VLISNhtiSCIIE COURANT
6ii min
51 'si
t Zwitsersche I®
Gasgloeilicht,
IE BOK M
au tien
nis Kamers,
er-Schelt
$o. 90.
Maandag 5 Augustus 1895.
33ste Jaargang.
Jen gevleugeld, woord.
i in éen stuk franco'
[ten voor 10 Mark
i a 6 1
2lenz-Does,
Kaas-expeditie-hatiJe;
rland).
|en en solied ■werlc.
eclknopste in 't gabniik,
I hoogste onderscheidin»
jingen te Amsterdam
H STOUTJESDIJK,
St. Jacobstraat.
>op. Adres bureau
welt zich aim voor het btior-
A N T I IS N op Beurspolv
Inboedoh, Koopinansgot
.and-. Kivier- en Zeetrow
B£K£B.
Riurkada, D 3,
5ngeld
Ml LIE met een J(im
[spoedig mogelijk
en Dienst boden-kampi
is f 90 's nmands
ureaii van dit blad.
-aagt G 15 L D als eersi
i zijn panden. Brieve
e/.er courant.
i vi r
LI 11 IJ
uwste
s Sigaar.
IC ,1 |VI SI» I Iï i> T,
~n en Middelburg v
Remisev ui 4 du |»lli
/marlet: 8,—. 0 30, 11.-,
41
iO.I5
7 41,
2 45.
Naar Zeilmarkt
Wurktlu^uiij li 3'l, 8 45,
-, i .50. lU.ïC
2 35, 2,05, 3,35, 5 05.»,-.
Uavvuidcust
6-, 0.20. 7,-. 7 51
10.20, 10 411. II.—
4f), 2.-. 2.10. 2.4<>. 3.-
5.50, 6 40, 7.2 I. 7.*5,
i. 6.10, 6 40 7.2".
10.30. lo.BO 11.10,
l.,iO, 2.10. 2.30. '2.50
5.20. 5.40. 6.-. 6..0
dienst.)
5 DM 4 ril 6
rk« vin 8 40
0 10
r Ilunfiliilwit nin. 1.50
Ui-.sk.us 2.2"
"V lioeiiiafen 2.50
Dinsdag
en
Vrijdag
(Telephoonnummer 10)
is maar één adel" lieeft een onzer
y'erlandsche schrijvers gezegd. „Een
lel, die harnas behoeft, nocb tab bert. Zijn
ildidperk is het licht', zijn schild is de
twrlieidzijn kamprechter is de geschie-
'imis der menschheid en zijn zwaard is bet
>0d."
'tls wel zeer schoon gezegd; en terecht
[oiiit de schrijver met die woorden aan,
pa dwaas en kortzichtig zij bandelen, die
:cb verheffen en zich laten voorstaan op
lauweren hunner voorvaderen, op de
ijkdommen door hen verworven, op de
iierscheiding hun te beurt gevallen, en
beu naam hun gegeven hoe ouverstan-
het is, zich te beschouwen als een af
Aderlijke menschensoortonderscheiden
tD die andere wezens, die het oud-adel
de erfgoed niet bezitten. Maar toch, de
«aker, die deze schoone spreuk, dit ge
leld woordzooals men het noemt, in
zijner werken heeft geschreven, zoekt
adel, dien van den geest, wel wat. hoog.
(iet allen is het gegeveD, met liet woord
strijden, in zijn strijd gerechtvaardigd
worden door de feiten der geschiede-
in het volle licht op te treden tot ver-
ïsenlijking van groote gedachten,
flet meerendeel der stervelingen bestaat
I zeer gewone menscbenkinderen, die
arken om het dagelijksch brood, en wier
ren geene aanleiding geeft tot groote
Egen, geene aanleiding om buiten het af
rende terrein van eiken dag te treden.
Eq als we nu met den schrijver van het
ileugelde woord zeggen„er is maar
j adel", dan is het zeker dat die gewone
aiscken in dat begrip niet kunuen vallen.
Dat zou voor hen geen groot ongeluk
ju meent allicht deze of gene.
Toch ook houd ons de uitspraak ten
ede geen groot geluk.
Wij zijn gewoon het begrip van adel
ruimer te nemen, en meenen dat het
noodzakelijk in verband behoeft te
srden gebracht met de begrippen omtrent
écht, rijkdom, eer en dergelijke.
