No. 134. Woensdag 14 November 1894. 32"e Jaargang.
VLissi\(;s(fii; coiiiwr.
De Lombok-Nota.
De Standaard meent dat de nota over
de Lombok-expeditie, door den minister
van koloniën bij zijn memorie van ant
woord overgelegd, door baar groote kort
heid juist over de bloedige dagen van
2527 Augustus niemand voldoen kan.
De regeering verklaart dan ook daarover
niet volledig te zijn ingericht. Tot 24
Augustus is de nota echter tamelijk uit
voerig en valt er volgens het blad heel
wat op te merken. Het springt dan bv.
in het oog dat onze autoriteiten de Sas-
saks niet genoeg wisten te doordringen,
dat men «vriend Djilantik" zijn zonder
linge rol heeft laten vervullen, dat men,
niettegenstaande er te over aanleiding
was de stemming der bevolking te leeren
kennen, ging inforraeeren bij. Dji-
lantik.
Verder vraagt de Standaard waar het
politiek beleid bleef, en als antwoord
daarop zegt het blad dat het zonneklaar
bleek dat men zeer onbezonnen is te werk
gegaan. Toen men eenmaal Goesti Dji-
lantik had, die zoo maar dadelijk ten
onzer faveure van zijn leenheer wilde
afvallen en onze vriend zijn, heeft men
zoo vertrouwd, zóó volkomen dat, toen
hij zei dat er geen gevaar was, de auto
riteiten dat ook van meening waren,
niettegenstaande alle waarschuwingen van
het tegendeel De man kwam reeds als
verrader was het niet meer dan onnoozel
om hem te vertrouwen En ware hier
een quaestie van weinig belang in 't
spel geweest, we zouden deze fout ver
schoonbaar achtenmaar het was hier
een quaestie van algemeen belang. Dat
heeft de bloedige catastrophe van 2527
Augustus geleerd. Die fout heeft men-
schenlevens gekost; onze dappere officieren
en soldaten zijn er de slachtoffers van
geworden. En een volkomen overwinning
op hen, die het verraad pleegden, kan
die fout nimmer goed maken. Thans is,
ook door de Nota van den minister, het
vonnis gestreken men kan niet anders
dan erkennen, >dat op Lombok het noodige
beleid ontbroken heeft"
Lombok.
Blijkens een van het telegraafkantoor
te Buitenzorg ontvangen verbeterings-
bericht moet in het telegram van den
Gouverneur-Generaal, waarvan mede-
deeling werd gedaan in de Ned. Staats
courant van 9 dezer, voorNoordoosthoek
van Tjakra Negara" gelezen worden
b Noordwesthoek."
(Zie het telegram in de «Laatste be
richten" van ons vorig nummer.)
De correspondent van de N. R. Ct.
te Batavia seinde onder dagteekening
van gisteren
Het 5e en 11e bat. gaan naar Lombok.
De aanval op Tjakranegara wordt deze
week verwacht. Djilautik dreigt met zijne
hulptroepen naar Lombok terug te kee-
ren. Mobiele kolonnes worden te Malang
gevormd, om tegen Bali te kunnen op
treden. De voorhanden voorraden van
den aannemer der leverancies worden
binnen de versterking te Ampenan in
veiligheid gebracht tegen eene verras
sing, welke de Baliërs, volgens ontvan
gen berichten, in den zin zouden hebben.
Het blad teekent hierbij aan
Of het zeker is, dat de aanval op
Tjakranegara reeds deze week zal plaats
hebben, gelijk volgens dit telegram ver
wacht wordt, valt te betwijfelen. Al
thans volgens bet regeeringstelegram
van Zaterdag jl. kunnen de twee batal
jons, die door generaal Vetter voor de
inneming van Tjakranegara ter verster
king noodig geacht worden, pas 17 dezer,
dus tegen het einde der week, op de
reede te Ampenan zijn.
Volgens het telegram dreigt Djilantik
met zijne hulptroepen van Bali naar
Lombok terug te keeren. Of alleen om
daartegen te waken, dan wel ook om
andere redenen, de vorming van mobiele
kolonnes te Malang in de residentie Pa-
saroean op Java ter uitzending noodig
is, blijkt uit het telegram niet. Was het
laatste het geval, dan zou de tijding
ernstig kunnen zijn. Woordelijk staat er
Moveable columns fanned at Malang
against Bali.
Uit de laatste alinea van het telegram
blijkt, dat de Baliërs zich niet meer, zoo
als in den laatsten tijd, tot verdediging
der door hen bezette en door ons aange
vallen stellingen zouden bepalen, maar
ook tot strooptochten willen overgaan.
Gelukkig dat men aan onze zijde blijk
baar waakzaam is.
Het N. v. d. Baghet besluit der Regee
ring besprekende, om twee bataljons ter
versterking van onze troepen te Lombok
te zenden, zegt dat het nu gebleken is
dat er bij den opperbevelhebber, generaal
Vetter, de ernstige wil bestaat om een
zoo spoedig mogelijk einde te maken aan
de expeditie, opdat de regentijd niet voor
langen tijd alle bewegingen belemmere.
