UlSSIM.SCIIi: CODMNI. Iiwébpétiwi No. 59. Woensdag 23 Mei 1894. 323te Jaargang. Gemeentebestuur. SiLITOM. Binnenland. AFSLUITING VAN WEGEN. De Borg. en Weth. van Vlissingeu, Gelet op de mededeeling van don Commis saris der Koningio in dit gewest, dd. 4 dezer, maken bekend dat voor het verkeer met rij- en voertuigen en vee zullen zijn afgesloten den Polderweg op de grens van Oost- en West Souburg en Ritthem, van 18 tot en met 21 Juni den Loodweg of Zuidweg op de grens van Rittliem en Oost- en West Souburg, op 22 en 28 Juni het Louisseswegj* in Ritthem, van 26 tot en met 28 Juni den Diskoekschen Rltitveg in Koudtkerke op 27 en 28 Juni. VlissiDgen, den 16 Mei 1894. De Bnrg. en Weth. voornoemd, TÜTEIN NOLTHENIÜS. De Secretaris, J. H. C. BUSING Vitloting van Obligation. De Burg. en Weth. van Vlissingen, bren gen ter kennis van belanghebbenden dat in de openbare vergadering van den gemeenteraad van 18 Mei 1894 zijn nitgeloot zes obligatiëo, ieder groot f 1000 dergeld- leening vao 1888 groot f 400 000 ad 3% en wel de nummers Een honderd drie (103), Twee honderd vjjf en tachtig (285), Twee honderd negentig (290), Drie honderd vier en vijftig (354), Drie honderd twee en zestig (362), Drie honderd vier en tachtig (884). De aflossing dezer obligatiëo zal plaats hebben op den 1 Sept. e. k. ten kantore van den gemeente ontvanger te Vlissingen ot van de Associatie Cassa te Amsterdam, terwijl zjj van af dien datum geeoe rente meer zullen dragen. Vlissingen, den 19 Mei 1894. De Burg- en Weth voornoemd, TUTEIN NOLTHENIÜS De Secretaris, J. H. C. BUSING. Uit de Pers. De Stand, vraagt wat er gewormen is door voor minister Tak minister Van Houten te nemen. Het antirevolutionaire blad zegt dat Tak in beginsel van staats recht lijnrecht tegen de antirevolutionai ren overstond, maar niet deswege door het conservatisme bestreden werd en dus in dit opzicht zijn opvolger is lood om oud ijzer. Er zijn grieven tegen Tak aan te voeren, maar deze raken nauwelijks eeu beginsel en hebben met de hoogere belangen van het nationale leven niets uitstaande. Op de vraag of de minister Van Hou ten nu zooveel minder op zijn schuldre gister heeft staan, geeft het blad tot ant woord dat indien er éen staatsman in Nederland is, die blijkens zijne antece- Bewerkt door A. M. O. 48.) »lk waag het niet aan Albert te schrijven, want naar mij gezegd werd, is hij zoo ernstig ziek, hij zou mijn brief toch niet in handen krijgen. O, als hij slechts wist, dat ik nog altijd aan hem denk. Toen ik juffrouw Marie zoo treurig zag, beloofde ik haar, dat ik haar brief zelf aan Albert zou overhandigen, als hij nog in staat was om te lezen. Marie schreef eenige regelen, maar nu ben ik in ver legenheid en weet niet, boe ik mijn zending zal volbrengen. Het zou zeer ongepast zijn als ik trachtte in Albert's ziekenkamer door '.e dringen. Eerlijk denten weerzin moest wekken, het dan wel mr. Van Houten is. Als staatsman en tevens als publicist deed hij met eene openhartigheid, die eiken sluier schuwde, openlijk professie van alles onderstboven keerende denkbeelden. Zijne denkbeelden over de familie en bet huwelijk, die ten slotte op eene onverbloemde prediking van de vrije liefde uitliepen, verontrustten te zijner tijd de gemoederen. Ook her innert men zich nog levendig hoe deze staatsman in de Tweede Kamer de Pa- rijscbe commune op eene wijze ter sprake bracht, die ons deftig parlement aller minst geruststelde. De Stand, beoordeelt deze anteceden ten op het oogenblik niet, maar stelt alleen de vraag of het niet een zonder lingen indruk maakt bet conservatisme zijn triomf te zien vieren door ons voor Tak zulk een staatsman in de plaats te geven. Er is, zegt bet blad verder, een boo- gere behoudzucht, die vóór alle dingen de zedelijke vastigheden des gemeenen levens poogt te handhaven, doch aan geestelijken adel schijnt het conservatisme ten onzent gespeend te zijn. En als, be sluit het blad, die conservatie gekocht moet worden tot den prijs, dat het initia tief in hande kome van een staatsman, die roekeloozer dan éen de zedelijke vastighe den van het nationale leven beeft aange tast, dan had men dit wel liever anders, en zou meu den oud-gouverneur Pijnacker Hordijk wel veel dragelijker figuur heb ben gevonden maar toch, als de balans wordt opgemaakt, acht meD, dat voor Tak vin