COURANT No. 115. Maandag 1 October 1894. 32i,e Jaargang. Gemeentebestuur. BUREAU: Kleine Markt I N°. 187. Prijs per drie maaDden i.—Franco per post 1.15. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Postdirecteuren. UITGEVER: F. VAN DE VELDE Jr. te Vlissingen. PitIJS DEK ADV ERTENTIËNVan 1 tot 4 regels ƒ0.40. Elke regel meer 10 cent. Clichés en groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Benig Agent voor Frankrijk de firma G. L. DATJBE Co., te Parijs. Verschijnt Dinsdag-, enZaterdagavoud. Abonnementen voor België* Duitsehland, Enge land en Frankrijk f 1.65 peifdrie maanden Eerste kennisgeving voor de loting van de Nationale Militie, Do Burgemeester eu Wethouders van Vlissingen. ge let op art. 28 en volgende der Wet vun den 18 Augs. 1861, (Staatsblad no. »2), brengen ter kennis van be langhebbenden dat de lotiog der in dit jaar voor de Militie iuge- schrevcuec in deze gemeente zal plaats hebben ten Raadhuize. op Donderdag den 11 October 1891 des voormiddags te 9 uren dat gedurende vijf dagen, te rekenen van den dag waarop de loting heeft plaats gehad, bgen de wijze waarop zij is geschied bij Gedeputeerde Statou bezwaren kunnen worden ingebracht door belaoghebbeude lote- lingen of door hun vader of voogd dat de bezwaren moeten worden ingediend door mid del van een door de noodige bewijsstukken gestaafd verzoekschrift op ongezegeld papier, onderteekend door hem die ze inbrengt, wellc verzoekschrift bij den Bur gemeester moet worden overgebracht, tegen bewijs van ontvang dat op Vrijdag den 12 October 1891. des voor middags van j.0 tot 12 uren, ten Raadhuize zitting zal worden gehouden tot liet opmaken van de getuigschriften ter bekoining vau vrijstelling wegens broederdienst, of op grond van te ziju eenige wettige zoon, bedoeld in de 2e en 8e ziuenede van art. 68 vau bovenbedoelde wet j dat zij. die op zoodanige vrijstelling aanspraak maken, op gemeldeu tijd ten Raadhuize zullen moeten vorscbijuBB, vergezeld van tweo bij deD Burgemeester bekende meerderjarige ingezetenen, terwijl op broeder- diehtl reclauieerenden zuilen moeien medebrengen de bewijzen van geboorte vau hen Zelvcn en van de nog iu levon zijnde broeders, benevens het paspoort of ander bewijs van ontslag, of een uittreksel nit bet stamboek, of een bewijs van werkelijken dienst van den broeder of de broeders op wiens o( wier dienst zij buune re clame gronden. Eu is biervan afkondiging geschied, waar bet behoort, den 29 September 189-1. De Burg. en Weth. voorn. TÜTE1N NOLTHENIUS. De Secretaris, J. H. C. BUSING. WATERKEERINGEN. Inspectie oyer de waterkeeringen. De Burgemeester au Wethouders van Vlissingen. ge zien art 889 der Algeineene Verordening van politie (Gemeenteblad no. i van I893,)makeu bekend. dat op Woensdag den 8 October b. s. door dc daartoe bevoegde ambtenaren een inspectie zal worden gehouden over de waterkeeringen in deze gemeente, waarmede zal worden aaDgevnugen deB morgens te 1(1 uur; eu noodigeu allo eigenaars, bewoners of gebruikors van panden, gelegen iu de riebtiug der waterkeeringen, uit om te zorgen, .fat voorhauden ziju de voorwerpen in de oitt. 887 eo 888 vau geuoemde verordening om schreven. teneinde zich te vrijwaren van de tocpassiug der strafbepalingen aan bet slot van art. 848 tegen de overtreders bedreigd. Eu is hiervan afkondiging geschied, waar bet behoort den 29 September 1894. De Burg. en Weth. voorn TUTEIN NOLTH1NIUS. De Secretaris. J. H. C BUSING. FBUIILIT0 Een dorpsgeschiedenis. »Zoo? Niet meer met je spreken?" vroeg Vitus met inwendige gramschap. Weet je nog meer Het verwondert mij, dat je mij niet verbiedt je aan te kijken. Nu, ik moet zeggen, je laat iemand de gal overloopen Dat is dwaze praat!" zeide Kuni. Zeg mij kort en bondig, wat je te zeg gen hebt, dan komt er een einde aan de zaak J" «Ik zou al lang daarmee voor den dag gekomen zijn, als je mij niet dadelijk zoo van streek had gebracht. Maar de zaak Schouwing van Voetpaden. De Burg. en Weth. vau Vlissingen. maken bekend dat, te beginnen met Maandag 8 October 189 4 en volgende dagen, eene algemeenc schouwing zal plaats bebbeu van de voetpaden der gemeente. Vlissingen, 29 September 1894. De Burg. en Weth. voornoemd TUTEIN NOLTHENIUS. De Secretaris, J. H, C. BUSING. INKWARTIERING. Ter inzage legget.van de lijst van hen, die voor het verleenen van inkwartier mg in aanmerking komen. De Burg. en Weth. van Vlissiugen gezien de artf. 17. 