\1ISSI\(iS(II1 COURANT.
d Nummer
an den hevel.
intiën
ijsconr. Ir. ud aratis.
HGOURS
3 Maart 1895,
r
stbodo, P.O.,
No. 36.
Maandag 25 Maart 1895.
33te Jaargang.
Armoede en Armenzorg.
gsblad bevat
inderhandelaar,
met illustratie).
LRIiO.
de
tider gebracht.
illustraties),
beroemden roman
'an Rider Haggard.
O-S P E L,
(met illustratie),
aet illustraties).
E.
w Prijsraadsel,
lAKRÜBRfEK.
'ug Comptabiliteit (illustra-
iron, (illustratieOnder
Anecdote. Een radical
lif, Een jachtverhaal.
- Toen do vork in gebruik
age weddenschap Wat 't
duidt. Prijswinnaar vlo
re aan 't woord tOR»t komen,
Oplosaing van raadsel
39or filluetratie). Eea
Iratie Mcdedeclingcn.
elt zich aan voor het be-
\A N TIEN op Beure-
Hui eenInboedels, Koop-
en Land-, Rivier- en
BBS3SB.
i Bierkade, D. 5,
-OP-ZOOM
BE WASSCniB.
1ROÏTEN,
r abonnement.
worden op aan»
'erstrekt bij den
I. ASSELBERGS C*.
OUW
igrijk bedrag kunt
u, door Uwe Ko-
mestibles enz. enz,,
e bekende Magazij-
Grz., Leeuwarden.
liairaal 4e Ruüter."
lie prijzen. Inleggeld
Vonds 8 u. precies.
Lidmaten,
Ruime keuze.
Bijbelgenootschap,
van prijs, bij S.
inderijstraat.
gevraagd,
WOONHUIS, huur-
per week. Adres
blad.
met lo April ge-
Jke, nette
jaar, groote wasch
loon. Adresbureau
(Telephoonnummer 10)
0^^ Zij, die zich met het volgend
kwartaal, aanvangende 1° April a.s.,
0p de Vlissingsche Courant abonneeren,
ontvangen de nog tot dien datum ver-
schijnende nummers gratis-
III. (Slot.)
Van een geheel verkeerd beginsel ging,
onder den iuvloed der staatsomwenteling
van 1795, onze eerste constitutie, die van
1798, uit. Daarin werd uitdrukkelijk
voorgeschreven dat de maatschappij, be
doelende in alles de welvaart van al hare
leden, arbeid verschafte aan de nijveren
en onderstand aan de onvermogenden
dat moedwillige lediggangers daarop
geene aanspiaak hadden, en de maat
schappelijke samenleving de volstrekte
wering der bedelarij vorderde. Hier wa
ren dus zeer goede gedachten aan zeer
slechte beginselen samengekoppeld, die
men later terecht heeft laten varen.
Het is volkomen waar dat de maat
schappij in alles de welvaart van hare
leden moet bedoelen, maar het is geheel
onjuist, dat de staat gehouden is arbeid
te verschaffen, om de zeer eenvoudige
reden dat daarmede het doel toch niet
zou worden bereikt. Die werkverschaffing
is niets anders dan een vorm van bedee-
liug en wel een zeer slechte vorm.
In de eerste plaats toch zal het dik
wijls voorkomen, dat de Staat arbeid
onderneemt als mededinger van de bij
zondere nijverheid, waardoor die nijver
heid benadeeld wordt. In het tegenover
gestelde geval, worden namelijk werken
ondernomen, die niet direct nuttig zijn,
dan is er eenvoudig sprake van eene be
lasting want de uitbetaalde loonen zullen
uit de gewone staatsinkomsten moeten
gevonden worden. Daarbij komt dat men
zeer dikwijls met minder bekwame en
minder geschikte lieden, die de deugde
lijkheid van het werk zeker niet zullen be
vorderen, zal moeten werken en aan meer
bekwamen en geschikten indirect het
werk onthouden zal. Men denke verder
nog want er ziju tal van bezwaren
aan de moeilijkheid om de te onder
nemen werkzaamheden over het gansche
land zoodanig te verdeelen, dat de wer-
keloozen overal tot bekoming van werk
in staat gesteld worden.