Er is ook een adel van hart en gemoed,
a adel van den eerlijken arbeid, van de
moedelijke overtuiging en van de blij-
adige plichtsbetrachting. En die den
bezit ook slechts van één dezer
w en, heeft meer gunst genoten dan
rctengunst geven kon, heeft meer voor
den en schatten verworven, dan het
ste geslacht zich in den roemrijksten
ji kon toeéigenen.
oude Fransche spreuk zegtnoblesse
tyc, Zeer juist. Die meer lusten heeft
i anderen, moet ook meer lasten dragen,
adel geeft verplichtingen; m. a. w. hem
in eer en voorrechten boven anderen
i, moet toonen die gunsten waardig
zijn, moet altoos uitblinken, altoos
igaan in het goede, altoos de leidsman
op den weg naar het betere en hoogere.
te instelling van den ouden adel is in
FEUILLETON.
n 7 vui II 45 u
7 20 urn 12 05
7 4U TUI 10 10
- 10 30
a so
'ij keek op de pendule, het was bijna
uur. Wie kon op dit late uur komen
lord? Dat was niet waarschijnlijk, ge-
fild kwam die over twaalven thuis, en
fas geen rijtuig uitgereden om hem af
fölen. Wie kon het zijn Zou er reeds
-O avond iets gebeurd zijn Dat was
te denken, maar bij den ongewoneu
van lord Rumsdale niet geheel on
lelijk.
'e deur ging open, de kamenier ver
ten op den drempel en meldde, dat zijn
schap zooeven was thuis gekomen en
2 m
rc#ltci»»-TcF Kfi"1
Ig voor vier dnï' r wenschte te spreken,
die verplichting maar al te vaak tekort
geschoten. Het kon wel niet anders. Men
verklaarde immers erfelijk wat geen erf
goed was? In liet algemeen is het dan
ook maar al te waar, wat een Fransch
schrijver heeft opgemerkt, dat de aristo
oratie drie opvolgende tijdperken heeft:
het tijdperk der voortreffelijkheid, het tijd
perk der voorrechten en het tijdperk der
ijdelheden. Moeilijk in de hoogste mate is
het, de voetstappen te drukken, de voor
beelden te volgen van iemand, die zoo
hoog boven anderen van zijnen tijd stond;
natuurlijk dat men, om de tegenstelling te
verbloemen, als het ware eene vergoeding
zocht in aanzien en macht, en, die ver
kregen hebbende, tot een ijdel vertoon
oversloeg.
Willen wij rechtvaardig zijn, dan zullen
wij moeten erkennen dat de aristocraat
van onzen tijd een gewoon raensch is en
dat zijn adel hem slechts verplichtingen
oplegt, wanneer hij er zich op verheffen
mocht. Tot hem, die de wereld wijst op
het blazoen en bet wapenschild zijner
vaderen, zeggen wijnoblesse obligetoon
der wereld welke kracht in U schuilt
wees gij boven allen een strijder voor het
licht en de waarheid. Als hij er zich op
verheft, anders te zijn dan die anderen,
dan zeggen wij: tooD ons dat gij hooger
staat, dat gij wijzer, dat gij beter zijt. En
zoo dat ons getoond wordt en Goddank
dat er nog zijn die de deugd van bet oude
geslacht aan die van bet eigen zedelijk
bewustzijn weten te paren dan zeggen
wij, U erkennen wij als onzen meerdere
en onzen hoogere, niet om kroon of wapen
schild, maar omdat gij Uzelven mensch en
den adel der menschheid gevoelt.
In de constitutie der Bataafsche repu
bliek, die vóór honderd jaren werd afge
kondigd., meende men de voorrechten van
den adel te moeten opheffen Ook onze
grondwet heeft bij hare wijziging in 1848
dergelijke voorrechten afgeschaft. Toch
verleent de grondwet aan het Hoofd van
den Staat de bevoegdheid om adeldom te
verleenen.
Zeer schoon zegt Lenting daarvan id
zijne schets van het Nederlaudsche Staats
bestuur «Zij die zich verdienstelijk hebben
gemaaktjegens het vaderland en den koning,
hebben geen adellijk blazoen noodig om
bij de natie in dankbare herinnering te
leven
En zoo zeggen wij ook die, in welken
kleinen kring, in welken vergeten hoek,
naar de mate zijner krachten streeft naar
iets hoogers dan het slijk van het alle-
daagsche, die dus iets gevoelt van hetgeen
het beteekent, waarlijk meDsch te zijn, in
dien zal ook iets van het ware begrip van
adeldom leven, en het noblesse oblige zal
ook voor hem de kernspreuk van het leveD
zijn.
Als zoo menigmaal, stelt men ook weer
in onzen tijd de begrippen van aristocratie
en democratie scherp tegenover elkander.
Voor ons zijn ze beelden van bet verledene
«Verzoek mijn voogd binnen te komen,"
zeide zij bedaard.
