenparig de
navolgende conclusiën te mogen voorstellen
a. den minister dank te zeggen voor de gege
ven inlichtingen
b. als het gevoelen der Kamer uit te spreken,
dat van rijkswege de marinehaven te Vlissingen
op behoorlijke diepte behoort gehouden te wor
den ten einde, zooals vroeger plaats had, aan
de schepen voor het icladeu der beer bestemd,
gelegenheid te geven bij laag water onder da
bestaande kokers aan te leggen, of op andere
afdoende wijze in dat belang te voorzieD.
De meerderheid der Oommissie stelt voor aan
bovenstaande conclusiën nog toe te voegen
c. als het gevoelen der Kamer uit te spreken
dat, wat ook moge voortvloeien uit de bestaande
contracten, tusschen het Rijk en de gemeente
Vlissingen gesloten, in elk geval het belang van
de scheepvaart medebrengt, dat de Marinesluis
en de daarvoor liggende haven te Vlissingen
door het Rijk in bruikbaren toestand worden
gebracht.
De Commissie bestond uit de heeren Heldt,
Lucasse, Mutsaers, De Kanter en W. de Beaufort.
Deze uitspraak der Kamercommissie, die al
dus het goed recht der gemeente erkent, zal
zeker met genoegen begroet worden. Moge de
voorstellen der commissie ook in de Kamer weer
klank vinden.
Aau den gemeenteraad is ter keuuis-
naine gezonden door Burgemeester en Wet
houders het volgende concept tot wijziging
van de algemeene verordening van Politie,
voor deze gemeente, aldus luidende
De gemeenteraad van Vlissingen,
Overwegende, dat het wenschelijk is, eenige
zigingen te brengen in de algemeene Veror
dening van Politie voor deze gemeente, zooals
is vastgesteld bij besluit van den gemeenteraad
van 30 December 1892
Gelet op het advies van de Commissie, be
noemd ingevolge art. 166 der gemeentewet
Op voorstel van Burgemeester en Wethouders;
Besluit: vast te stellen, de volgende
Verordening, tot wijziging der algemeene Veror
dening van Politie voor de gemeente Vlissingen.
Art. 1. Art. 192 wordt gelezen als volgt:
De keuring der in Afd. I, van Hoofdstuk V
dezer verordening bedoelde levensmiddelen,
geschiedt door ambtenaren of keurmeesters, die
door den gemeenteraad worden benoemd, ge
schorst of ontslagen. Zij genieten eene jaarwedde
door den gemeenteraad te bepalen en staan
onder de onmiddellijke bevelen van Burg. en
Wethouders, die hunne instructie vaststellen en
aan den Raad mededeelen
Art. 2. Art. 201. Wordt gelezen als volgt
Het is verboden a. vee tot gebruik als voe
dingsmiddel te dooden, voor het door een
ingevolge art. 192 daartoe benoemden keurmees
ter is gekeurd.
Aangifte voor deze keuring moet door of
vanwege belanghebbenden schriftelijk geschieden
ten kantore van den keurmeester, gedurende
lederen werkdag, op door Burgemeester en
Wethouders te bepalen, en ter openbare kennis
te brengen uren.
Bij de aangifte moet worden opgegeven de
soort en kleur van het te slachten dier, alsmede
de plaats, waar het voor de slachting kan
worden gekeurd.
De door den keurmeester gedane keuring is
slechte geldig gedurende den dag, waarop deze
is verricht en den daarop volgenden dag.
Na dien tijd wordt het vee als niet gekeurd
beschouwd.
Voor vee, dat op Zaterdag gekeurd is, blijft
echter de keuring tot en met Maandag geldig.
b. varkens te dooden in de zes zomermaanden
(aanvangende 1 April) vóór des morgens 5 urn
en na des avonds 10 uur, en in de zes winter
maanden, vöor des morgens 6 unr en na des
avonds 10 uur.
c. geslacht vee af te hakken, voor dat eene
tweede keuring heeft plaats gehad.
