VLISSINGSCI1E COlIMNi.
No. 77.
Woensdag 4 Juli 1894.
323te Jaargang.
Gemeentebestuur.
Binnenland.
WW EES HUE).
l)e Burg. en Weth. van Vlissingen,
Gelet op art. 8 der wet van 2 Juni
1875 (Stbl. no. 95),
brengen ter algemeene kennis
dat bij Kon. besluit van den 13en
Juni 1891 No. 33 aan den Directeur-
Generaal der Maatschappij tot Exploita
tie van Staatsspoorwegen, te Utrecht ver
gunning is verleend tot het opricbtent
van eene, door stoom gedreven, inrich
ting tot het voortbrengen van electrisch
licht, in een gebouw, waarvan de zuide
lijke gevel zal komen op 150 meter uit
den frontgevel van het nieuwe stations
gebouw en de oostelijke gevel op 50
meter uit de buitenhaven alhier.
Vlissingen, 3 Juli 1894.
De Burg. en Weth, voornoemd,
TUTEIN NOLTHENIUS.
De Secretaris,
J. H. C. BUSING.
NATIONALE MILITIE.
Oproeping verlofgangers tot den werkelijken dienst.
De Burgemeester van Vlissingen,
gezien de missive van den Commissaris der Koningin
ia dit gewest van den 16 Juni 1894 A. no. 1324, 3e
nfdeeling,
roept bij deze op tot den werkelijke» dienst de ou-
dervolgende, in deze gemeente wonende verlofgangers
VAN DER MADEN, Pieter,
loteling der liehling 1892 uit de icem, Vlissingen;
HORNBMaN, Alexauder Abraham,
loteling der lichting 1893 uit de gem. Vlissingen;
ELANTS', Adriaan Theodoras,
loteling der lichting 1893 uit de gem. Vlissingen;
Allen bchooreode tot het Se Reg. Inf., plaats vau
opkomst Vlissingen,
Sl'ECHER, Johannes Frederik,
loteling der lichting 1892 uit de gem. Vlissingen;
HOLDR1NET. Josephus. Anlonius Maria,
loteling der lichting '93 uit da gem. 's Gravenhage
Beiden behoorende tot het Reg, Grenadiers en Ja
gers. plaats van opkomst 's Oravenhage.
fi-Ustde voormelde verlofgangers zich te dien einde,
voorzien van hunne kleeding en voorwerpen »an
uitrusting, alsmede van hun voor vertrek afgetcekenden
verlofpas, op den 9 Juli 1894, vóór des namiddags te
4 uur, in bovenvermelde plaatsen van opkomst, recht
streeks bij hnn korps aan te melden
en geeft kennis:
dat, voor het geval zij door ziekte of nndere rede
nen buiten staal mochten zijn om op te komen, zij
daarvan kunüeu doen blijken, door, op den dag voor de
opkomst bepaald, een op tegel geschreven en gelegsli-,
seerd geneeskundig getuigschrift van den behandeleodcn
geneesheer, of een Buder bewijs of verklaring, ter gemeeute-
aecretnrie over te leggen, zullende de ziekeu, die niet op
den bepaalden tijd onuer de wapenen komen, te dezer zake
niet voor diligent worden gehouden, maar verplicht zijn,
zich na huune herstelling, bij hun korps te vervoegen,
teueiudo daarbij in den wapenhandel te worden geoefend,
wordende zij. voor zooveel noodig, er op gowezeD, dat,
zoo zij in gebreke blijven aau deze oproeping te voldoen,
zij volgens art. 145 der militiewet. als deserteur zullen
worden behandeld.
Vlissingen, den 28 Juni I 894.
Do Burgemeester voornoemd.
TUTEIN NOLTHENIUS.
FEUILLETON.
i)
Deze erfenis, bestaande uit het land
goed Erlenstein en een aanzienlijk kapi
taal in geld, stelde den gelukkigen be
zitter in staat zich op een geheel anderen
voet in te richten dan hij tot nu toe ge
leefd had.