Zeker zal deze opvatting algemeen worden
toegejuicht, want beter deze krachtsin
spanning van korter tijd dan dat wij de
operatiën gingen staken om bij den te
rugkeer na den natten tijd den vijand nog
beter versterkt te vinden. Men denke aan
de le Atjeh-expeditie.
De dure lessen, door den oorlog in
Atjeh verkregen, schijnen dus eindelijk
vrucht te dragen.
Uit Batavia meldt men aan de N. R. Ct.
dat de Sassaks op Lombok erg tegen
vallen. Zij hebben o. a. tegen hoog loon
medegewerkt aan de versterkingen rond
om Mataram, die ons zoo'n moeite gaven
het waren geen Baliërs, maar twee Sas
saks, die de troepen met kapitein Van
Erpecurus in een hinderlaag lokten, en
nu zij zoo noodig zijn voor de vele ter
rein-werkzaamheden, zijn zij slechts met
de grootste moeite daarvoor te krijgen,
terwijl ze wel weer geplunderd en ge
roofd hebben bij de vermeestering van
Mataram, alsof zij daarvoor alleen mee
deden. Uit alles blijkt duidelijk dat de
Baliërs, niettegenstaande huDne minder
heid in getal, aan de Sassaks superieur
waren.
Tjakranegara is nog veel uitgestrekter
dan Mataram en alles wat we hier ge -
daan hebben, moet nog eens overgedaan
worden om Tjakra te nemen en onscha
delijk te maken. Men verhaalt van witte
vlaggen, die op vele plaatsen als teeke
nen van onderwerping zouden waaien,
doch dit is vermoedelijk slechts eene po
ging om ons van schieten terug te houden.
Men vertelt ook dat de vijand moet uit
gehongerd worden, wat echter bij de
onmogelijkheid om Tjakra in te sluiten,
wel een hersenschim zal blijken, zoolang
de Baliërs geld en de Sassaks rijst hebben
om van de voorraden der Baliërs en
hunne verderehulpbronnen niet te spreken.
De schrijver denkt dat men Tjakra
Negara zal beschieten gelijk men Ma
taram beschoten heeft, en dan weer ne
men, gelijk men Mataram genomen heeft,
en dat men hoop heeft, dat daarna de
Baliërs zich op genade en ongenade zullen
overgeven en hun de wet kan worden
gesteld. Verder deelt de schrijver het zeer
gunstige bericht mede dat generaal Vetter
door zijn flink optreden en zijn succes
bij de troep zeer populair is geworden.
Aan de Java-Bodevtevd geschreven
De verwoestingen, door de projectielen
van de marine en artillerie in Mataram
aangericht, overtroffen alle verwachtin
gen, en de schrik zat er zoodanig in,
dat men op vele plaatsen geblindeerde
schuilplaatsen maakte om zich tegen de
scherven te dekken. Drie poeri's, nl die
van den ouden vorst, van den goesti
Njoman Kaler en van Ketoet Gosa, wa
ren in brand geschoten. In de poeri van
Ratoe Ketoet was een granaat terecht
gekomen en deze had een der poorten
verbrijzeld.
Op denzelfden dag, dat Mataram werd
vermeesterd, onderwierp zich een Bali-
neesch hoofd, zekere Goesti Tjemah, met
plus minus 100 volgelingen. Reeds vroe
ger had deze Goesti stappen gedaan om
in onderwerping te komen, doch hij vond
geen geschikte gelegenheid om met de
zijnen Mataram te verlaten, aangezien
de vorst op hem een wakend oog liet
houden. Aan hem zal een strook gronds
nabij Laboean Tring worden aangewezen
om zich met de zijnen neder te zetten.
Bij de inneming van Mataram moeten
F E U, L L ETON.
door H. C
2.)
Mijn moeder is Mevrouw Ambrosio.
Wie haar kent, draagt haar achting en
liefde toe.
Ik druk een kus op haar naam, dien
ik hier nederschrijf en waarover ik 's He
mels zegeningen aanroep.
Mijne moeder is de vrouw bij uitne
mendheid. In de eerste plaats is zij moe
der dan vriendin, daarna de bewonde
renswaardige meesteres, gelijk zij de
voorbeeldelooze vrouw was.In de stad,zoo-
Wel als op het land, heeft zij te allen
tijde het beheer over het gezin met al
deszelfs verschillende belangen en be
hoeften geheel alleen op zich genomen.
Toen Giacomo den mannelijken leeftijd
had bereiktliet hij haar in alles haar
gang gaan. Zij is overal bij en ziet alles
na van de keuken naar den kelder, van
den tuin naar den moestuin, van den
akker naar het bosch. Zij voert het ge
zag over dienstboden en arbeidersregelt
met goed beleid de verbeteringen, die er
aan te brengen zijn op het veld, en moet
er iets aan de gebouwen gerestaureerd
worden dan kan men haar het oog zien
houden over het werkvolk, en hier en
daar eenige aanwijzigingen ten beste
geven, zoodat met zorg en nauwgezet
heid de dagelijksche arbeid volbracht
wordt.