Bij deze tweede keuring moeten de borst- en
buikingewanden van het te keuren dier aanwezig
zijn,
Deze tweede keuring geschiedt alleen gedurende
de uren door Burgemeester en Wethouders te
bepalen, waarvan openbare kennisgeving zal
worden gedaan.
Wanneer de keurmeester een onderzoek
wenacht in te stellen of varkensvleesch vrij is
van trichinen of blaas wormen, waartoe hem ten
allen tijde het recht wordt toegekend, zullen
hem daartoe kosteloos moeten worden afgestaan,
de daarvoor henoodigde stukjes vleesch van het
middenrif, de tusschenribbige spieren en de
lijdende was aan bloedvergiftiging door ziekte
of door het gebruik van geneesmiddelen.
Bij invoer van vleesch in luchtdichte bussen
of potten, of in zoodanige voorwerpen besloten,
die zonder nadeel voor den inhoud niet kunnen
worden geopend, is bovenstaande bepaling niet
van toepassing.
Art. 6. Tusschen de artikelen 205 en 206 in
te lasschen een nieuw artikel 2<)5bis luidende
Het is verboden, versch vleesch bij kleinere
stukken, dan van een half dier in deze gemeente
in te voeren, dat bestemd is, om te worden
Ingeval van slachting uit nood bij andere of
buitengewone omstandigheden, ter beoordeeling
van den Burgemeester, kan van het bepaalde
sub a en b terstond worden afgeweken, mits
daarvan kennis worde gegeven aan den keur-
Art. 3. Art. 202 wordt gelezen als -volgt
Het is verboden, het vleesch van eenig ge
storven of wegens ziekte of uit nood afgemaakt
stuk vee tot gebruik als voedingsmiddel te
bestemmen, tenzij het door den keurmeester is
gekeurd, waarbij door den houder van het stuk
vee, desgevorderd, aan dien ambtenaar moet
worden overgelegd, eene schriftelijke verklaring
van eenen geëxamineerden veearts, dat het ge
bruik van het vleesch niet schadelijk is voor de
Art. 4. Art. 203 wordt gelezen als volgt
Door de zorg van den eigenaar of vleescnver-
kooper moet, onder toezicht van den keurmeester,
desgevorderd bijgestaan door de politie, worden
begraven of onschadelijk gemaakt, na vooraf
door overgieting met petroleum of op andere
wijze oneetbaar gemaakt te zijn:
a elk gestorven, elk wegens eene andere
ziekte, dan bedoeld in art 1 van het Koninklijk
besluit van 27 Maart 1888 (St.bl. no. 67,) zooals
dat later gewijzigd of aangevuld isof uit nood
afgemaakt stulc vee, dat niet gekeurd is, of dat
volgens verklaring van den keurmeester niet
voor het gebruik als voedingsmiddel geschikt is.
b het door den keurmeester afgekeurd vleesch.
Ingeval herkeuring wordt gevraagd, ingevolge
art. 209 dezer verordening, zal met de toepassing
van bovenstaande bepalingen worden gewacht
tot daaromtrent beslist is.
Art. 5. Art. 205 wordt gelezen als volgt:
Het van elders in deze gemeente ingevoerd
wordende vleesch mag niet voor gebruik als
voedingsmiddel worden bestemd, voor het dooi
den keurmeester is gekeurd.
Desverlangd moet aan hem worden overgelegd
eene schriftelijke verklaring van een veearts,
waaruit blijkt, dat het dier, waarvan het
ingevoerd wordende vleesch afkomstig is, niet
Is het niet bestemd, om te worden rondge-
veut, dan is de invoer geoorloofd, mits:
a desverlangd wordt overgelegd de verklaring
bedoeld in art, 205
b het vleesch ia voorzien van een, de soort
en het gewicht vermeldend bewijs van goed
keuring, afgegeven door een gediplomeerden
veearts, of beëedigd keurmeesteiwelk bewijs
gedagteekend en onderteekend, aan elk stuk
moet zijn gehecht, door middel van eene be
hoorlijke verzegeling, door den veearts of keur
meester ter plaatse, waar het dier geslacht ia.
c bij gebreke van de verklaring sub b, door
stempeling of op andere wijze, ten genoege van
den keurmeester, van voldoende keuring blijkt.