Wel baarde de vreemde beschikking
van den erflater eenige verwondering,
maar als men dacht aan de eigenaardig
heden van zijn karakter, meende men het
zich te kunnen verklaren, dat hij den ou
den heer Van Trom berg had willen be-
loonen voor de vaderlijke zorg, waarmee
deze zich het lot van den wees had aan
Vlissingen, 3 Juli.
Mr. Treub in eene vergadering van
kappers- en barbiersbedienden
te Amsterdam.
De Amsterd. vindt het een merkwaar
dig teeken des tijds dat de heer Treub,
wethouder van Amsterdamin eene
vergadering van de Amsterdamsche kap
pers- en barbiersbedienden-vereeniging
aldaar als spreker optrad ter aanbeveling
van Zondagsrust. Hij was daartoe, door
de patroons uitgenoodigd. Hij had zich
zeer gemakkelijk van deze taak, als ze
hem niet beviel, kunnen ontslaan een
voorwendsel was licht gevonden. Dat hij
het toch deed, bewijst dat hem ook de
zaak, die aan de orde was, belang in
boezemt.
Hoe de tijden veranderd zijn roept
de Amsterd. uit Wie had er voor twin
tig jaar aau kunnen denken dat een
wethouder van Amsterdam in een ver-
eeniging van kappers- en barbiersbedien
den zou optreden om met hen een hunner
belangen te bespreken 1"
Het verschijnsel was zoo nieuw dat
men eene stem in de vergadering hoorde
roepenIs mijnheer ook in ons vak 1
Het kan, volgens het blad, een grap,
een aardigheid geweest zijn, eene zin
speling op het feit, dat de fiscus ook
wel eens gezegd wordt te scheren, het
kan ook eene uiting van verontwaardi
ging of ergernis van een patroon geweest
zijn, die het niet kon verkroppen dat een
bestuurslid van het vroedschap zich met
het streven van kappers- en barbiersbe
dienden inliet.
De zaak, waarvoor de heer Treub zich
zooveel moeite gaf, zegt het blad, is
slechts een zeer gering deeltje van de
sociale quaestie, maar hoe ondergeschikt
in vergelijking met de groote vraag
stukken, die de Maatschappij thans bezig
houden, is het toch van beteekenis voor
het levensgenot van vele duizenden dat de
Zondagsrust voor de kappers en barbiers
met hunne helpers in de hoofdstad wordt
ingevoerd en er al weder een beroep
onttrokken wordt aan de onmenschelijke
hardheid, die onwillekeurig en onnoodig
door de gemakzucht der bezittende klas
sen ontstaan is. Bestond er eene wet,
die het scheren en haarsnijden op Zon
dag verbood, dan zouden de barbiers en
kappers zeer goed op de overige zes
dagen der week in de behoeften van
hun publiek hebben kunnen voorzien en
zouden zij na langdurigen arbeid een
rustdag hebben. Het behoeft geen be
toog dat met de overwinning te Amster
dam het uur van bevrijding ook zou
slaan voor de collega's daar buiten, het
zal nog bovendien een spoorslag zijn
getrokken.
Walter had intusschen eene betrek
king als houtvester gekregen en had
zich verloofd met de eenige dochter van
den graaf De Erésange, met wie hij op
eene reis door Lotharingen kennis had
gemaakt.
Een bericht, dat zijn pleegvader doo-
delijk ziek was en hem bij zich verlang
de, riep hem naar Duitschland terug en
hij kwam juist tijdig genoeg op Erlen
stein, om de laatste woorden van zijn
weldoener, zooals hij hem beschouwde, te
vernemen.
Deze woorden waren een bekentenis.
De heer van Tromberg was niet de
rechtmatige bezitter van de rijkdommen,
die hij tot nu toe onder zijn beheer had
gehad. Het testament, dat ze hem had
toegewezen, was vervalscht ten nadeele
van Walter von Hersfeld.