In het volgende oogenblik stapte de lord
binnen bij sloot de deur en kwam toen
naderbij. Zijn gang was slepend, zijn gelaat
was vaal, zijn trekken waren ontsteld. Hij
bleef staan en keek haar verwijtend aan.
„Weet je wat er morgenochtend zal ge
beuren?" vroeg hij dof. „Morgen om acht
uur zullen lord Rumsdale en Carringshliff
duelleeren met pistolen éen van hen moet
er het leven bij verliezen."
Geen spier in haar gelaat vertrok.
„Dat wist ik," zeide zij koel.
«Dat was dus het plan, dat je voor mij
geheim hieldt. Ik weet niet hoe je het hebt
aangelegd, om die twee tegen elkaar in
het vuur te brengen ik wil er ook niet
naar vrageu. Ik wil je slechts éen ding
vragen heb je nagedacht over de gevolgen."
Haar zal ik u later op antwoorden,
vader! Nuwensch ik wel te vernemen, uit
welke bron uw berichten afkomstig zijn."
iiEord Moulberry. een van Rumsdale's
getuigen, vertelde het mij daar straks in
en de toekomst, die vreedzaam moeten
samensmelten. Blijft de historische adel
waarachtig trouw aan het noblesse oblige
streeft de democratie meer naar het onbe
vlekte wapenschild van den eerlijken ar
beid, die hetzelfde devies voert, dan zal die
samensmelting plaats hebben in een edelen
wedstrijd, om den prijs van het waarlijk
nobele.
Binnenland.
Voor de kiezers, die in den laatsten tijd
dikwijls hun plicht als zoodanig hadden te
vervullen en misschien wel eens gemord
zullen hebben omdat zooveel van hen ge
vergd werd, breekt nu een tijdperk van
rust, haast zouden wij zeggen van welver-
dimde rust aan, indien de statistieken van
bijna alle verkiezingen in de jongste dagen
niet zonneklaar aantoonden, dat die rust
voor de grootste helft der kiezers volstrekt
geene behoefte is.
Dit jaar is, aangezien de kieswet wel
niet zal afgehandeld zijn en, zelfs in 't ge
val, dat zij mocht worden aangenomen,
dit jaar niet niet meer in werking kan
treden, geen Kamerontbinding meer te ver
wachten.
De periodieke verkiezingen voor den ge
meenteraad en voor de prov. staten vielen
dit jaar samen, wat niet weder vóór het
eerste jaar der volgende eeuw het geval is.
In 1897 hebben wij voor het eerst weder
periodieke verkiezingen voor den gemeen
teraad, in 98 voor 't eerst voor de prov.
stateD, in '96 geen.
De kiezers zullen dus voor 't eerst
gevallen van tusscheutijds-verkiezingen
wegens sterfgevallen, vertrek uit de provin
cie of de gemeente enz uitgezonderd
zeker niet vóór 1 Januari '96 opgeroe
pen, worden, doch alleen in het geval dat de
kieswet afgekondigd wordt. Dan zal ook
waarschijnlijk eene verkiezing voor den ge
meenteraad moeten plaats hebben, omdat
de kieswet van Van Houten ook deze aan
gelegenheid regelen wil.
Moge dus voor de kiezers, die hun ge
mak nemen, een langdurig tijdperk van
rust aangebroken zijn, die rust zal ook
zeker hun niet onwelgevallig zijn, die in
den strijd der verkiezingen aan de spitse
staan en met alle kracht daaraan deelnemen.
Oe vaak zoo geschokte zenuwen kunnen
dan tot rust komen.
De steden in ons land, waar thans ar
beidsraden zijn gevestigd, zijn Amsterdam,
Bolsward, Dordrecht, Franeker, 's Graven-
hage, Haarlem, Kampen, Leiden enZntphen.
Weldra zullen er ook in Arnhem en Utrecht
gevestigd worden.
Vergeleken met andere landen, zegt de
Prov. &r Ct. staat, wat deze soort van
regeling van den arbeid betreft, staat ons
land zeker niet vooraan in de rij der be
schaafde Datiën.
Deze achterlijkheid wijt het blad vooreen
deel daaraan, dat het voornaamste doel de-
de club. En hoe dacht hij er over Hij was
ontsteld over Rumsdale's handelwijze. Re
ginald beeft den advocaat met de rijzweep
in het gezicht geslagen, erger kan het niet."
»Dus bet gaat op leveu of dood?"
»Kind, gruw je niet voor zoo'n keuze?"
Neen, ik had geen ander middel en heb
er mijn berekeningen op gebouwd. Nu zal
ik u aDtwoord geven op uw vraag, vader
„Je bent vreeselijk, Mary. Zulke dingen
zijn geen speeltuig voor een luchthartige
vrouw. Ze zijn zoo ernstig, dat een ver
standig man eerst na rijpe overweging met
aarzelen er toe overgaat en jij speelt er
mee als een kind met een pop."