Dit brengt ons van zelf weer terug
op liet werkje van mr. Uitterdijk en op
hetgeen door hem tot verbetering van
werkeloosheid en tot voorkoming van
FEUILLETON.
1-)
i.
De mist, die Londen gedurende een
groot deel van het jaar in een sluier
hult, was dien dag minder dicht geweest
dan gewoonlijk. De lente begon te nade
ren, het was April doch de Maartsche
buien waren nog lang niet voorbij. Het
was reeds lang na middernacht. De lan
taarns wierpen haar onvoldoend licht op
de natte straten, waar nu en dan de
Voetstappen weerklonken van personen,
die zoo laat hunne woning opzochten of
die als veiligheids-politie hunne ronde
deden.
Naarmate men zich van de City ver-
armoede aan de hand wordt gedaan. Is
het ons aangenaam daarbij in sommige
opzichten met hem te kunnen medegaan,
wij doen dit toch slechts onder voorbe
houd van hetgeen wij in een vorig op
stel hebben opgemerkt omtrent de nood
zakelijkheid om door passende middelen
de onevenredige toeneming der bevol
king tegen te gaan. Zonder dit zullen
de aangeprezen middelen altijd slechts
half baten.
Dit zijn we volmaakt met den schrij
ver eens, dat het een gruwel is, te zien
hoe de volken, jaar in jaar uit, het groot
ste deel van wat aan belastingen wordt
opgebracht, besteden aan leger en vloot
en zóó een groot deel van het nationaal
vermogen daaraan opofferen, terwijl alle
takken van nijverheid en bedrijf door
den druk der belastingen kwijnen.
Voorzeker, in het kleine Nederland,
dat al even hard meedoet als de ande
ren, moest geen volksvertegenwoordiger
worden gekozen, die van dien gruwel
niet doordrongen is. Waarom maakt men
er geen einde aan
Schrijver komt ook op de opvoeding van
het volk en zucht over bet misbruik van den
sterken drank, die een belasting van
ruim 26 millioen 'sjaars, grootendeels
door de mindere bevolking opgebracht,
in de schatkist brengt.
Schrijver wil de gebreken van mis
bruik van sterkendrank en van onbe
raden huwelijken en dergelijke,verbeteren
door de opvoeding van het volk. Dat
is nu wel heel mooi gezegddoch, is
het praktisch P Wat het laatste betreft,
hierover spraken wij reeds, en wat het
eerste aangaat, wanneer de wetgever
geen afdoende maatregelen neemt, b. v.
door de vervanging der halfbakken zoo
genaamde drankwet, dan komen wij er
niet. Doch over dit onderwerp hopen
wij nog wel eens in bijzonderheden te
spreken.
Liggen, vraagt schrijver, waar hij
verder in de middelen van herstel door
dringt, niet honderdduizenden hectaren
heidegronden woest daarneder? Een
deel daarvan werd door het domeinbe-
stuur in 1843 overgedragen aan de ge
meentebesturen, waar ze gelegen zijn, en
schrijver noemt het schandelijk, dat de
betrokken gemeentebesturen van regee-
ringswege niet gedwongen zijn, om de
gronden te bebosschen of aan anderen
tegen matigen prijs ter bebouwing af te
staan.
Men moet echter niet vergeten, dat
dit met het vraagstuk der armoede slechts
in een zeer verwijderd verband staat. De
ontginning der woeste gronden, de droog
makerijen enz. juichen wij van ganscher
harte toe. Daardoor zal de nationale wel
vaart niet verminderendaardoor zal
wijderde en Southwark naderde, werden
de straten eenzamer, de voetgangers
schaarscher.
Southwark is hepaald het minst fraaie
gedeelte der stadeen dichte huizen
massa, vol fabrieken. Eerst in de buiten
wijken wordt het aanzien beter. Daar
treft men kleinere, meer sierlijke huizen
aan, met kleine tuinen en grasperken.
In éen dezer straten van Southwark
liep in dit nachtelijk uur een jonkman.