Hoe hij, door den nood gedrongen,
zijne toevlucht had genomen tot eene
daad, den man van eer onwaardig, had
hij de kans om zich te verrijken hoe
voor het personeel, werkzaam bij andere
vakken of bedrijven om ook een rustdag
in de week te verkrijgen.
Het voordeel van een rustdag per week
springt in het oog. De gezondheid, zoo
wel als de verstandelijke en zedelijke
ontwikkeling, het huiselijk en het maat
schappelijk leven genieten er de goede
vruchten van.
Der Amsterd. is overigens dit optreden
var den heer Treub niet alleen een tee-
keiv des tijds, maar het bevat ook voor
mannen van naam, van positie, van in
vloed een duchtige les.
Indien, vraagt het blad, zich alle 39
raadsleden van Amsterdam, allen per
sonen uit de meer bezittende klassen,
zich eens voor de volksbelangen hadden
geïnteresseerd, gelijk mr. Treub en en
kele anderen dit deden, hoeveel beter
zouden in menig opzicht de toestanden
zijn, hoeveel geringer zou de kloof wezen,
die de verschillende standen scheidt
Was er eens een tijd, het is nog niet
zoo heel veel jaren geleden, dat velen
zoüder eenig gemoedsbezwaar anderen
voor zich op Zondag lieten werken, ook
zelfs dan als dit even goed op een dag
der week had kunnen geschieden, de tijd
is nu aangebroken en het denkbeeld
meer en meer doorgedrongen dat de ar
beider recht heeft op een rustdag. Maar
niet alleen de eigenlijk gezegde arbeider
heeft dit recht zulks van de maatschap
pij te eischen. Er zijn immers nog zoo
vele beroepen en bedrijven, waar de nood
niet dwingt op Zondag te werken en
waar de Zondagsrust toch niet kan
genoten worden, waar het leven een
voortdurend jagen en worstelen is, waarin
de Zondagsrust geen lichtstraal in den
strijd brengt.
Dat dan de beweging tot verkrijging
vom Zondagsrust zich niet tot enkelen
bepale, maar door de handen ineen te
slaan er een beweging ontstazoo
krachtig dat de gemaklievenden in de
maatschappij, die den arbeider als alleen
voor hun genoegen en gemak geschapen
beschouwen te zijn, aan dien aandraug
moeten toegeven.
Is eenmaal Zondagsrust verkregen, dan
kan elk dien dag. doorbrengen, zooals
hij verkiest, naar zijn aard of denkwijze.
Dit is echter zeker dat de tevredenheid
met den stand, waarin men geplaatst is,
er niet op verminderen zal.
Als het publiek hieraan medewerkt
door slechts als het niet anders kan
diensten van anderen op Zondag te ver
gen, zal die hervorming spoedig tot stand
zijn gebracht.
De „Standaard" over de demonstra
ties voor dr. Kuyper.
Sprekende over de in de laatste weken
van meer dan éene zijde voorgestelde
aangegrepen als een geschenk van het lot,
dat hem tot dusver zoo tegen was geweest;
hoe hij zijn geweten had gepaaid met
de redeneering, dat Walter hem dit mid
del, om zich voor den ondergang te be
hoeden, eigenlijk verschuldigd wasdat
alles bekende hij in het aangezicht
van den dood, en zoo ontlast van zijne
zonden en gerustgesteld door de vergif
fenis van den verongelijkte, sloot hij de
oogen in vrede.
Een dag te voren had hij langen tijd
een ernstig onderhoud gehad met zijn
zoon Erwin.
Er was een medeplichtige aan zijne
misdaad. Een notaris, wiens zaken waren
achteruitgegaan, had hem geholpen in de
gepleegde vervalsching. Deze was een
Eranschman van ouden adel, die met zijn
broeder, toen ze nog nauwelijks den
kinderschoenen ontwassen waren, naar
Duitschland was getrokken, om cr de
familie van hunne moeder, die in hare
jeugd huis en vaderland had verlaten,
om den kapitein Maubert te volgen, op
en met zoo goed als algemeene stemmen
aangenomen motien om vertrouwen uit
te spreken in de leiding van den voor
zitter van het Centraal-Comité, dr. A.
