VLISSIUSCUE COUMNT. VADER EN ZOON. No. 136. Zondag 19 November 1893. 31ste Jaargan Geatonneerden eb Meters op dit M. GOUD ELSJE Gemeentebestuur. FI1 L L I T 0 M, BUREAU: Kleine Markt I N°. 187. Prijs per drie maanden 1.—. Franco per post 1.15. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren eu Postdirecteuren. UITGEVER: F. VAN DE VELDE Jr. te Vlissingen. PRIJS DER ADVERTENTIËNVan 1 tot 4 regels 0.40. Elke regel meer 10 cent. Clichés en groots letters worden naar plaatsruimte berekend. Eenig Agent voor Frankrijk de firma G. L. DAÏÏBE Co., te Parijs. Verschijnt Uiusdag-, Wonderdng-en Zaterdagavond. Abonnementen voor België, Duitechland, Enge land en Frankrijk f 1.66 per drie maanden Aan de Wij stellen thans de gelegenheid open om voor den geringen prijs van slechts VIJFTIC CENTS E. MARUTT's boeienden Roman in eigendom te krijgen. Voor verdere inlichtingen verwijzen wij naar achterstaande advertentie en inteekenbiljet DE UITGEVER. Rijks keuring van paarden ten be hoeve van het Leger. LOT IN W, voor de volgorde op de verzamellijsten. Burg. en Weth. van Vlissingen, doen te weten: dat op Vrijdag den 24 November 1893, des namiddags te 2 uren, ten overstaan van het Gemeentebestuur, iu het open baar de loting zal worden gehouden, ter bepaling der volgorde, waarin de daar voor in aanmerking komende in deze gemeente aanwezige paarden, zullen wor den gebracht op de verzamellijsten vol gens welke later de keuring zal plaats hebben. De eigenaar van een inteschrijven paard is gerechtigd in persoon voor zijn inte schrijven paard en voor het geval hij eigenaar is van meer dan een inte schrijven paard voor elk dier paarden, afzonderlijk te loten. Is de eigenaar niet bij de loting tegen woordig, dan loot de Burgemeester voor hem. En is hiervan afkondiging geschied te Vlissingen den 18 November 1893. Burg. en Weth. voornoemd, TUTE1N NOLTHENIUS. De Secretaris, J. H. C. BUSING. BEWERKT DOOR AMO. 51.) Zij is onschuldig I" Bertha vroeg' niets meer. Tante Elisabeth vertoonde zich dien avond niet. Eerst den volgenden morgen begroette zij Bertha aan het ontbijt. Het meisje ontstelde, toen zij haar zag. Lady Carley was een vervallen oude vrouw geworden, haar voorhoofd was zwaar ge rimpeld, liaar handen beefden Zij wende echter het oog niet af van haar neef, dien zij nog nooit zoo bemind scheen te hebben als thans. De verandering, die in den jongen graat had plaats gegrepen, bleek meer uit zijne handelingen dan uit EEN ANTWOORD AAN DEN bestendigen lezer G. ii. Altijd geleerd hebbende, dat men eene zaak, over welke men een oordeel zal uit spreken, van meer dan éene zijde moet bekijken, gevoelde ik, dat ik mij met het bezoeken van de beide genoemde dames niet tevreden mocht stellen, en ik mijn onderzoek diende te vervolgen. Ditmaal viel mijne keuze op mevrouw Smedens, iemand die twee en somtijds drie dienstboden hield, en over wie ik zoo nu en dan wel wat had hooren mom pelen, dat juist niet altijd even vrlende „lijk en lofwaardig luidde; ja! ik wist uit eene zeer vertrouwbare bron, dat eene door haar weggezonden gedienstige haar in een bakkerswinkel de minder fat soenlijke namen van tang en kat had gegeven. Ik kwam dus tot de con clusie, dat het in die huishouding niet altijd rozengeur eu maneschijn was, en juist zoo iets kwam mij te pas. Ik begaf mij dus naar de deftige wo- niDg van den heer Smedens, een welge steld koopman en lid van den raad, die bij zijne stadgenoóten zeer goed staat aangeschreven. Aangebeld hebbende werd mij de deur door een jong dienst meisje geopend. Al aanstonds trof mij de onberispelijke reinheid van die mar meren gang en van de muren. 