VL1SSI\(«S(II1 COURANT. I ios, 111 Co., I i«A BESttiï, ÏNGRINT. voorraad HAMMEN •ma P. H.v. HOEDEN odelhoeden No. 49. Bovenhuis n met succes dijk 100. nstbode lijke Dienstbode Vrijdag 26 April 1895. 333te Jaargang. J. BEKKER, 5tads Muziekmeester, pril 1895. UITENDE 121. \dstraat- Wolstraat jen Winkel heeft pgerijen, Natte- en Borstelwerk, Zee- iverwante Artikelen, le prijzen. ette en prompte bedie- ;ich minzaam aan. :e, magere model.) ud, H. 42. elde aanvoer van iche en Duitsche CHELKOLEN, bene- 11ET NOOTSEOLEN, IIBACT ZOON. in de nieuwe 3RUSSEL. beleefde aanbeveling, 43 (boven). en van alle gemakken, fdezer courant. 'wWWwWww ABRIKANTEN 20.p.m. J - 25.— m' -25— -30.— ky - 40- - 40- tos - 50- I - 60.- 0 Th. KAMERMANS Jr. Aan betzelfde adres tfSTBODE [OEMANS, Beursstraat, gezin van 2 personea 'taardige Iden. Goed loon, vrien- i 1 Mei a. swegen^ tegenwoordige. Adres' 155. (Telephoonnummer 10) Binnenland. Vlissingen, 25 April. Te Deventer is op de beide Paasch- dagen een congres gehouden van sociaal democratische arbeiders, waarvan de Prov. Gron. Ct de volgende vleiende getui genis aflegt „Er werd niet geranseldde politie behoefde niet tusschenbeide te komen de vergadering had haar normalen loop en haar voorgestelden duur. Er viel geen Roode Duivel uit te bannen er werd niemand, althans geen enkele partijge noot, voor dief uitgescholden. Men liet de redenaars ongestoord uitspreken de zaken werden niet onder personaliteiten begraven de onderwerpeu met eenstem migheid zakelijk afgedaan. Ja, men ein digde zoowaar met de toch wat al te zeer naar de bourgeoisie riekeude „weder- zijdsche plichtplegingen." Overigens verschilde het programma der nieuwe partij weinig wat afwijkt van sociaal-democratische wenschen elders. Slechts was een opmerkenswaardig ver schil waar te nemen, waar uit het pro gramma was weggelaten de afschaffing van het koningschap, een eisch, die vroe ger op alle programma's, hetzij van par lementaire- of niet parlementaire socia listen strijk en zet voorkwam en nu laatstelijk door den beer Domela Nieuwen- huis c s. te Amsterdam met het werpen van strooibiljetten werd bepleit. Die weg lating was echter niet geschied, omdat het koningschap genade heeft gevonden in de oogen der nieuwe partij, maar om dat men vreesde dat aan een programma, waarin deze eisch werd uitgesproken, geen rechtspersoonlijkheid zou worden verleend en ook omdat die opneming velen van het socialisme afkeerig zou maken. Men moest nu eenmaal, aldus klonk het zeer opportunistisch, rekening houden met het «Oranje-vooroordeel" en der bour geoisie niet het wapen in de hand geven van de socialisten tegenover het koning schap te plaatsen. De socialisten van de nieuwe richting toonden dus zeer goed te weteu welk eene macht het koningschap, in Nederland zoo waardig vertegenwoor digd, nog is. »Als", zegt de schrijver, «men later propaganda gaat maken voor de sociaal democratische partij bij de verkiezingen als anderszinsals de afgevaardigden dier partij straks op het Binnenhof hunne denkbeelden mochten bepleiten, dan zal het goed ziju met kracht te herinneren aan de redenen, waarom de afschaffing van het koningschap uit het strijdprogram werd geschrapt. Misschien zal het dan die partij berouwen, dat zij maar niet den royalen weg beeft bewandeld en zal het blijken, dat de uitgesproken en geboek staafde toelichting een erger „wapen in FEUILLETON. U.) «Het is te betreuren, miss, dat ge uwerzijds zoo een voorval opvat, dat zich op geheel natuurlijke wijze liet verklaren. U miskent eenvoudig mijn positie in de maatschappij. Met mijn verstand en raad gevingen dien ik de menschen om geld te verdienen, dat is waar, maar dat sluit volstrekt niet in zich, dat mijn burgerlijk beroep mij de aanspraken doet verliezen op de behandeling als een wel opgevoed gentleman." Die opvatting moge voor u voldoende