HISSIMiSt HE (01R NT 1 No. 66. Maandag 10 Jnni 1805. 33"e Jaargang. BUREAU: Kleine Markt I N°. 187. (Telephoonnummer 10 Prijs per drie maanden 1.Franco per post 1.15. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Postdirecteuren. UITGEVER: F. VAN DB VÉLDE Jr. te Vlissingen. PRIJS DER ADVERTENTIËNVan 1 tot 4 regels 0.40. Elke regel meer 10 cent. Clichés en groot.e letters worden naar plaatsruimte berekend. Benig Agent voor Frankrijk do firma G. L. DATTBE Co., te Parijs. Vcr»cliijnt Dlusdas-, Donderdag' en Zaterdagavond. Abonnementen voor België, Duitschland, Enge land en Frankrijk f 1.06 per drie maanden. tot herziening der personeele belasting. Nadat, sedert het jaar 1841, een vier tal pogingen zijn aangewend, om te voldoen aan de steeds gevoelde behoefte tot algemeene herziening der sinds 1833 bestaande en van tijd tot tijd op ouder geschikte punten gewijzigde wet op de personeele belasting, is thans door den minister Sprenger Van Eijk een vijfde algemeen herzieningsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend, waarover reeds het een en ander in ons blad is mede- De beschouwing van dit ontwerp is om verschillende redenen van groot be- laDg. Onder meer, omdat de regeering hoopt dat de heffing der personeele be lasting op den grondslag van het ontwerp, reeds op 1 Januari 1896 zal kunnen aanvangen, een wensch op welks ver vulling, naar wij vreezen, weinig uitzicht bestaat. Eene andere en meer belangrijke reden is gelegen in de omstandigheid, dat de van deze regeering weldra te verwach ten kiesrechtontwerpen, met het belas tingvoorstel in nauw verband staan. Bij die ontwerpen toch zal, als kenteeken van welstand, in den kiezer te vorderen, het betalen van een zeker laag bedrag in de directe belastingen gevorderd wor den en dus in zooverre het oude stelsel gehandhaafd blijven. Maar de tegen woordige regeling der personeele belas ting levert een zoo onzui veren maatstaf van beoordeeling, dat, zonder wijziging daarvan, de toepassing van het beginsel der te verwachten kieswet onmogelijk of althans zeer moeilijk zou zijn. Zonder de wet op het personeel zal de handha ving van het kiesrecht-denkbeeld van deze regeering dan ook wel niet te verwach- en zijn. Natuurlijk is het zeer wel mo gelijk, dat de wet op het personeel wordt aangenomen en het kiesrechtont- werp toch schipbreuk lijdt. Laat ons hopen dat, zoowel het eene als het andere, be houden in de haven der wetgeving moge landen. FEUILLETON. 31.) Dat was voor hem weder een gunstig teeken, hij zou niet lang meer behoeven te wachten. En inderdaad, toen hij voor de tweede maal langs de inrijpoort kwam, reed het rijtuig de poort uit. De ruiter van zooeven reed rechts, naast de plaats, waar een bloeiende maagd in het rijtuig zat. Een enkele blik was hem voldoende om te zien, wie hij voor zich had. De fami liegelijkenis was te sprekend; dit was alzoo miss Alice Norman, dit meisje droeg met recht den naam, dien zijn bescher melinge zich had aangematigd? Na deze korte politieke beschouwing, kan het werk van den Minister van financiën, zijn eerste arbeid van beteeke- nis, ons terstond bezighouden. Op het oogenblik dat wij met de studie van het ontwerp aanvangen,heeft de belas tingontvanger onsjuist het welbekende be- schrijvingsbiljet voorl895 ter handgesteld. Dit herinnert ons weer dat de personeele belasting eene heffing is op huurwaarde, deuren en vensters, haardsteden, mobilair, dienstboden en paardenmet andere woorden, dat op deze wijze betaald wordt naar gelang van de wijze, waarop men leeft. Maar de personeele belasting is niet alleen eene heffing op den uit- wendigen staat, maar ook op hetgeen er vaak ten onrechte onder verstaan wordt. Men heeft haar steeds gerangschikt onder de zoogenaamde verteringsbelas tingen, maar zij is het inderdaad slechts ten deelezij is het bovendien dikwijls in verkeerden zin De wijze toch, waarop men zich tengevolge van zijn bedrijf moei inrichten, hetzij dan omdat de aard van het bedrijf het