Zijn stap was licht en vlug, het slechte
weer scheen zijn vroolijke luim niet te
bederven, want nu eens floot hij een
bekend opera-deuntje, dan weer herhaalde
hij de melodie halfluid met zijn aange
name tenorstem. Juist brak de maan
door de wolken en wierp haar licht op
de straten, die ondanks de brandende
lantaarns tamelijk duister waren.
»Daar was het al weer!" sprak de
jonkman zacht en hij bleef staan om op
merkzaam naar de overzijde der straat
te zien. »Wat mag dat toch zijn? Het
lijkt wel een kleine, witte wolk, die
aan velen gelegenheid worden gegeven
om te wonen en te werken. Maar of
dit nu direct helpen zal voor de armoede
en of de werkloosheid er door zal ver
minderen, dit is toch eene geheel andere
vraag, die wij niet zoo aanstonds toe
stemmend zouden durven beantwoorden.
Dit ziet trouwens op veel van hetgeen
de schrijver zegt. Wij zijn het volmaakt
eens over de wenschelijkheid van wette
lijke bepalingen tot beveiliging der ar
beiders in werkplaatsen en fabrieken,
tegen ziekte en ongevallenover de
wenschelijkheid van een streng staats
toezicht op verzekeringsbussenvan
kamers van arbeid enz., want wij zouden
hier nog veel bij kunnen voegen wat
de schrijver niet eens opnoemtmaar
wi,betwijfelen of dit wel zoo direct in
bewekking staat tot de armoede, zooals
wij die kennen en willen bestrijden. Wij
zien ook hier slechts een verwijderd
verband.
De slotsom waartoe wij bij elk on
derzoek steeds komen, is deze, dat de
wezenlijke armoede gelukkig nog niet
zoo groot is als ze schijnt dat men de
bedelarij als beroep geheel afzonderlijk
moet beschouwen en daaraan ten spoe
digste door afdoende maatregelen, die men
ten volle in zijn bereik heeft, een einde
moet makendat dan eerst de armoede
in zijn wezenlijken omvang bekend zal
zijn en zich vertoonen zal in hare ware
gedaante en op hare ware plaats, en,
dat deze te helpen, maar ook voor het
vervolg te verminderen en zooveel moge
lijk te voorkomen door de middelen, die
wij in hoofdzaak in bedenking gaven,
de ernstige taak is van wetgever en
fceótuur.
Binnenland.
Vlissingen, 23 Maart.
Het N. v. d. D. zegt naar aanleiding
van den raad, dien onzen minister van
buitenlandsche zaken in de Tweede Ka
mer bij de discussién over de motie-
Dobbelman gaf, n.l. om in dezen tijd van
malaise den moed niet te verliezen, daar
men met kloekheid tijden van nood te
boven komt, het volgende
Laat ons den Minister dankbaar zijn,
dat hij met een enkelen volzin gezegd
heeft, waar het eigenlijk op staat. Dat
gepraat en geklaag brengt niemand ver
der. Diealgemeene roep, dat de toestanden
ellendig zijn, maakt de ellende nog erger.
Zoo oppervlakkig een optimisme is, dat
alles maar van den lichten kant bekijkt,
zoo verlammend is een pessimisme, dat
zich het hart ophaalt aan het afbreken
en afkeuren van alles. Heil den profeet,
plotseling voor mij komt en dan weer
verdwijnt. Het schijnt wel een mensch
te zijn, maar die vlugge bewegingen, nu
weer aan de eene dan weer aan de andere
zijde der straatneen, het zal een dier
zijn, dat zijn verblijf ontvlucht is."
Hij vervolgde zijn weg en hoorde in
de verte aan de overzijde een man met
zwaren tred naderen.
Daar vloog de verschijning haastig en
zonder gedruisch de straat dwars over
om den naderenden man te ontwijken.
Het was nu slechts vijftig schreden
vóór hem.
Het scheen een jonge vrouw, klein van
postuur en in zeer lichte kleeding. Daar
kwam juist weer een wolk, die de maan
verduisterde, de regen stortte bij stroomen
nederhij zag niets meer van de ver
schijning.
