R YLISSIMSI HE <01 HUT IJl fil! Lijfrente, iwone Men No. 33. VLEESGHBLOK WOP: ei Te Huur: iOVEMNG t) y y Ets. oorns meer. nend Meisje 0 April Maandag 18 Maart 1895. 33Jaargang. r I 61 tl L L 18, B i n ii e n 1 a n d. uaüeiijk ineaanue irlijksclio lijfrente voor 10» gestort kapitaal. Ij E KOOP aangeboden. rOHAN GEULEN. ine, geen koek, en kaas, geen eieren, Cadeau en fijne kwaliteiten. ;h verkrijgbaar bij ■garine a 40 ct p. pd. garine a 30 inige 25 b □e a 20 b oor elkeenvan een der en hier te lande. 'Idoet aan de strengste voedingsgehalte en anke ZUURKOOL, 5 s, alsmede beste kwa- RDAPPELEN (vorst- le prijzen. UJÈJEtE, Korte Walstraat. GEVRAAGD. PING, Rund- eu Var Moorstraat, Vlissingen. ST ID IE3 IJ J?, van ig 21 Meter, diameter met fundeeriDg en bij- te zien eu te bevra- au der Vlissingsche -Maatschappij. \HUIS met fraai uit- nd. Te bevragen onder dezer courant. OKELAAR, Mr. Tim- ar, cheldestr. no. 198. ruikers voorhanden. JOHAN GEULEN. zich aan een nette Ivoor den schoonmaak, ®vasch bekend. Br. fr. i dezer courant. n de 13 en 14 jaar. nstraat, 205. rger gezin een nette, TBODE gevraagd, niet aar. Adresbureau BUREAU: Kleine Markt I N°. 187. Prijs per drie maanden 1.—. Franco per post 1.15. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Postdirecteuren. UITGEVER: F- VAN DE VELDE Jr. te Vlisaingen. PRIJS DER ADVERTENTIËNVan 1 tot 4 regels ƒ0.40. Elke regel meer 10 cent. Clichés en groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Eenig Agent voor Frankrijk de firma G. L. DAUBE Go., te Parijs. Verschijn* Dlosdng-, Houdcrdag- en Zaterdagavond. Abonnementen voor België, Duitscbland, Enge land en Frankrijk f 1.85 per drie maanden Zijdie zich met het volgend kwartaalaanvangende 1° April a.s., op de Vlissingsche Courant abonneeren ontvangen de nog tot dien datum ver schijnende nummers gratis- li. Gaarne zouden wij gezien hebben, dat mr. Uitterdijk in zijn geschrift den klem toon had gelegd op het verschijnsel der beroepsbedelarij. Deze toch is het, die in het d&gelijksche leven het meeste be zwaar oplevert, en die, wanneer ergeene afdoende maatregelen tegeu worden ge nomen, van zeer bedenkelijken aard dreigt te worden. Maar juist deze is het, waaraan thans, met een ernstigen wil bij de gemeentebesturen, gemakkelijk een einde kan worden gemaakt. Nu de opheffing der patentwet het aantal kooplieden, die zoovele vermomde bedelaars zijn, op onrustbarende wijze doet vermeerdereu, make elk gemeente bestuur gebruik van ziju recht om den colportage-handel binnen den kring der gemeente te verbieden en houde daaraan streng de hand. De wettigheid van den maatregel staat vast, en nu enkele ge meenten daarin reeds op loffelijke wijze zijn voorgegaan en vele andere op het punt staan te volgen, zullen de bezwaren die men er nog tegen mocht inbrengen, wel spoedig verdwijnen. Het staat vast, dat artikel 135 der gemeentewet in deze beslissend is, en de maatregel strekt in het belang der openbare zedelijkheid. Wat toch is onzedeüjker dan dat, terwijl de wet het bedelen strafbaar stelt, een georganiseerde stand van vermomde be roepsbedelaars de gemeenten overstroo- meo, om op die wijze de wet te ontduiken en den ingezetenen den grootst mogelijken overlast aan te doen P Door den maatregel op zich zelf wordt dus reeds een groot voordeel verkregen; doch hiermede gaat een tweede niet minder belangrijk voordeel gepaard. Van het oogenblik der invoering van bedoelden maatregel af, kan de beroeps- O M. Naar het Italiaansch door H. C. 61.) v Voorzeker de geestkracht kan de over hand niet hebben in geval van werkelijke ziekte; maar waar het alleen neerkomt op overgevoeligheid, op teerhartigheid en eigenzinnigheid, daar wordt door eigen ■waardigheid, vereenigd met gvenzenlooze liefde de vijand ontwapend, dat is de lafhartigheid. »Gij zult wel eens gezien hebben, in stad zoowel als op het land, hoe armoe dige vrouwen zeiven hare kinderen voe den te midden van ontbering en vermoeie nis. Zoudt gij nu willen bewereD, dat, bedelaar zich niet anders dan in zijn ware gedaante aan de huizen der inge zetenen vertoonen, en van dat oogenblik af is het maar de vraag of het hoofd der plaatselijke politie al of niet de hand wil houden aan de nakoming der artt. 432 tot 434 van het wetboek van straf recht? Volgens deze bepalingen is bede larij een strafbaar