vordert, hetzij om het hoofd te bieden aan de mededinging, kan moeilijk als vertering worden aan gemerkt; veel meer en in de eerste plaats als eene poging tot het behalen van ruimere winsten. De voet, waarop men woont en zijn gezin inricht, wordt ook vaak door de omstandigheden geboden en is veelal uitteraard eene noodzakelijke uitgaaf, die niet tot bet inkomen in evenredigheid staat. Voegt men hier nog bij dat de wet, door het belasten van den uitwendigen staat, tevens het licht, de lucht eu andere noodwendigheden van het leven belast, dan is er alle reden om te breken met een stelsel, dat nu reeds zoovele jaren zijne ongelijk matige werking op de schouders der belastingschuldigen heeft doen gevoelen. Wij voor ons zijn er ver van verwij derd met de personeele belasting te dwepen en zouden haar ;n elk geval liever als eene gemeentelijke heffing beschouwen. Nu het blijkt dat de re geering dien weg niet op wilzijn beschouwingen daaromtrent voor 't oogenblik nutteloos, en meenen wij dan ook te mogen aannemen dat haar standpunt, dat de belasting~uitsluitend Hoe kort de tijd ook geweest was, dat hij het gelaat van dit meisje had kunnen zien, hij had toch opgemerkt, dat de uitdrukking er van hemelsbreed verschil de met die op het gelaat van zijn bescher melinge. De trotsche trekken dezer jonge dame misten de vrouwelijke teedere zacht aardigheid, die hij in iederen trek van zijn logé had opgemerkt, en het zwarte haar met die donkere oogen drukten een anderen stempel op haar dan de milde goedhartigheid, die hij bij zijn ougeluk- kige gast bespeurd had. Ook deze jonge dame was schoon, dat zou niemand ont kennen, doch zij scheen veel meer be stemd om bewonderd dan om bemind te worden. Een menigte rijtuigen en menschen scheidden hem dadelijk van het rijtuig, dat aan zijn oog werd onttrokken. Hij had zelfs geen tijd gehad, om goed te zien naar den heer, die naast de jonge dame in het rijtuig zat, of naar den ruiter, die er naast reed. Doch wat was daaraan verbeurd? Niets, want waar als eene verteringsbelasting moet werken, het juiste is. Wel blijft de vertering een onbe trouwbaar terrein, omdat men dan toch altijd in het wezen der zaak het inko men wil treffen en een juiste verhouding tusschen inkomen en vertering dikwijls ontbreekt, en meestal slechts wordt aan getroffen bij den eenvoudigen burger stand, die geen openbaar bedrijf uitoe fent, maar aan den anderen kant staat het vast dat men, door de grondslagen met meerdere juistheid te kiezen, toch altijd voor een deel de voornaamste klippen zal kunnen ontgaan, waarop tot dusver de personeele belasting voort durend strandde. Van de tegenwoordige zes grondslagen, blijven er dan ook slechts drie over: huurwaarde, dienstboden en paarden, die tamelijk onbetwist in het stelsel der personeele belasting tehuis behooreu. Met twee andere haardsteden en mobi lair, die insgelijks worden gehandhaafd, is dit niet het geval. Wat het mobilair betreft, wil het ons voorkomen dat de stelling van den Minister niet onjuist is. De Memorie van Toelichting doet terecht opmerken, dat vjel degelijk behoort te worden gelet op de meerdere of mindere geriefelijkheden, waarvoor de bewoner toont geld over te hebben, doch die niet van invloed zijn op de huurwaarde der woning. Doch wat de haardsteden be treft, zouden wij ons met den Minister minder kunnen vereenigen. Dat bet verwarmen van een groot aantal stook plaatsen even goed als een fraai mobi lair op grooter geriefelijkheid der woning wijst, gaat zeker niet altijd op. 