't Was zoo te zien, dat het daar wel in de puntjes moest zijn. Op mijne vraag om mevrouw te spreken, die tusschen twee haakjes voor mij geen onbekende was, daar ik haar meer dan eens in ge zelschap ontmoette, keek de jeugdige ge dienstige ietwat bedremmeld, maar toch opende zij de deur der zijkamer, en ver zocht mij daarin te gaan, terwijl ze me vrouw zou roepen. Ofschoon met de inrichting van het huis onbekend, ver moedde ik toch, dat de keuken aan 't eiude van dien gang zich bevond,en kwam het mij voor, dat daar aan 't achtereinde een tooneel werd afgespeeld, dat juist niet tot de blijspelen behoorde, wanneer ik tenminste dit mocht opmaken uit de luide stemmen, die tot mij doordrongen, en, naar het schelle te oordeelen, aan vrouwen behoorden. Ik besteedde mijnen tijd met bet be schouwen van het rijk gemeubelde ver trek, dat al weder de sporen van net heid vertoonde, en ik zeide reeds tot mij zeiven, dat ik hier andermaal gekomen was in een huishouden, al waar orde n.o. 1 was en ik dus niets nieuws zou vernemen. Op eens weerklonken er in den marmeren gang haastige stappen, die het zijvertrek naderden. Met drift werd de deur geopend, en daar stond ze voor mij in levenden lijve, de deftige me vrouw Smedens. Ja, 't was een deftige verschijning wat grootte en kleeding be treft, maar daarbij hield het ook op. Haar gelaat was vuurrood; hare zwarte oogen flikkerden met buitengewonen gloed en haar geheele voorkomen had iets ge jaagds als van iemand, die geweldig ge schrikt is. Ze liet zich als 't ware op een stoel tegenover mij neervalen. Ik wist waarlijk niet, wat ik zeggen moest, en hoe ik het gesprek moest beginnen met iemand, die blijkbaar ten prooi was aan eene heftige gemoedsbeweging. Ze scheen zelve met hare houding verlegen, en begon eindelijk, al was 't dan ook met gedurige afbreking, die ik nu maar niet zal weergeven »'t Spijt me, mijnheer Cassicara, zoo heet u immers, dat u dit zoo treft, maar ik ben bijna niet in staat, om u te woord te staan Zie zoo 't ijs wat gebroken. Ik zei dood bedaard »Een of ander ongeluk heeft u zeker getroffen, mevrouw »Een ongeluk? Neen, 't zijn die el lendige dienstboden, die mijn bloed doen koken't Is ongehoord't Is niet om uit te staan »0, mevrouw I" antwoordde ik nog al tijd even kalm, is dat de moeite wel waard, om uwe gemoedsrust zoo te ver storen Nu brak de stortvloed los. U moest het eens weten, mijnheer Daar hebt u mijne, keukenmeid Van daag laat ze 't eten aanbranden, morgen vergeet ze 't zont, en zoo al voort. Als ze nu nog bescheiden waren, zou men veel door de vingers zien, maar ze wor den met den dag brutaler. Vandaag zijn uiterlijk. Een koortsachtige onrast had zich van hem meester gemaakt. Hij werd zoo ongedurig, dat Bertha's zenu wen zelfs onder zijn rusteloosheid leden. Soms kon hij uren lang zitten peinzen en dan vloog hij plotseling op en was uitgelaten vroolijk, wat Bertha, met het oog op het recente sterfgeval, een schrik op het lijf joeg. Maar hoe zijn stemming ook was, hij moest haar altijd zien. Hij volgde haar als een schaduw, overal hield hij het oog op haar gevestigd, zoodat Pertha er eindelijk het geduld bij verloor. Aan vaardde graaf Norton de erfenis zijns vaders en werd hij nu ook waanzinnig lntusschen verliep de tijd, October na derde Van dag tot dag nam de onrust van den graaf toe. De tweede October kwam, den volgenden dag zou het hu welijk gesloten worden. Bertha had voortdurend een gevoel, alsof de grond onder haar voeten beefde, alsof de grond zich zou openen om haar of iemand anders op het beslis sende oogenblik te verzwelgen. Er moest iets gebeuren, die gedachte bleef haar bij. Binnen vier-en-twintig uren zou zij hier meesteres zijnZij doorliep de prachtige zalen van het slot Northminster om alles eens te overzien. Het plan van een huwelijksreis was met zorg opgemaakt, haar