feitevenzoo land - looperijterwijl deze overtredingen in meerdere mate strafbaar zijn, wanneer zij, zooals herhaaldelijk geschiedt, ge pleegd worden door minstens drie perso nen boven den leeftijd van zestien jaren. Hierbij komt nog dat de beroepsbede laar in den regel tot werken in staat is, en dat hij dus kan worden veroordeeld tot plaatsing in eene Rijkswerkinrichting voor ten hoogste drie jaren. Het wil ons voorkomen dat een kort tijdperk van zeer krachtig optreden vol doende zou ziju om hetgroetste bezwaar van het zoogenaamde pauperisme weg te nemen. Onder pauperisme verstaat men het bestaan van eene klasse van armenmaar in zijn vollen omgang is het verschijnsel natuurlijk nimmer weg te nemen en wij herinneren nog eeus, dal wij voor het oogenblik spreken over het bedelen als beroep, als gewone brood winning. Om dat bezwaar dan weg te nemen, zou het hoofd der politie iu elke ge meente, met alle hem ten dienste staande middelen krachtig tot het weren der alom bekende bedelaars vau beroep moeten optreden en daartoe ook de in gezetenen moeten wijzen op hun plicht om het streven der overheid door ont houding in de hand te werken. Alle maatregelen van overgang maken slachtoffers en zoo zullen wellicht ook hier, althans voor een oogenblik, enkelen worden getroffen, die medelijden en on dersteuning verdienen. Maar het is ook niet de bedoeling om deze ongelukkigen van onderstand te berooven. De bedoeling is alleen om het pauperisme, voor zoover het niet noodig en dus in den waren zin een maatschap pelijk kwaad is, tegen te gaan, en verder de wezenlijke armoede des te beter te helpen, maar op de wijze zooals het be hoort en de wet dit wil. Wij hebben eene wet tot regeling van het armbestuur, die ongetwijfeld verbete ring behoeft, maar die dan toch van het zoo de natuur baar de kracht verleende om zooveel ongemakken te weerstaan, ze die niet schenken zou aan ons welge stelde vrouwen, ons die aan elke on effenheid op onze levensbaan een wel daad Gods kunnen tegenoverstellen Komaan, Margberita, wees niet ontmoe digd 11c vond het noodig u de bezwaren uwer roeping te doen kennen, om u tot sterkte aan te manen. Als Giuliainhare prille jeugd dergelijke lessen ontvangen had, dan vermoed ik, dat zij zich nu niet vreesachtig en wederspannig zou ge dragen. »Maar zeg mij. Zoudt gij willen be weren dat het gansche leven één onaf zienbare kraus was van frisscbe rozen, ontdaan van alle doornen Nu nog mooier I men zou er bij in slaap valleu en de kostelijke vermogens der ziel zouden verdooven I Denk na over hetgeen ik u schrijf. Wilt gij het besluit weten van den dokter mijner schoondochter? Voor- loopig eene min, om den jonggeborene bij te staan tot zoo lang de moeder bij juiste beginsel uitgaat dat de burgerlijke armbesturen slechts mogen ondersteunen, wanneer die ondersteuning niet van ker kelijke of particuliere liefdadigheid kan worden verkregen. De Staat is er natuurlijk niet om lief dadigheid te oefenen, maar om toestanden te voorkomen, die schadelijk zijn voor liet algemeen belang, en wanneer dus iemand niet in het eigen onderhoud kan voorzien en niet kan geholpen worden door de kerk of door particuliere instel lingen, dan moet het burgerlijk bestuur tusschenbeide komen, door iu deu minst schadelijken vorm te ondersteunen. Daarbij geldt de regel dat de arme komt ten laste van de gemeente, die on derstand verleent eu niet bepaald van die waar bij tehuis behoort. Toch staat het vast dat ia deu regel elke gemeente hare eigene hulpbehoevende inwoners ondersteunt, en nu mag men als zeker aannemen, dat, waar elke gemeente de beroepsbedelarij krachtig tegengaat en bet geven aan de huizen der ingezetenen ophoudt, de hulpbehoevenden, voor zoo ver ze dat werkelijk zijn, in de gemeen te waartoe ze belmoren, aan de eene of andere liefdadige instelling of aau het burgerlijk armbestuur zullen vervallen. Hiermede is in hoofdzaak 't doel bereikt. Hiermede staat het vast, dat de tallooze beroepsbedelaars, voor een groot deel althans, op de eene of andere wijze zul len moeten trachten in het onderhoud te voorzien en dat de overigen minder dan gedurende hun zwervend leven zullen ontvangen. Maar juist dit te bereiken is het noodigste. Of is het geen schande voor de beschaafde maatschappij, dat gansche horden zwervende bedelaars voor het meerendeel