'tls waar dat eene overal goed verwarmde woning geriefelijker zal wezen dan eene niet verwarmdemaar bet is evenzeer waar, dat men dikwijls verwarmt met het oog op bijzondere omstandigheden die, wanneer ze niet aanwezig waren, de verwarming zouden doen nalaten. Men hangt in dit opzicht af van de wijze van inrichting der gebouwen, van de streek waar men woont, van de voch tigheid der woning, vooral ook van den gezondheidstoestand en de lichamelijke eischen van het gezin. Het schijnt ons dan ook niet afdoende, dat de haard steden blijkbaar vooral zijn behouden schijnlijk zou hij nooit met een van bei den in aanraking komen. Hij had zijn doel bereikt, hij wist nu, dat er twee personen bestonden, die zeer op elkander geleken, die beiden beweerden Alice Norman te heeten. Een van deze twee moest dus een bedriegster of een waan zinnige zijn. Hij wilde naar huis terug- keeren, maar hij bedacht zich. Hij had de livrei van den lord nog niet goed be keken, het kon ter eeniger tijd nattig blijken, dat hij daarvan notitie had ge nomen. Het rijtuig was weg, bij den koetsier kon hij de livrei niet inoogen- schouw nemen. Hij keerde daarom terug en bemerkte in de inrijpoort den portier, die met een paar bedienden stond te praten. De livrei van lord Norman's dienstpersoneel was lichtgrijs met zilver. Zoo had Walther dan gedaan, wat hij zich voor dezen Zondag tot taak gesteld bad. Een oogenblik dacht hij er nog aan den terugkeer van het rijtuig af te wachten, maar daar zag hij van af. Hij wist nu hetgeen hij wilde weten, toen om de hooge opbrengst, waarvan het gemis eene hoogere heffing op andere grondslagen, bv. huurwaarde, noodzake lijk zou maken. Binnenland. Een zich noemende „X Pert" heeft in het Haagsche Dagblad een hoofdartikel geplaatst, waarin hij betoogt dat met den ijzeren scheepsbouw fiasco is gemaakt; In de jongste vijf weken merkt hij op viel het verlies te betreuren van acht ijzeren of stalen schepen en 25 menschenlevens. De schrijver beweert dat zulke gevallen te voorkomen zouden zijn indien men sterker, meer zeewaardig bouwde, en zegt verder dat de tegen woordige schepen te lang en vormeloos zijn, zoodat ze niet kannen draaien, noch eenigszins spoedig hun vaart stuiten. Terwijl een schip van den ouden stem pel, dat gebouwd was met de verhouding van lengte tot breedte als drie tot éen, slechts eene scheepslengte vooruit ging bij het maken van een draai van 90 graden, beschrijft een stoomboot met verhouding van 10 tot 1 een cirkelboog van acht scheepslengten eer zij 90 graden van koers veranderd is. De schrijver verklaart geen be zwaar te hebben tegen het ijzer of staal, daar deze als bouwstof verre, zeer verre boven het hout staan, ook niet tegen de grootte der schepen, want on tegenzeggelijk is een groot schip op den Oceaan veel zeewaardiger dan een klein, mits de vorm goed zij. Waar hij echter wel bezwaar tegen heeft, is tegen den zwakken bouw der scheepszijdeotegen de ondoelmatige plaatsing der water dichte schotten, tegen den onpractischen vorm der tegenwoordige ijzeren en stalen schepen. De schrijver roept allen op om met hem den strijd aan te binden tegen deze wijze van schepen te bouwen, welke zoo menig menschenleven en zoo menig schip kostte. Hij wenscht dat het publiek in dien zin bewerkt worde dat geen ijzeren schip meer worde gebouwd of voor Ned. rekening aangekocht, -dat niet geeft sterkere zijden, waterdichte schotten langsscheeps, in een behoorlijke verhou ding van lengte en breedte. Hij eindigt hij zijn tocht ondernam. LaDgzaam voortwandelende, richtte hij dus zijn schreden naar de naaste stand plaats voor huurrijtuigen, om zich in een vigelante naar huis te laten rijden. Geen twintig schreden had hij nog ge daan, toen een heer die hem inhaalde, den hoed voor hem afnam en beleefd groette. Bij den wedergroet keek hij ter zijde en zag den advocaat CarriDgshlirf naast zich. Walthers gelaat veranderde of een ad der hem gebeten had. De ander scheen daar echter niets van te bemerken, zijn gelaat toonde niets dan de gewone hof felijkheid, alleen voor een kenner lag om zijn dunne lippen een uitdrukking van hoonend leedvermaak. De advocaat liep naast hem voort en begon een ge sprek, iets, wat Walther zeker nooit zou gedaan hebben. vHet speet mij wel, dat ik u niet te huis trof bij mijn laatste bezoek ten uwent, mijnheer Lund," zeide hij op een toon, alsof hij het oprecht meende. «De

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1895 | | pagina 1