Poortvliet Van Houten als mi nister te kunnen begroeten, gewaardeerd moet worden als 'nationale winste. In hetzelfde nummer, waarin zulk een vernietigend oordeel uitgesproken worde over de antecedenten van mr. Van Houten, bespreekt ook de Stand, de po gingen, die gedaan zijn om tot eene wederoprichting der Antirevolutionaire Kamerclub te geraken,en wijdt het het niet slagen daarvan aan de parlementaire atmosfeer, die er niet naar was om veel resultaat van die pogingen te kunnen verwachten. Men is danook in tweeën vergaderd geweest en beide fractiën noemden zich antirevolutionair, een be wijs voor De Stand, dat die naam nog een goeden klank heeft. Slechts éen zonderling iets schuilt in de formatie van het clubje onder presi dium van den heer Lobman, nl. dat ook opgenomen werd de heer Graaf van Limburg Stirum, het Kamerlid voor Schiedam, een maD, die nooit tot de antir. partij behoord heeft, sedert jaren geregeld als teg&neandidaat tegenover deze partij dienst deed, nog pas in Schiedam en in Katwijk de heeren Van der Borch en Donner van hun Kamer zetel verdrong, ja, op ditzelfde oogenblik moet ik ook bekennen, dat ik op uwe goede hulp gerekend heb, mijnheer Ser vet. Men zou u niet weigeren Albert te zien en te spreken." »Geef den brief maar hier, Felicitas", sprak de schilder aangedaan. De arme jongelui 1 Ja, ik had er een voorgevoel van, ik heb Albert nog gewaarschuwd." Er werd gescheld en een oogenblik later trad Smoiloff het atelier binnen. Verrast wierp hij een blik op Felicitas, wier schoonheid een diepen indruk op hem maakte Hij boog zoo eerbiedig voor het eenvoudig gekleede meisje, alsof zij een vorstin was, »Dit is zoo wat mijn pleegdochter," zeide de schilder op Felicitas wijzende. Zij is het origineel van het portret, dat ik gisteren naar de scbilderijen-tentoon- stelliDg gezonden heb. Ge hebt het wel reeds gezien, niet waar bO, nu begrijp ik, waarom ik de juf frouw meende te herkennen.. Juist, het origineel van het stervende meisje. Ik herkende haar niet dadelijk door de rozen bij de naverkiezing in Katwijk den roomschen candidaat Reekers steunt om den heer Donner te weren. Een zonderlinge combinatie noemt De Stand het ten slotte een tegenstander der antir. partij, die thans echter instem ming met het program van '78 schijnt betuigd te hebben, door den beer Lob man in zijne fractie te zien opnemen. In een artikel, getiteldVolkomen correct<n'beweert De Nederlander dat de toetreding van graaf van Stirum tot de antirevolutionaire Kamerclub volstrekt niet zonderling is, daar volgens alle an tecedenten de club steeds is samengesteld geworden uit alle leden, die het antire- revolutionair program beaamden. Dat de heer van Stirum zou opgenomen zijn in ude fractie-Lohman" is ook onjuist, want die bestaat niet. Dat hij tegenover de heeren van der Borch en Donner gestaan heeft, kon geen reden zijn hem te weren, dit zou toch De Standaard verschillende leden barer partij, onder welke dr. Kuy- per die, elk in zijn district, tegenover antirev. candidaten gedaan hebben, ook wel niet gedaan hebben. Vroegere ante cedenten van den heer van Stirum kent het blad niet. Zijne bekeering, zoo het er eene is, is in elk geval geene bekee ring met de stembus in het gezicht. De Tijd verlangt dat er eene interpel latie zal gehouden worden over de rede nen, welke tot de Kamerontbinding leid den,en wel het liefst door een lid der Eerste Kamer, omdat deze Kamer in het geschil niet partij is geweest. Wij gelooven met De Tijd dat het oogenblik om het volle licht over de nog in nevelen gehulde Ka merontbinding te ontsteken gekomen is en hopen als de interpellatie aangenomen wordt dat dan ook werkelijk niets zal ach- .ter gehouden worden van hetgeen voor "het groote publiek thans nog duister is. De historie der Kamerontbinding, vol gens De Tijd thans nog het geheim van enkelen, behoort aan de natie bekend gemaakt te worden. De H. Ct. heeft met de grootste verbazing uit het verslag der vergadering voor den Geneeskundigen Raad voor Zuid-Holland gelezen dat de inspecteur van het geneeskundig Staatstoezicht, de heer Menno Huizinga, de pokziekte te Rotterdam niet epidemisch heeft willen verklaren en dus heeft laten voortwoeke ren, omdat hij de financieele belaDgen dier gemeente hooger stelde dan de ge zondheidsbelangen van Nederland. Om