gezonde eu sterke lieden, door den overlast dien zij der burgerij aandoen, in den regel meer dagloon genieten dan geheele scharen van werklieden Is het geen schande, dat zij het gansche land exploiteereu, op de meest ongebonden wijze levende ten koste van het publiek en openlijk den spot drijvende met alle wetten eu ver bodsbepalingen Voor een bedelaar van beroep is bet ophouden met die levenswijs werkelijk zeer moeilijk. Hij geniet eene mate van persoonlijke vrijheid, waaraan in de or delijke samenleving niemand kan denkeD tot geregelden arbeid terugkeeren, is machte zal zijn om zonder te zware vermoeienis de taak der voeding op zich te nemen. »Ik zend u een mooi boek. Het is een boek geschreven door iemand van edele geaardheid, door een verstandig genees heer, dokter Cesare Musatti: »De zorgzame moeder. Lees het." Wij waren in de eerste dagen van Maart. Het oogenblik begon te naderenMet moed had ik de bezwaren der laatste maanden verdragen. Aan de neiging om mij aan werkeloosheid over te geven had ik weten weerstand te bieden en ik was eene geregelde bedrijvigheid blijven waarnemen geen enkelen dag bad ik mij zelve het verwijt te doen van een werk verzuimd of slecht uitgevoerd te hebben. Dit geschiedde alles door de wilskracht mij door mijne mueder in geprent. De koude had onverwacht plaats ge maakt voor de zoelte eener vroegtijdige voor hem niet alleen op zich zelf een straf, maar hij zal er in den regel minder door worden. Maar juist dit alles is het beste bewijs voor de gebiedende nood zakelijkheid, om een einde te maken aan een toestand, dien wij van jaar tot jaar erger zien worden en waarvan inderdaad het einde niet is te voorzien. Vlissingen, 16 Maart. Bij de verdediging van het voorstel tot aanschaffing van nieuwe geweren, volgens het Mannlicher systeem, waar voor eene som van 10 millioen wordt aangevraagd, beweerde de minister van oorlog dat aan het Mannlicher geweer de voorkeur toekomt en dat het stelsel van nog kleiner kaliber nergens is aange nomen, van welk feit hij zich per tele graaf had overtuigd. In het door een Maastrichtsch werkman uitgevonden ge weer zagen deskundigen, noch de mi nister heil. Vrees voor onzekerheid van het rookzwak buskruit behoeft niet te be staan en evenmin dat zich bij behoor lijke behandeling van het Mannlicher geweer gebreken zullen voordoen. De minister verklaarde verder dat aan maak in liet land voor 't oogenblik on doenlijk was, veel kostbaarder dan buitenlands zou zijn en bovendien de kaus zou bestaan dat de geweren niet bruik baar waren. Toch is de minister onze nijverheid goed gezind, en wil hiervan een blijk geven door als een aanbieding binnensland tot hem komt, welke wat kosten en deugdelijkheid betreft met het buitenland kan wedijveren, dit aanbod niet van de hand te wijzen, alleen op grond dat de geweeraanschaffing daar door een jaar zou vertraagd worden. Daaruit volgt dat er tijd zal zijn om binnen zes maanden eeu fabriek op te richten. De Kamer, zeide de minister verder, verbindt zich thans alleen voor den aan maak van 52000 geweren voor het leger wat de aanschaffing voor de schutterij betreft, deze quaestie behoeft nu niet besproken te worden, de aanvraag daar voor komt eerst in 1897. Eigenaardige opmerkingen deed de heer Staalman. Hij vond het onverantwoorde- lente, dus begon ik mij bezig te houden met het goed na te zien, door mijn man en mij afgelegd. Belegsels vau mouwen op te knappen, getornde zoomen en voe ring over te naaien, vlekken uit te ma ken, honderderlei dingen, waardoor de dag voor mij in een ommezien omvloog. De luiermand was kant en klaar sedert een maand. Het wiegje stond op zijn plaats iu de alkoof, netjes opgemaakt, met de lakentjes omgeslagen en het hel derwitte geborduurde kussentje, wach tende op het kleine hoofdje, dat er op rusten zou. Ik wachtte kalm van dag tot dag de komst mijner moeder af. Francis, die bet zeer druk bad met zijne eigene bemoeiingen en met zijne ambtsbezigheden, vond toch nog tijd om mij een paar uur gezelschap te houdeD, en terwijl ik aan miju werktafeltje zat te naaien, en hij 's avonds aan zijn eigen werk voor zijn schrijftafel was gezeten, had bij mij van allerlei te vragen, en wist mij afleiding te bezorgen door vrien delijke praatjes.

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1895 | | pagina 1