Invoer van versch vleesch, bij stukken
min.- tens groot een half dier, is geoorloofd mits
a. zoo noodig wordt overgelegd de verklaring
bedoeld in art. 205
b. van het vleesch niet zijn afgenomen de
vliezen en de longen, de lever, het hart, de
nieren en de uiers aanwezig ziju.
Art. 7. Art. 206 wordt gelezen als volgt
Vleesch van vee, binnen de gemeente geslacht
wordende en bestemd om onmiddellijk naar
elders te worden verzonden, is niet aan keuring
onderworpen, mits door den eigenaar van der
gelijke slachterij daartoe bij Burgemeester en
Wethouders de noodige aanvrage is gedaan en
door hem ten genoege van dat college, de
noodige waarborg voor ontduiking dezer ver
ordening wordt gegeven.
Het is verboden, deelen van dat vee in Je
gemeente te verkoopen of te leveren, tenzij het
stuk vee, waarvan zij afkomstig zijn, door den
keurmeester op de gewone wijze is gekeurd,
zooala in art. 201 is bepaald.
De bepalingen van de artt. 205 en 205bis
dezer verordening zijn niet toepasselijk op het
vleesch en vet, afkomstig uit de militaire
slachterij te MiddelburgKoudekerke en be
stemd voor het garnizoen te Vlissingen, mits het
bewijs van gedane keuring aldaar worde
overgelegd.
Art. 8. Art. 207 wordt gelezen als volgt
De slagers of vleeschverkoopers zijn verplicht
toe te laten, dat door den keurmeester, na ge
dane keuring, op het te slachten dier en na de
tweede keuring op de voornaamste onderdeeleu
daarvan, ter zijner beoordeeling, alsmede op het
van elders ingevoerd wordende vleesch een
stempel met onschadelijke inkt wordt afgedrukt
of daaraan een ander kenteeken van gedane
keuring wordt bevestigd.
Zij mogen dit merk niet uitwisachen of op
ander wijze vernietigen of onzichtbaar maken.
Wanneer het herhaaldelijk voorkomt, dat bij
eenzelfden slager of vleeschverkooper, voor de
gezondheid nadeelig vleesch wordt aangetroffen,
zonder dat daarvan aangifte is gedaan, zijn
Burgemeester en Wethouders bevoegd zulks
met vermelding van de namen van de belang
hebbenden ter openbare kennis te brengen.
Art. 9. Art. 210 wordt gelezen als volgt:
Afgekeurde levensmiddelen zullen, behoudens
het daaromtrent reeds in de voorgaande artike
len bepaalde, door de zorgen van de politie
worden aangehouden, opgeruimd en onschadelijk
Art. 10. In art. 255 te doen vervallende
artt. 201, 202, 203, 204, 205 en 207 en daaraan
toe te voegen, de volgende nieuwe alinea
die van de artt. 201, 202, 203, 204, 205,
205bis 206 en 207 met eene geldboete van ten
hoogste vijf en twintig gulden, alsmede met
verbeurdverklaring van het vleesch, waarmede
de overtreding is gepleegd, voor zoover het den
overtreder toebehoort.
De volgende toelichting is bij dit con
cept door Burg. en Weth. gevoegd
Onder intrekking van ons in de vorige raads
vergadering ter zake gedaan voorstel, hebben
wij de eer U hierbij in overweging te geren,
eene nieuwe ontwerpverordening tot wijziging
der bepalingen van de Algemeene Verordening
van Politie, welke betrekking hebben op het
keuren en invoeren van vee en vleesch.
De redenen, die ons aanleiding gaven, dit
voorste] te doen, waren het mogelijk te maken,
dat door den keurmeester een nauwkeuriger
toezicht zal kunnen worden gehouden op al het
in de gemeente verkocht wordende vleesch, dan
dit volgens de bepalingen der politieverordening
mogelijk was.
Dit doel zal, naar wij vermeenen, door ons