Flink doorstappende ging hij aan de
overzijde den politie-agent voorbij, dien
hij in de verte had hooren aankomen.
Deze bleef echter niet staan en keek niet
om j achter hem stak het geheimzinnige
die zijn volk en zijn tijd wijst op hunne
tekortkomingen wee den laften mop
peraar, die klaagt uit lust tot klagen.
De tijden zijn slecht, wij weten het.
Doch de beste burger is hij, die daarover
niet spreekt dan wauneer het hoognoo-
dig is, maar intusschen de handen uit
de mouw steekt, en zichzelf aangrijpt
om te doen wat hij kan. Land en stad
hebben nog te beschikken over kostelijke
krachten. Nederland beeft nog zijn be
roemde geleerden en kunstenaarsheeft
nog zijn «stillen in den lande", die zonder
veel ophef huns weegs gaan, maar in
tusschen den schat van godsdienst en
deugd bewaren, zonder welke een volk
te gronde gaatheeft nog in zijn volks
karakter adellijke trekken Nederland,
dat polder- en kikkerland, dat echter
volgens Busken Huet en die kon het
weten het schoonste land van de
wereld is, heeft nog te beschikken over
de rijkste bronnen van bestaan, bronnen,
waarop andere natiën jaloersch zijn.
»Met kloekheid komt men tijden van
nood te boven", zei de Minister. Juist,
zoo is hetMet kloekheid en niet met
Dat Nederland moed vatteEn als het
zichzelf helpt, ziehier een ander woord,
dat waarachtig is zal het geholpen
worden door God 1
De stemming over de motie-Dobbel-
man in de Tweede Kamer heeft het
bewijs geleverd, dat de tijd voor het in
voeren van beschermende rechten voor
Nederland nog vooreerst niet gekomen
is. De Kamer heeft ondubbelzinnig uit
spraak gedaan door de motie met eene
aanzienlijke meerderheid te verwerpen.
De voorsteller, de heer Dobbelman, schijnt
dit reeds vermoed te hebben, toen hij
zeide dat bet hem reeds genoeg was de
aandacht op de door hem voorgestane
zaak te hebben gevestigd.
Uit de stemming is gebleken dat al
de lib. leden, met uitzondering van twee,
de heeren Van Kerkwijk en Zijlma, tegen
bescherming zijn. Daarentegen stemden
al de katholieken vóór, de heer Schaep-
man en de heer Bahlman waren onder
hen de eenige tegenstemmers. Een
zevental anti-revolutionairen stemden voor
de motietwee er tegen.
De N. H. Ct. berekent dat als al de
Kamerleden er ontbraken er een vijf
tiental van hun gevoelen hadden kun
nen doen blijken, men zou krijgen 65 of
66 stemmen tegen en 34 of 35 voor de
motie.
Laat ons hopen dat het deze regeering
moge gegeven zijn roet medewerking der
Kamer waarlijk verbetering in den ge-
drukten toestand van den landbouwer te
brengen, dan zal de motieDobbelman
ten minste deze goede zijde gehad hebben
wezen de straat weer over, als bevreesd
voor den naderenden jonkman deze sloeg
er echter geen acht meer op. Zijn op
merkzaamheid was nu gericht op een
huis in de nabijheid, waarvan nog een
paar vensters op de eerste verdieping
helder verlicht warenwerd hij daar
veT wacht
Daar naderde in de verte een rijtuig
met groote snelheid uit de City. Ook
dit was hem volkomen onverschillig. Hij
stond voor het hek, dat toegang verleende
tot een tuintje voor het huis met de
verlichte vensters, haalde den sleutel te
voorschijn en draaide dien in het slot om.
Op het oogenblik dat hij den knop
wilde omdraaien, voelde hij een zachte
hand op zijn arm leggen Verbaasd keek
hij op en zag een jong, vrouwelijk schep
sel met bleek gelaat eu losse haren voor
zich staan. Ondanks het ruwe weder
droeg het meisje een dunne, lichtge
kleurde kleeding.
Zij bleef hem strak aankijken en reeds
wilde hij zijn arm vrijmaken en haar