Kuyper, zegt de Stand, dat deze niet uit
konden blijven na de ruwe philippica
van den heer De Savorniu Lobman tegen
dr. Kuyper.
Maar, het wil het blad voorkomen,
dat hier ook odes Guten nicht zu viel
van toepassing is, dat nl. nu reads ge
noeg geantwoord is op de Groninger
philippica. Of de deputatenvergadering
zal voortgaan vertrouwen te stellen in
hem, die het Centraal comité in 't leven
riep, zal eerlang blijken, daar dr. Kuyper
aan de beurt van aftreding is.
Men vergete intusschen niet, waar
schuwt het blad, dat zulk eene contra-
demonstratie allicht anderen prikkelen
kan en dat het geraden is al wat prikkelt,
vooral nu de thermometer naar boven
gaat, te vermijden. Voorts verdient de
vraag overweging of het onder christenen
niet oirbaar is minder in het ontsteken
van wierook kracht te zoekenen
liever elkander dien geestelijken, dien
ongemerkten steun te geven, die ligt in
het elkander gedenken in den gebede.
Natuurlijk is dit iu het minst geene
aanmerking op wat tot dusver is ge
schied. Zulke contra demonstratie kon niet
uitblijven. Alleen, komt het der Stan
daard voor, is het nu reeds genoeg.
Met genoegen maakten wij Zondag
avond in het Grand Hotel kennis met
de Wiener Schwalben," de kapel, die
voor deze maand door den heer Meijer,
de exploitant van het Hotel, geënga
geerd is. Niettegenstaande de vrij hooge
temperatuur in de zaal, was er, terwijl
daarbuiten de frissche zeewind verade
ming schonk, toch een zeer talrijk
publiek opgekomen om te hooren wat
men van deze «Wiener Schwalben" te
verwachten had.
Wij gelooven niet dat de kennismaking
tegengevallen is. Wel is de kapel klein
zij bestaat slechts uit 6 dames en 2
heeren maar zij is zeer goed geoefend,en
met animo voert zij haar programma
uit, waarop flinke nummers afwisseling
brengen in de reeks van walsen en
marschen, die nu eenmaal de hoofd
schotel bij de uitvoeringen van dames
kapellen schijnt te moeten zijn.
De hitte va* de zaal werkte in het
begin storend op de zuiverheid der
instrumenten. O. a. was dit bij het spel
der fluitiste zelfs zeer merkbaar. Wij
kunnen daarvan echter den artisten geen
verwijt maken, die gedurig hunne in
strumenten op toon moesten brengen.
Wij mogen overigens den heer Meijer
gelukwenschen met de door hem gedane
te zoeken en te trachten, met hare hulp
een middel van bestaan te vinden.
De ontvangst was niet zeer hartelijk.
Dat hunne moeder met een Fransch-
man getrouwd was, werd aan de kinde
ren gewroken, en de krenkende wijze,
waarop men hun het genadebrood als het
ware toewierp, bracht hun warm bloed
in gisting en verbitterde hun gemoed.
De jongste ging op een goeden dag weg
en nam dienst op een West-Indië-vaarder.
De oudste oefende meer geduld en bracht
het met ijver en inspanning zoo ver, dat
hij een wistgevend notariaat verkreeg.
Nu kon hij den grond leggen tot den
zoo vurig begeerden rijkdom, die hem in
staat moest stellen, zijne rechten te doen
gelden om den rang, waarop zijn naam
hem aansprak gaf, in te nemen. Helaas!
Een enkele ontmoeting zou zijn eerzuch
tige droomeu iu ronk doen opgaan.
Eene tooneelspeelster, van twijfelachtige
schoonheid, maar ervaren in alle kun
stenarijen van de sluwste koketterie, wist
het hart van den veel jongeren man, die