Ik verbaasde mij over zooveel arbeid
zaamheid 1 En toen mijn schoonzuster,
wier leeftijd slechts luttel den mijnen
te boven ging, bij ons in huis kwam
wonen, voelde ik mij ontzaglijk ver
licht.
Wij waren gelijk twee kinderen, die
elkander al zingende en dansende de
hand reikten midden tusschen door het
rusteloos zwoegen mijner moeder.
Owat zijn de onervarenheid en de
overmoed op achttienjarigen leeftijd toch
groot
Mijne moeder liet steeds de vervulling
barer huiselijke plichten gepaard gaan
met vriendelijkheid, ongedwongenheid en
zachtmoedigheid.
Die waardige bedaardheid, die haar de
kalmte doet bewaren bij al die drukte
en beslommering, was en is een der voor
naamste eigenschappen van haar ka
rakter.
Zonder die bezadigdheid van ziel ver
liest eene huisvrouw, hoe braaf zij overi
gens ook wezen moge, naar mijn inzicht
veel van haar waarde.
Overhaasting, luidruchtigheid en aan
matiging zijn onverdraaglijk.
Uit het venster mijner kamer, waar
voor ik langen tijd had staan kijken,
bemerkte ik mijne moeder, die bezig was
veel geld en gouden en zilveren lijfsie
raden en -geweren zijn gevonden. De
Baliërs bedienden zich ook van patronen
met stukken ijzer ter grootte van pauw-
hagelkorrels, en elke geweerdragende
was van een kruitmaatje voorzien.
Volgens de Loc. is Goesti Djilantik
iemand zóó aan opium verslaafd, dat hij
soms dagen achtereen voor alles onbe
kwaam is. Eens, eenige dagen vóór den
verraderlijken aanval op onze troepen,
kwam majobr Freijtag van Ampenan te
Tjakra om hem te onderzoeken. Dr. Freij
tag vond den man geheel bewusteloos en
kon niets met hem aanvangen, schreef
alleen een recept en droeg de verdere
behandeling op aan dr. Jansen van het
bivak. Kort daarop begon de overval en
verdween, zooals men weet, Djilantik
naar Telok Komba. De vraag is nu of
alles comediespel is geweest, dan wel of
Djilantik werkelijk in opiumbedwelming
verkeerd heeft.
Binnenland.
Vlissingen, 13 November.
Naar wij vernemen, zijn door regenten
van het Gasthuis alhier op de voordracht
voor binnenvader en binnenmoeder ge
plaatst E. N. Klittenberg, agent van
politie alhier en diens echtgenoote, en
K. J. Verlint en echtgenoote, thans in
gelijke betrekking te Veere. Uit dit dub
beltal zal de gemeenteraad eene keuze
doen.
Twee aannemers, de heeren G. en H,,
alhier, hebben besloten om, zoodra hunne
aan het gemeentebestuur gedane aan
vraag om koop van grond aan de duinen
is goedgekeurd, een aanvang te nemen
met het bouwen van 4 villa's, die den
1 Juli 1895 gereed zullen zijn.
Uit goede bron vernemen wij dat de
reparatie van de Johan Willem Friso
bestaat in het nazien en gedeeltelijk ver
nieuwen der stoomleiding en vermoede
lijk eene week zal duren.
Het ss. Bromo van de Rotterdamsche
Lloyd kwam heden middag alhier aan,
om aan de Kon. Maatsch. «de Schelde"
van nieuwe ketels te worden voorzien.
De ff. Ct. meldt dat in eene alge-
meene vergadering der Maatschappij tot
exploitatie van Staatsspoorwegen" op 26
dezer een voorstel tot het sluiten van
eene financieele overeenkomst met de
stoomvaart-maatschappij «Zeeland" in
behandeling komt.
Bij kon. besluit is gedetacheerd bij het
leger in Ned. Indië de tweede luitenant
de Turksche tarwe te beveiligen tegen
een aanval der kippen.
Zij breide een kous en had haar brei
mand je aan den arm hangen. Zij had
mij den avond te voren gezegd, dat zij
mij noodig zou hebben om enkele scho
teltjes klaar te maken voor den volgen
den dag, den lOn September, een groote
heilige dag, aan de Maagd Maria toe
gewijd.
Zij nam eiken feestdag van het jaar
te baat om mij over te halen tot het
ondernemen van het een of ander huise
lijk proefstuk. Maar ik vond een middel
om haar plannen te ontduiken.
Ik maakte mij klaar voor mijne och
tendwandeling en haar een «goeden mor
gen" toeroepende door het raam, ging
ik naar beneden, nam mijn parasol in
de hand, en fluks een zijdeur uit, het
boschje langs, dat tegen de helling van
Monte Bello aangroeit.
Er verliep geen half uur of ik hoorde
iemand op het terras mij roepen.
«Waar zijt gij, Margherita?