VLISSINGSCHE COURANT. VADER EN ZOON. No. 103. Zondag 3 September 1893. 318te Jaargang. Gemeentebestuur. FlitLLITOIM. REISHERINNERINGEN. Ter lezing liggen en verkrijgbaarstelliug der gemeente begrooting voor het jaar 1894. De Burg. en Weth. van Vlissingen, maken bekend dat ter voldoening aan de voorschriften van art. 203 der gemeentewet, de begrooting der plaatselijke inkomsten en uitgaven voor het jaar 1894, met de noodige inlichting en bescheiden, op heden aan deG raad is aange boden en voor een ieder ter lezing is neder- gelegd op de secretarie dezer gemeente, waar zij in afschrift tegen betaling der kosten, al gemeen verkrijgbaar is gesteld. Ën is hiervan afkondiging geschied waar het behoort, don 25 Augustas 1893. De Barg. en Weth- voornoemd, TUTEIN NOLTHENIÜS. De Secretaris, J. H. C. BUSING. Inspectie over cle waterlceeringen. De Burg, en Weth. van Vlissingen, gezien art. 339 der Algemeene verordening van politie (Gemeenteblad no. 1 van 1893), maken bekend dat op Donderdag den 7 September a. s. door de daartoe bevoegde ambtenaren een inspectie zal worden gehouden over de water- keeringen in deze gemeente, waarmede zal worden aangevangen des morgeos te 10 uren en noodïgen alle eigenaars, bewoners of gebrnikers van panden, gelegen in de rich ting der waterkeeringen uit, om te zorgen, dat voorhanden zijnde voorwerpen in de artfc- 337 en 338 van genoemde verordening om schreven, ten einde zich te vrijwaren van de toepassing der strafbepaiingen aan bet slot van art. 343 tegen de overtreders bedreigd, En is hiervan afkondiging geschied waar het behoort, den 2 September 1893. De Bürg. en Wetb. voornoemd, TUTEIN NOLTHENIÜS. De Secretaris, J. H. 0. BUSING. FATEHTEN. Verkrijgbaar stelling der patenten over het dienstjaar 1893/9t. De Bnrg. en Weth. van Vlissingen, maken bekend dat de patenten over bet dienstjaar 18^/91 verkrijgbaar zijn gesteld ter gemeente-secre tarie, waar zij kunnen worden afgehaald van den 2en September tot en met den 16en d. a. v. van des 's morgens 10 tot des namid dags 3 oren, de Zondagen uitgezonderd dat de patenten die niet binnen -dien tjjd zijn afgehaald, overeenkomstig de bepalingen der wet, aan de huizen van de belangheb benden znllen worden afgegeven door den deurwaarder der directe belastingen, tegen voldoening van het daarvoor verschuldigde wordende de belanghebbenden tevens her innerd, dat zjj» die desgevraagd hun patent niet kunnen vertoonen, zich blootstellen aan de boete, by de wet bedreigd. En is biervan afkondiging geschied waar bet behoort, den 2 September 1893. De Burg. en Weth. voornoemd, TUTEIN NOLTHENIÜS. De Secretaris, J. H. C. BUSING. BEWERKT DOOR A M O. 18.) Vervolgen» verklaarde William Hooper „Sedert twintig jaar beo ik eerste kamer dienaar in het hois van den graaf. Vrijdag avond hoorde ik luide kreten. Ellen Deal kwam het vertrek der dienstboden binnen stormen en riep telkens weer„Onze mees teres is vermoord!" Ik zei dat ze verstan diger moest zijn en bedaarder moest spreken, maar het duurde nauwelijks eene seconde, of zij viel in zwijm. Wij verleenden baar de uoodige hulp en toen zij bijkwam, bracht zij ons alleD naar de kinderkamer. Er was geen twijfel mogeljjk, onze meesteres was Vermoord I Ik giDg onmiddellijk naar miss I. 't Is toch bewezen waar, dat er niets zoo veranderlijk is als een menschU Met deze woorden begroette mij mijn vriend Lamers, toen ik hem, na eene afwezigheid van verscheidene dagen, voor 't eerst weer ontmoette. »Laat mij beginnen,zei ik, „met je een hand te geven, je goeden dag te zeggen en te vragen, hoe je 't maakt, en hoe 't bij je aan huis gaat. Als dat afge- loopen is, verklaar me dan wat die waarlijk toch volstrekt niet nieuwe uit drukking te beteekenen heeft." „We zijn allen springlevendantwoord de Lamers lachend, „en 't doet me ge noegen te bemerken, dat die fameuse warmte van de laatste dagen je niet ziek, maar alleen wat bruin heeft gemaakt. Je ziet er perfekü uit. Nu zal ik je dadelijk de reden van dien uitroep meedeelen. Toen