deze ernstige beschuldiging te staven, "wijst het blad op het feit, dat in de maand April alleen 395 gevallen voorkwamen, wat toch. wel als bewijs kan gelden dat te Rotterdam eene epidemie en zelfs eene zeer ernstige aanwezig is. Dat 32 gemeenten in Zuid-Holland er door werden aangetast, mag wel als een nader bewijs dienen. De M. Ct. doet het op haar wangen en haar schitterende oogen." »En wat brengt ge mij, heer graaf? vroeg Servet. «Hebt ge nieuws van Al- bert »Ik kom juist bij hem vandaan," ant woordde de Rus met een schuinschen blik op Felicitas. «Spreek vrij uit," zei Servet, die het dralen van den Rus bemerkte. «Felicitas komt juist bij mejuffrouw Bressol van daan, zij kent bet geheim van hunDe liefde." »0, dus zijn we vertrouwelingen en bondgenooten," riep Smoiloff verheugd uit. Welnu, uit naam van Albert kom ik u een verzoek doen, mijnheer Servet." De schilder liet deu graaf uauwelijks uitspreken. Hij stond op en na eenig zoeken vond liij een photografisch por tret, dat hij Smoiloff overreikte met de woorden »lk kan Albert's wenschen op staan - den voet bevredigen. Ik ontving dit por tret van mejuffrouw Bressol om aan mijn dan ook genoegen dat de heer Menno Huizinga niet tot lid der Tweede Kamer verkozen werd, daar zij de algemeene belangen des lands in handen van iemand van zulke opvattingen thans niet meer veilig acht- De woorden, door den heer Menno Huizinga in de vergadering van den Ge neeskundigen Raad gesproken, luiden aldus »In antwoord op de vraag of er geen termen zijn om de pokken in Rotterdam epidemisch te verklaren, deel ik mede dat ik tot dusver geen grond had om de ziektegevallen aldaar als eene epidemische verschijning op te vatten en daarom tot dusver geaarzeld heb officieel uit te spreken dat Rotterdam gevaarlijk is voor binnenkomende schepen, waarbij ik ook moest letten op de mogelijkheid van be- nadeeling der locale belangen d.oor zulk eene epidemisehmerklaring Er is wel eens gezegd dat de N. R. Ct. het tijdens de verkiezingen te druk had om zich veel met de pokziekte te bemoeien Haar stilzwijgen laat zich echter beter verklaren als men aanneemt dat ook zij evenals de inspecteur van het geneeskundig staatstoezicht de ziekte voor niet epidemisch hield. Vlissingen, 22 Mei. Lijst van brieven, geadresseerd aan onbekenden, ten postkantore alhier ter verzending ontvangen gedurende de 2e helft der maand April jl A. de JoDg, HaarlemJ. F. Hansse, BokstelA. Wolf, VlissingenP. Siegers, Danforth (Amerika De N.R. Ct. meldt dat een gezelschap Engelsche excursionisten dezen zomer via Vlissingen een bezoek aan ons land zal brengen, o. a. aan Den Haag en de badplaats Vlissingen. Bij de openiug der zomerschietingen door de handboogschutterij» de Eendracht" werden bij de prijsschieting de navol gende prijzen behaaldEen prijs, ge schonken door den beschermheer, den heer burgemeester Tutein Nolthenius, door den heer J. de Waeyeen door den heer De Graaf geschonken prijs door den heer A. Timmermande prijs, door den heer Loekemeijer gegeven, door den heer L. Cornelliedie, door mej. Schout aange boden, door den heer J. B. van Hilst. De societeitsprijzen werden behaald door de heeren G. F. Bollen met den hoofdvogel en A. Velge en E. Aspeslagh met de zij vogels. Bij de later plaats gehad hebbende koningsschieting werd de »koniDg" ge schoten door den heer G. F. Bollen. werk te kunnen voortgaan, als zij af wezig was. Breng het gerust aan den armen Albert en voeg er dezen brief bij, van Marie." »Wat? Een brief van Marie? Hoe komt die in uwe handen,mijnheer Servet?" «Felicitas, de vriendin van Marie heeft hem zoo pas gebracht." Eenigszins beschroomd vroeg Felicitas den graaf nu, hoe het met Albert ging. »Men heeft Marie gezegd, dat Albert zoo goed als stervende is en dat slaat haar vreeselijk ter neer. Ik zou haar gaarne weder eens eenigé hoop op zijn herstel willen geven." »Zeg dan aaii mejuffrouw Bressol, dat Albert niet zal sterven, als zij slechts van tijd tot tijd iets van zich laat hooren. En zeg dan ook, dat een trouw vriend over hunne liefde waakt." Met deze hoopvolle tijding vertrok Felicitas, om ze dadelijk aaD Marie mede te deelen, misschien ook ging ze zoo spoedig heen om zich te onttrekken aan de bewonderende blikken van den graaf.

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1894 | | pagina 1