zijn, mijnheer Carringshliffik wensch u er geluk mee, als ge daarmee tevreden handen der bourgeoisie"is dan het punt „afschaffing van het koningschap" in het strijdprogram ware geweest." De geschiedenis geeft dezen schrijver gelijk. Eene partij, die, om op het kussen te komen, hare beginselen tijdelijk liet rusten of de vlag niet omhoog hield, zoo dat elk kon zien wat haar program was, is het op den duur nooit goed gegaan De Residentiebode kan maar niet ge- looven dat minister Van Houten zoo on verstandig of zoo weinig grondwetlievend zou ziju om in zijn kieswetsontwerp, zoo als de Haagsche correspondent van de N. Gr. Ct. mededeelde, het kiesrecht toe te kennen aan vrouwen, voor zoover zij hoofden van gezinnen zijn of belasting betalen. Daargelaten of het bericht van dien cor respondent op waarheid berust, moet het toch bevreemding wekken dat de Residen tiebode zoo iets van den tegenwoordigen minister van binnenlandsche zaken niet verwacht. Het zeer radicaal verleden van den heer Van Houten geeft toch allen groud van hem te verwachten, dat hij zal trachten iets van zijne geavanceerde begrippen in wetsontwerpen te belicha men, en als deze minister dus aan de vrouw eenig recht wil geven in de po litieke wereld dan blijft hij slechts con sequent aan zijne beginselen Of hij niet onverstandig zou handelen met die be ginselen in deze Kamer ingang te doen vinden, is eene vraag, die voor 't oogen blik niet aan de orde is, daar nog moet bewezen worden dat de minister werke lijk van plan is eene nieuwigheid, als het invoeren van kiesrecht voor de vrouw is, in onze wetboeken een plaats te doen vinden. Wat wij wèl van hem mogen verwachten is, dat hij ook de noodige aandacht zal schenken aan de zich steeds meer uit breidende beweging onzer dagen voor het toekennen aan de vrouw van meerdere burgerlijke rechten en aandeel in het staatsbestuur, welke, men moge haar ver- oordeelen of met haar dwepen, toch ook als zoo menig ander vraagstuk naar op lossing vraagt. De vereering van generaal Vetter gaat reeds zoover, dat het denkbeeld reeds ge opperd is hem een zetel aan te bieden in de Tweede Kamer. Waarschijnlijk heeft men zich niet vergewist of de generaal daartoe de noodige vereischten bezit en of hij zich wel op zijn plaats zou gevoelen op het strijdterrein, dat de Tweede Kamer aanbiedt en zoo geheel anders is dan dat, waarop hij zich zoo uitstekend bewoog. Beter zou hem zeker lijken, zooals de Avondpost voorslaat, de eerst openvallende plaats in den Raad van State, waar hij in de afdeeling voor militaire zaken eene meer verdiende plaats zal innemen dan menig lid, dat daar voor het eerst over militaire aangelegen heden zijne gedachten moest laten gaan. Dat gevangenen om eroede redenen be zig moeten gehouden worden, wie zal dat niet goedkeuren. Maar dat zij met hun goedkoopen arbeid, zoo goedkoop omdat hun daarvoor bijna geen loon betaald wordt, in een schadelijke concurrentie met de industrie treden, zal wel minder goedkeuring erlangen. Den minister van justitie schijnt dit bedenkelijk verschijnsel ook opgevallen te zijü, daar hij eene commissie heeft ingesteld om te onder zoeken in hoever door arbeid in gevan genissen en rijkswerkinrichtingen wordt afbreuk gedaan aan den arbeid in de vrije maatschappij eu welke maatregelen moeten aangewend worden om de aldus gevoerde concurrentie tot zoo gering mogelijke afmeting te beperken. Deze minister van justitie doet dus pogingen tot staking van een kwaad, waarop de aandacht reeds jaren geleden gevestigd was. Het voorloopig door Burg. eu Weth. alhier opgemaakte kohier van den Hoofdelijken Omslag te Vlissingen voor het jaar 1895 bestaat uit 34 klassen. De percentage is 3.1499°/a over den omslag van 34000, waarbij 7% voor oninbare posten ad f 2380, te zamen 36380. De belasting voor hen, dieindelekl. naar een inkomen van 401 tot 450 zijn