ik hoorde, dat je van huis waart, zeide ik tegen mijn vrouwwel nu nog mooierDat is nu de man, die zoo over de reisziekte heeft uitgevaren, en zelfs in de courant er over schreef. En wat doet hij nu zelf? Daar gaat hij me waar lijk ook uitNeen 1 zoo iemand be hoorde zelf thuis te blijven Hoor eens, Lamers I zei ik zoo deftig mogelijk, „nu sla je den hal geheel mis. Ik heb een paar artikeltjes over de reisziekte geschreven, dat is volkomen waar, maar die heb je stellig niet goed gelezen. Ik heb niet gezegd, dat ik een vijand van reizen was, volstrekt nietmaar ik heb beweerd en dat houd ik vol, dat we tegenwoordig lijden aan de aanstekende reisziekte. Mij dunkt, dat ik de waarheid van mijne bewering niet beter kon bewijzen, dan door zelf van huis te gaan. Wilt gij mij daarom be klagen, laat dit dan gerust. Ik voor mij tenminste heb geen spijt, dat die kwaal ook mij aantastte „Enfin, elk zijn smaak, maar ik voor mij zit bij zoo'n tropische hitte, als we eenige dagen geleden hadden, vrij wat liever thuis. Je paard zou je ontzien bij zulk weer, en zelf ga je tochten doen, waardoor je gezondheid en misschien je leven gevaar loopt. Ik dank je tenminste. Vertel me nu eens waar je geweest bent. Naar Zwitserland of Tirol, of heeft de Harz een beurt gehad. Zoo'n bereisd man zoekt het natuurlijk zoo ver mogelijk, anders ziet hij niets nieuws I" «En als ik u nu vertelde, dat ik dit maal het buitenland niet heb bezocht, maar in mijn eigen land ben gebleven, wat zoudt ge dan wel zeggen?" Dan zou ik antwoorden, dat ik je niet belief te gelooven." „Toch is 't waar. Meer dan eens heb ik mij verweten, dat ik evenals zoo ve- Blanca om die er bij te roepen." Als volgende getnige verscheen Jim Gam ming, de tuinmansjongen. Hij verklaarde „Vrijdag omBtreeks half zeven was ik in het prieel van het park, dat reeds vrij don ker was, toen ik twee stemmen hoorde, die niet luid, maar toch boos klonkon. Ik keek opletteuder in de richting van waar het ge luid kwam en zag onze gravin. De ander wa9 een man dien ik niet kon herkennen, waDt bij had zijn gelaat van mij afgekeerd hij was in twist met de gravin. Hij noemde haar Margaretba en verlaDgde geld van haar. Daar zij dit niet geven wilde, vroeg hij haar juweelen, maar de graviD werd zeer heftig en gebood hem te vertrekken. In plaats vau te gehoorzamen, antwoordde hij, en dit waren precies zijn woorden „Geef'mij je jaweelen of ik maak je hu welijk met mij aan de beele wereld bekend." Er heerschte een ademlooze stilte in de zaal. Daarna gaf dr. Nazj zijne geneeskundige verklaring. Voigeus hem had oen enkele len mijner landgenooten de voorkeur aan vreemde lauden geef, en juist daarom wilde ik van mijnen regel afwijken, en een uitstapje maken binnen de grenzen. Verschillende omstandigheden werkten mede, om mij in dit plan te versterken, on ik lieb er dan ook gevolg- aan gege - ven. Wat nu nog 't beste is en 't meeste wil zeggen is, dat ik mij volstrekt niet heb te beklagen over dit besluit." „Wel 200! Wie had dat kunnen den ken En waarheen zijt ge dan wel ge weest als ik vragen mag?» „Naar 't zuiden van ons land, naar de omstreken van Maastricht, misschien bij u bij name bekend door den St. Pieters berg I" »Ja, daarvan heb ik wel gehoord. Dat zijn immers vaD die onderaardsche gan gen Heel veel bizonders moet er even wel niet aan te zien zijn. Maar je moet me toch het een en ander van dat land vertellen, want was 't niet mooi, dan was jij er niet heengegaan!" „Met genoegen. Kom dan- maar een avondje bij me, en als je dan het noo- dige geduld hebt, zal ik aan je verzoek voldoen Hier namen we afscheid. Eenige da gen later kwam Lamers bij mij en 't voornaamste, van 't geen ik hem toen mededeelde, wil ik opschrijven, teneinde ook de lezers dezer courant hekend te maken met eene streek in ons vaderland, die zulks ten volle verdient, met eene streek, meer algemeen hekend onder den naam van HET a-Errji.üA.x.