„Waart ge een man, vader, en geen altijd
twijfelende dwaas, dan zou het nooit zoover
gekomen zijn, dat ge u op de hulp van uw
kind moest verlaten, om uw doel te berei-
kèn. Ge hebt ons aan den rand van den
afgrond laten komen, zonder iets tot red
ding te doen, en nu ik gedaan beb, wat
noodig was, nu zijt ge nog te lafhartig om
de feiten aan te nemen."
»Kind, kind I Het is verschrikkelijk, dat
zer kamersbeëindiging van geschillen,
bier te lande slechts een zeer gering deel
hunner werkzaamheden in beslag neemt
omdat het gemis aan eeuige wettelijke re
geling hunner bevoegdheden aan hunne
uitspraken alle bindende kracht onthoudt.
Het zijn eu blijven „particuliere arbeids
raden."
De bevolking van Dordrecht bestond op 1
Januari 1894 uit 34 84-7
Donderdag is de vacantie van H. M. de
Koningin begonnen.
Hopen wij dat zij van de weinige vacan-
ties, die haar nog gegeven zijn vóór de
regeeriugbtaak haar wacht, van harte zal
genieten
De Koningin-Regentes heeft de uitnoodi-
ging van deu Raad der gemeente Meppel
aangenomen, om met Koningin Wilhelmina
aan te zitten aan het déjeuner-dinatoire van
gemeentewege in het gebouw der Hoogere-
burgerschool op Donderdag 5 September.
Eene collecte, te Maassluis gehouden,
voor de weduwen en weezen van de ver
ongelukte bemanning van het loggerschip
Rotterdam, bracht IJ32 op, terwijl nog
eenige nadere giften zullen inkomen.
Uit het jaarverslag over 1894 der Kamer
van Koophandel te Rotterdam blijkt dat
het met den goederenhandel dat jaar niet
rooskleurig gesteld was, maar dat Rotter
dam als havenstad op schitterende resul
taten kon wijzen.
Het verkeer nam eene ongekend hooge
vlucht en liet in alle opzichten 1893
toen men ook reeds zoo belangrijke toename
kon vermelden - verre achter zich. Het
aantal der ingeklaarde zeeschepen steeg
met 10 p.cthun gezamenlijke netto-ton-
nenmaat met ruim 16 p.ct. De rivier- en
binnenvaart geeft eene vermeerdering van
bijna 8 p.ct., evënals ook het Rijnvaart-
verkeer, terwijl eindelijk de invoer van
goederen te Rotterdam in 1S94 tegen 1893
is toegenomen met circa 16 p.ct.
Bij kon. besl. is eene Staatscommissie
ingesteld teneinde te onderzoeken of naast
de instelling van eene lijfrenteDbank en
naast de regeling der verzekering tegen
ongelukken maatregelen bij de wet behoo-
ren te worden genomen om te bevorderen
dat werklieden en met dezen gelijk te
stellen personen, die door ouderdom of in-
validiteitongeschiktzijnomin hunonderkoud
te voorzien, recht erlangen op geldelijke
uitkeeringen, en na onderzoek voorstellen
daaromtrent te doen.
Tot voorzitter dier commissie is benoemd
mr. C. Pijnacker Hordijk, lid van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal. Onder de leden
vindt men Kamerleden van verschillende
politieke richtingen, benevens vele mannen,
geschikt om in deze zaak te oordeelen.
jij, zoo'n jong, bloeiend wezen, met koel
verstand, speelt met het leven van een
mensch."
»lk speel slechts om het leven van een
man. Carringshliff moest vallen, als wij
staande wilden blijven. Morgen behoort hij
tot de dooden."
„Meisje, hoe kom je tot die verschrikke
lijke zekerheid Als het anders uitliep en
Het is dwaas, zich met die mogelijkheid
te kwellenlord Rumsdale schiet voortref
felijk, hij is zeker van zijn zaak."
i) En als Carringsliff ging klappen
„Denkt ge, dat ik daaraan niet gedacht
heb Mijn berekening is goed geweest.
Hij kon slechts openbaringen doen, als hij
van zijn eer afstand deed, want iedereen
zou geloofd hebben, dat de vrees voor een
kogel hem den mond geopend had. De
groote beleediging zou hem in woede bren
gen en naar wraak doen dorstenzoo was
ik zeker, dat hij zwijgen zou. En wat ik
voorzag, is gebeurd hij heeft gezwegen."
»Je overmoed en je overleg maken, dat
ik bijna ook hoop ga koesteren. Denk je