aangeslagen, bedraagt f 0 786 en de hoogste of 34ste klasse, naar een inko men van f 16201 tot f 17200, bedraagt 513.43. Door de 105 werklieden hier ter stede, die bij hunne patroons op loonsverhooging aan drongen en daarop het ons reeds bekende antwoord ontvingen, is aan het bestuur der Vlissingsche Patroonsvereeniging Bouwkring de volgende repliek gericht: >Ia aulwoord op uw geëerd schrijven, doet bet ons genoegen n tc kunneu verzekeren dat het door u ge noemde onder A. D en C. onze ro'le instemming heeft Aileeu zij het ons vergund, wat aangaat het misbruik maken vau sterkeu drank, u beleefdelijk opmerkzaam te moeten maken hierop, dat het toch niet aangaat den workman een verwijt to maken van iets, wanriu de pa- troun zoo vaak voorgaat, door zelf drank te gebruiken of bij bijzondere gelegenheden de flescli le laten roud- gaau In de tweede plaats mogen wij zeker wel teu diepste ons leedwezen betuigen over uwe verklaring dal ons verzoek voor geen inwilliging vatbaar is. Dit is ons een biltere teleurstelling. Wij meendeu dat een werkman aanspraak had op een loon, dal hem in staat stelt in eer en fatsoen als mensch ta leven, eu dat de patroons het zich een voorrecht zouden achten hnune werklieden door eene rechtvaardige loonsregeling voor zorg en druk te helpen vrijwaren. U y hadden gehoopt, dat ons billijk en door den nood ingegeven verzoek weerklank eu sicnn zou hebben ge vonden bij n. dia, ofschoon onze meeideren iu stand, toch menscheljk gevoel bezit, evengoed als wij en weet wat uw medemensch toekomt. Tot tweemaal toe wordt io nw schryveu uitgedrukt, dat Gij aan billijke eischen wilt tegemoet komen. Wel nu, mogen wij dan op grond daarvan, met gepuste vrij moedigheid, maar met aandroDg u nogmaals de vraag voorleggen, of ons verzoek om loon voor ons werk en zijt, doch ge veroorlooft mij wel, aan mijne verklaring te blijven vasthouden." »ik laat dan alles verder aan u over, maar om een einde te maken aan dit gesprek, dat voor u en voor mij zeker niet aangenaam is, wil ik mij veroor loven u op te merken, dat uwe inzichten geheel in strijd zijn met die van mijnheer uw oom." Vóór het woord oom wachtte hij een oogenblik en sprak het toen met bij- zonderen nadruk uit. Een rilling liep haar over de leden, wel bijna onmerkbaar, want zij had zich zelve goed oDder bedwang, maar zij kon niet verhinderen, dat haar wangen doods bleek werden. En toch dwong zij haar stem tot kalmte en vastheid, toen zij antwoordde: „Herhaaldelijk hebt gij er op gewezen, dat mijn oom een ander in zicht heeft omtrent het besproken punt, dan ik. De liefde en dankbaarheid, welke mij aan rniju naasten bloedverwant ver binden, verplichten mij althans in de eerste weken van mijn zelfstandigheid niets te doen zonder zijn raad in te winnen." «Zooeven scheen u weinig genegen, om u naar zijne wenschen te schikken, miss I" „Dat was niet goed gehandeld, zooals ik bij nadere overweging inzie. Doch, mijnheer Carringshliff, daarmee wil ik niet zeggen, dat ik geheel afzie van het besluit, dat ik u heb kenbaar gemaakt. Neen, ik wil eerst het oordeel van miju oom vernemen over mijn plan, voordat ik het ten uitvoer breng. Vóór de mondig- verklaring hebben wij nog eenige weken om rijpelijk over alles te kunnen na denken." Dat zal voor allen, die in deze zaak betrokken zijn, van groot gewicht zijn, miss. Als u met mijnheer uw oom beraadslaagt, laat u dan ik verzoek het u dringend laat u dan door hem de verzekering geven van het feit, dat ik met al zijne plannen en aangelegen heden volkomen bekend ben. Hij zal zeker geen bezwaar hebben, om de waar om een eerlijk bestaan voor ons en onze gezinnen dan niet ten volle billijk en rechtmatig is Mogen wij' dan bescheideulijk vragen, wanroin iu uw aclirijven geen enkele reden staat opgegeveu, waarom de loonstandaard niet verhoogd kan worden en wat verkeerds wij toch doen met- eeu