bruidstoilet lag gereed. Zou zij het morgen wel aantrek ken vroeg ze zichzelven af en vreemd genoeg ze gevoelde zich bij die vraag toch niet ongelukkig. Ze was in een staat van gevoelloosheid geraakt en ging nu kalm haar noodlot te gemoet. Wat de toekomst haar brengen zou, wist zij niet, maar zij zou bet aanvaarden. In den laatsten tijd dacht zij dikwijls aan die voorspelling omtrent het einde van het geslacht der Nortons. Al schert sende had graaf Victor haar die voor spelling eens voor de grap verteld. Zoo als een enkele toon soms lang in ons oor naklinkt, zoo herinnerde zij zich tel kens weer éen volzin uit zijn verhaal n Als op den dag van het huwelijk moest ze in een podding drie eieren doen en ze doet er waarachtig zes inNa tuurlijk maak ik me boos, en zeg er iets van. En wat doet ze? Ze kijkt me brutaal aan en zegt: »je moest het lie ver zelf maar doen Ik werd woedend en loop op haar toe. Op eens grijpt ze de tang, gaat dreigend voor me staan, en zegt: «raak me niet aan!" Begrijp eens Meid roep ik, wat denk je wel Mijn handen zijn te goed, om zoo ie mand als jij aan te raken. Meteen smijt ze de tang op den vloer en schreeuwt zie maar, dat je een ander krijgt, ik groet je en ik laat me door jou niet koenjeneerenNu zult u wel begrijpen, mijnheerwaarom ik zoo geheel en al van streek ben." Natuurlijk begreep ik dit ten vollej maar nam toch de vrijheid, op te mer ken, dat. mevrouw misschien beter deed, met. zich dit alles niet zoo sterk aan te trekken, eu liever doodeenvoudig eene andere te nemen. «Wanneer dit maar hielp antwoord de zij, «maar 't geeft zoo weinig. Ik be loof u, dat ik bij oudervinding kan spre ken. Nu eens krijgt men er eene, die voorbeeldeloos lui en vuil is, alles ver waarloost, zoodat men per slot van re kening booge huren kan betalen en meest alles zelf doen. Dan weer is men blijde, iemand gekregen te hebben, die netjes is, eu er knap en fatsoenlijk uit ziet, maar dan is 't ook waarlijk bijna een dame, die nog mooier gekleed gaat en nuffiger is dan mijn dochters. Aan vrijers geen gebrek lange praatjes aan de deur en urenlang uitblijven, wanneer zij een boodschap zullen doen Nog er ger is 't maar al te dikwijls met de on eerlijkheid. Al verdienen ze hoog loon, toch komen ze niet rond, want ze heb ben veel noodig voor toilet en opschik, en dan blijft er niet veel anders over dan te stelen. Verleden jaar heb ik er nog eene gehad, die bakker en melkboer maar niet had betaald, hoewel ze 't mij eiken avond getrouw in rekening bracht, en 't geld met het oprechtste gezicht van de wereld opstreek. Zoo'n meid verdien de in de gevangenis gezet te worden We hebben de zaak stil gehouden, en ze eenvoudig weggezonden, want mijn. bruid en bruidegom gescheiden worden, zal het geslacht der Nortons uitsterven Den avond voor den huwelijksdag had Bertha zware hoofdpijn. Lady Carley bewoog haar om vroeg naar bed te gaan en bracht haar naar haar slaapkamer. «Goeden nacht, mijn kind," sprak zij met aandoeuiug. «Moge het je gelukken, hem gelukkig te maken, moge de dag van morgen je geluk bezegelen Met tranen in de oogen keek zij het meisje aan. Er schenen woorden op haar lippen te zweven, waarvoor haar de moed ontbrak om die uit te spreken. Bertha omhelsde haar liefderijk en verborg het hoofd aan de borst der oude dame. «Ik zal mijn best doen, tante!" fluis terde zij. «Waarlijk, hij zal iu mij eeu trouwe en goede levensgezellin vinden I" Zoo scheidden zij. Bertha was eindelijk alleen. Zij lag in haar bed en staarde onbestemd voor zich heen. Maar deuken deed zij niet. Zij kon niet geregeld den ken. Zij volgde de schaduwen, die het haardvuur op den muur wierpzij hoor-

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1893 | | pagina 1