18 en 19 der wet van deu 27 Augustus 1892, (Staatsblad no 214, makeu bekend: dat de herziening heeft plaats gehad van de lijst, bevattende de nameu der iuwooers die voor bet ver leenen van inkwartiering eu onderhoud van krijgsvolk alsmede vour bet stalleu vau dienstpaarden iu aaumer- kiog komen dat die lijst is aangeplakt en een dubbel daarvan gedureude 14 dagen, te rekenen van heden, op de secretarie, der gemeeute voor een ieder ter inzage is Qedergelegd en dat de bezwaren der inwoners schriftelijk aan Burg en Weth. kuuuen worden ingediend binnen 14 dagen na afloop vau den tijd voor de inzage der lijst bestemd En is hiervan afkondiging geschied waar bet behoort, deu 28 September 1891. De Burg en Weth voornoemd TUTEIN NOLTHENIUS De Secretaris, 3. H. C. BUSING. OSZE JEUGD. De verzuchtingen over de bandeloos heid der tegenwoordige jeugd zijn alge meen en krijgen steeds voedsel door de verbalen van jeugdige boosheden, die de nieuwsbladen bijna dagelijks geven. Ouders klagen dat de eerbied voor hun gezag niet meer bestaat, onderwijzers dat de leerlingen steeds onhandelbaarder en ongezeggelijker zich betoonen, geeste lijken op hunne catechisatien dat hunne lessen steeds minder ingang vinden, de politie, dat zij haast onmachtig is om de wilde jeugd ouder tucht te houden ouden van dagen ■-weeklagen dat het in hunne jeugd zoo anders toeging en dat het kattekwaad, waarvan zij ook niet afkeerig waren, thans vervangen is door allerlei booze streken, door marte ling en kwelling van dieren, door plage rijen van groote menschen, door diefstal, ja, in enkele g'evallen door moord. Kor- t im, als men al die klachten eene plaats \filde gevenzouden zij verscheidene boekdeelen vullen. Het besluit is natuurlijk spoedig op gemaakt dat de jeugd meer en meer verbastert en dat de wereld, als het zoo moet voortgaan, eens zal zijn een oord van bandieten, waarin geen fatsoenlijk mensch het kan uithouden. Om echter te constateeren, met grond te kunnen constateeren dat de tegenwoordige jeugd werkelijk veel slechter is dan de vroegere i-n meer en meer ontaardt, zou een sta tistiek van de jeugdige boosheden onzer voorvaderen van grooten dienst zijn, maar, helaas, die statistiek bestaat niet, en daarom moeten wij ons bepalen tot den tegenwoordigen tijddie waarlijk een ernstige aandacht overwaard is. Wel is waar blijkt uit enkele gevallen, die ons zijn bekend geworden, dat onze voorouders in hun jeugd ook lang niet altijd tot het genus brave Hendrikken behoorden en ook wel eens wat anders dan kattekwaad uitvoerden wij lezen, om iets te noemen, in een zeer oud archief van eene kleine stad dat de schooljon gens aldaar op ergelijke wijze de graven, op het kerkhof schondenmaar dat zijn slechts enkele gevallen, waaruit geen ^algemeen besluit is op te maken. Tóch moet het overigens in dien goe den ouden, veelbezongen tijd ook niet alles in den haak geweest zijn. Men denke slechts aan het feit, dat de ouders en opvoeders een flinken steun bij hunne opvoeding in de roede vonden, die dan ook niet werd gespaard, dat de school meester van den ouden tijd met zijn plak en andere tuchtmiddelen meer op eeu kinderschrik dan op een kindervriend geleek, en de geheele opvoeding in huis gezin, school en gestichten, op weinige uitzonderingen na, al hare kracht ont leende aan tuchtigingsmiddelen. Een gevolg van dat stelsel, dat voor enkelen zeker zijne goede zijde had, was, dat het ook vele geniepige jongelui kweekte, dat 'het gevoel van zelfstandig heid, noodig om door de wereld te komen, vaak gemist werd en velen, als de tucht hare verschrikking verloren had, zich op andere paden begaven dan die bun door hunne opvoeders aangewezen waren. Thans volgt men gewoonlijk in de is je zult me uitlachen, als ik je vertel, dat ik graag zou trouwen.'' «Jij? Trouwen?" »Ja, waarom verwondert je dat zoo? Is het zoo'n zeldzaamheid, dat een jonk man aan trouwen denkt?" Pat nietMaar dat jij aan trouwen denkt, dat had ik niet kunnen vermoe den." Waarom niet Ben ik dan zoo'n woest meDsch, dat niemand mij zal willen hebben Of denk je dat misschien, omdat ik geen buis of hof heb? Die kan ik wel krijgen, waut ik heb een neef in Tirol wonen, die mij met g'eld wil helpen, zoodra ik het hem vraag. Hij heeft reeds lang gewenscht, dat ik zou