behoorlijk bestaan tc vragen als mensch Gij schrijft, dat gij u als patroons met dit uw besluit verantwoord acht voor uwe werkgevers Mogen wij dan met allen eerbied u vragen of gij het ook kunt verantwoorden voor uw geweten en voor God dat de arbeiders, die onder owe hoede en opzicht staan, door te lage loonen met linuue gezinnen verkee- reu iu druk en kommer Mogen wij er eerbiedig om verzieken, dat gij u op de hoogte wilt stellen met de behoeften van een arbeidersgezin iets wat zoo zelden door patroous geschiedt en waardoor zij zóo oobekeud blijven met onze vaak bedroevende omstandigheden. Persoonlijke plichtsbetrachting tegenover patroons, zoo schrijft gij behoort er te zijn. Dit erkennen wij van ganscaer harte Maar hebben dan ook de patroons geen verplichtingen tegenover hunuc arbeiders? Zijn dan ook van Gods wege de patroons niet geroepen .- lo. Voor de belangen der arbeiders (dat ook hun eigen belangen zijn) te zorgen zo. Hun arbeiders te beschermen tegen leed, zoo stoffelijk als geestelijk, voor zoover zij dat kunnen 3o. Daartoe hunne arbeiders te beschouweu als rrensch en niet als lastdier of werktuig? 4o. En daarom op beu toe te passen het gebod der naastenliefde en bet bevel om hen recht te behandelen en ziju luou niet in te bonden, geheel of gedeeltelijk? Met vrijmoedigheid durvru wij u dit alles nog eeoa in overweging geveu, in de hoop, dat gij alsnog door loonsverhooging ons zult willen helpcu uit onze moei lijke, onrechtvaardig op on9 drukkende, omstandigheden. Met de meeBle boogachtiug enz." Hr. Ms. fregatschip Atjeh, bestemd om de Koninginnen op liaar reis naar Enge land te begeleiden, is Woensdag morgen alhier ter reede gearriveerd. Naar wij vernemen, vertrekken HH. MM. morgen (Vrijdag) avond van Am sterdam en zullen te 7.10 per trein alhier arriveeren. Voor rekening van de Maatschappij tot exploitatie vau Staatsspoorwegen wordt ten behoeve van H. M. de Koningin van Engeland, die a. s. Dinsdag alhier uit Darmstad zal aankomen, een houten be vloering gelegd van af het salonrijtuig tot aan den ingang naar de hal en ver volgens van daar naar het jacht Victoria and Albert. Ter begeleiding van H. M. worden nog verwacht de Osbornehet Trinity-jacht Irene en twee ramschepen. De officieren-machinist der le en 2e klasse, J. A. Goetz en J. Smit, worden met 16 Mei respectievelijk geplaatst bij de conservatie in de directie der marine te Amsterdam en gedetacheerd bij de fabriek van de Koninklijke maatschappij „de Schelde" te Vlissingen, terwijl de officier-machinist der 2e klasse J.H. Gijzen belast wordt met het dagelijksch toe zicht op de verdere gereedmaking en opstelling van alle werktuigelijke inrich tingen aan boord van Hr. M. pantserschip Kortenaer. Gisteren morgen zijn hier per mailboot Prinses Marie gearriveerd graaf en gravin Lenau met gevolgd, die hun reis per aansluitenden mailtrein vervolgden. heid hiervan te bevestigen." Ten tweede male werden de wangen van de jonge dame doodsbleek. Wat de advocaat zeide, klonk zoo onschuldig en toch moest het voor haar een gewichtige beteekenis hebben, dat was aan het ver- bleeken wel te zien. Zij zweeg -- hetzij dat zij in haar aandoening geen passend antwoord kon vinden, hetzij dat zij Carringshliff wilde beduiden, dat zij bun gesprek wilde af breken. De advocaat nam het laatste aan, stond na een zeer kleine pauze op en maakte een diepe buiging voor de jonge dame. Voor deze maal dankte zij hem echter niet met een trotsch hoofdknikje; zij stond op en dankte volgens de regelen der conventioneele beleefdheid. Er speelde een lachje om zijn dunne lippen, toen hij zag, hoe zij haar trotsch- heid bedwong, doch dit teeken van te vredenheid duurde slechts een oogenblik. Toen hij naar de deur ging, keek hij weer even ernstig als altijd. Zijne ge-

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1895 | | pagina 1