trouwen. Ik heb tot nog toe niet willen trouwen, omdat men veel vrijer is in zijn doen en laten. Ik ben ook nog nooit verliefd geweest, al heb ik soms omgang gehad met een meisje. Sedert een half jaar on geveer is dat veranderd; bij een dans partij in Valopp heb ik een meisje gezien, dat mijn aandacht trok en sedert dien tijd ben ik op haar verliefd." Jij verliefd? Het zal een liefdetje zijn »Ja, spot maar en toch is het de waar heid. Hoe het meisje heet, zal je spoedig weten vooraf zeg ik alleen, dat zij het mooiste is uit het heele gebergte. Ik heb haar al dikwijls laten bemerken, hoeveel ik van haar houd, maar tot nog toe heeft zij zich gehouden, alsof zij er niets van bespeurde. Het kan ook zijn, dat slechte menschen mij bij haar belasterd hebben en zij daarom niets van mij wil weten. Maar het mag wezen zoo het wil, langer wil ik niet iu onzekerheid blijven, ik heb de stoute schoenen aan getrokken en beu naar bier gekomen om je te spreken". «Waarom met mij te spreken vroeg Kuni somber. Wat gaat mij jou liefde aan «Stel je niet zoo aan, Kuni," zei Vitus, terwijl hij onrustig op de bank been en weer schoof. «Je weet wel, dat ik jou bedoel. Je bent het mooist opvoeding een ander stelsel. De roede heeft, ten minste bij beschaafde menschen, uitgediend, de plak is op de oudheids kamer gedeponeerd in 't algemeen be dient men zich hij de opvoeding niet meer van folteringsmiddelen, die wel bet lichaam murw konden slaan en misschien bij zeer enkelen een gunstigen indruk teweegbrachten, maar gewoonlijk meer tot verbittering, dan tot verbetering leidden. Dit stelsel wordt echter lang niet algemeen gevolgd. In zeer vele gezinnen bepaalt zich de opvoeding nog uitsluitend tot de zorg voor de lichamelijke behoef ten, tot liet verstrekken van eten en drinken en kleeding en blijft bet teere en ontvankelijke gemoed des kinds een ge sloten boek voor de ouders. De vruchten van zulk eene louter stoffelijke opvoediDg blijven niet uit. Het kind, ontvankelijk voor goede, maar ook voor kwade in drukken, neemt zonder te onderscheiden het heeft dit immers niet geleerd over, wat het in zijne omgeving hoort en ziet, en groeit, als zich geen gunstiger omstandigheden voordoen en de wereld hem niet met harde hand opvoedt, tot een wezen zonder hoogere aspiratiën op. Hoe kan men trouwens deugden ver wachten van een kind, dat in zijne naaste omgeving daarvan gedurig het tegendeel ziet, of uiet op de schadelijke gevolgen der ondeugd gewezen wordt. Het is immers bijna zeker dat ruwe ouders ruwe kinderen kweeken, dat onkiesche taal, voorbeelden van zedeloosheid de reinheid van het kinderlijk gemoed be zoedelen, dat liefdeloosheid met liefde loosheid beantwoord wordt en dat, waar geen vast stelsel in de opvoeding gevolgd wordt, de kinderen in tirannen hunner ouders ontaarden, of ongezeggelijk en grillig zijn. In de opvoeding der jeugd schuilt het groote kwaad. De hervorming, die zoo hoognoodig is in dezen tijd, moet niet vau beneden, maar van boven, van de ouders en opvoeders zeiven komen. Van dezen moet het goede voorbeeld uitgaan in hen moet het kind, waartoe bet van nature geneigd is, zijn ideaal vinden, in hen moet het vertrouwen stellen, in hen zijn ware vrienden vioden, die van alles wat er in de teere kinderziel omgaat, al is het schijnbaar nietig, aanteekening «Houd op met zulke praatjes," viel Kuni in, «dat helpt mij toch niemendal. Dus dan ben ik het meisje, waarop je verliefd bent? Maar voor een huwelijk worden twee personen vereisebt, en ik zeg je oprecht, dat ik je niet mag lijden. Je hebt een vergeefsche reis gemaakt en kunt onverrichter zake terugkeeren". «Is dat nu je antwoord?" vroeg Vitus met bevende lippen. «Dat je mij zoo zoudt afschepen, had ik waarlijk uiet gedacht Maar je moet me toch zeggen, waarom je me niet mag lijden en waarom je mij niet tot man wilt hebben." «O, dat durf ik wel," antwoordde zij met flikkerende oogen. «Als je mij dat vraagt, zal ik je wel antwoorden Waarom ik je niet tot man wil Omdat ik ongelukkig zou worden, als ik je vrouw werd, want je hebt geen lust in den arbeid, je bent een landlooper. Het smok kelen of het wildstroopen kost je zeker eenmaal het leven of brengt je in het tuchthuis. Vraag je nog, waarom ik je niet lijden mag? Omdat je een Godver*

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1894 | | pagina 1