- Voor menigeen is dit een onbekend woord. Evenals de ontelbare dalen in berglanden hunnen naam ontleenen aan de kleine of groote rivieren, die er door heen stroomen, zoo heeft ook dit dal zijnen naam te danken aan het wel onbedui dende, maar toch zoo aanvallige, zoo vriendelijke riviertje de Geul, dat, hoe klein ook, toch zijnen loop neemt door vier rijken. Het ontspringt te Einatten in Pruisen, loopt dan door het landschap Moresnet, die zonderlinge streek, bekend doorzijn onzijdig gebied, vervolgens langs het Belgische dorpje Sippenaken en komt dan op ons grondgebied. Het besproeit achtereenvolgens Wittem, Wijlré, Schin- op-Geul, Valkenburg, Houthem, Meer sen en Bunde en stort zich bij Itteren, ongeveer een uur stroomafwaarts van Maastricht, in de Maas. In de geschiedenis is de Geul bekend door den veldslag tusschen de Noorman nen en Franken, die in 891 aan hare oevers plaats had, en waarin de laatsten totaal verslagen werden. De Noorman nen herinnerden zich later de overwin ning, alhier behaald, en bij eene volgende ontmoeting met hunne vijanden, die aan stoot den dood veroorzaakthet moest eene krachtige haöd geweest zijn, die den dolk in het hart gestoken had. De geheime politieagent, die den dolk ge- vooden had legde zijne verklaring af omtrent het vinden van dit vourwerp. Do laatste getuige was Blanca NortoD. Er ontstond gemompel en gesis, doch de pre sident onderdrukte dit met strengheid. Zij trad binnen haar gelaat was bleek, doch verried geene aandoening. Bedaard liet zij haar blik over de aanwezigen weiden. Er volgde eenige drukkende stilte, terwijl zij hare verklaring gaf. „Vrijdagavond had ik twist met gravin NortoB", begon zij. „Ik gaf daartoe aan- leidiug door eene opmerking die de gravin krenkte, en waarom zij mij gebood den vol genden morgen het slot te verlaten. Ik ant woordde daarop heftig,dat ik dit nooit zou doeo en verliet de kamer. Toen ik alleen was, bad ik spijt oveT mijne heftigheid. Met het voornemeD mijoe verontschuldiging aan te bieden, keerde ik naar de kinderkamer te- de oevers van de Dijle plaats vond, spra ken zij elkander moed in door deze her innering, want als oorlogskreet hieven ze luidkeels het woord Geule Geule aan, en vol geestdrift tastten ze hunnen vijand aan. Ditmaal was evenwel de oor logskans hun minder gunstig. De loop van dit riviertje is dus vrij lang, en wanneer men nu nagaat, dat zich juist bij dit dal de uitloopers der Ardennen bevinden, dan kan men zich .redelijkerwijze voorstellen, dat men hier eene schilderachtige streek moet aan treffen, waarvan juist de ontelbare en grillige kronkelingen van dezen kleinen stroom eene hizondere liefelijkheid en aantrekkelijkheid moeten verleenen. Zoo dacht ik er tenminste over, en ik besloot de proef te wagen. 'tWas nu maar de vraag, waar ik mijne tenten zou opslaan. Over Maastricht zelf dacht ik nietik houd nu eenmaal weinig van steden. Wat dan? Het antwoord was be trekkelijk niet moeielijk. In de laatste iaren, die zich zoo kenmerken door reis- lustigkeid, zoekt men gedurig naar nieuwe punten en daar was een plekje in 't Geul dal, dat aan ons Hollanders volstrekt niet onbekend was. Dat plekje was het stedeke Valkenburg. Daar was ik eens gedurende eenige uren geweest en dan nog wel op een ruwen regenachtigen dag en daarbij nog kort nadat ik een prachtige reis had gedaan. Eerlijk gezegd, had ik van die plaats en hare omstreken geen zeer over weldigenden indruk behouden. Na dien tijd, dat wist ik, was daar zeer veel ver anderd, en gelijk het met vele dingen in de wereld gaat, de attentie was er op gevallen. Men had in die plaats niet stil gezetende teekenen van den tijd gezien en begrepen, dat men de handen ineen moest slaan, en munt slaan uit de schoone omgeving en de opmerkzaam heid, die men er aan schonk. De zaken gingen den wereldschen gang. Het tamelijk bekende werd als met een tooverslag overbekend. Betsy Perk maak te haar drama, aan de ruïne van Val kenburg ontleend, door den druk en door voordracht bekend. De belangstelling vermeerderde, en nu spande men alle mogelijke krachten in. Het eene hotel verrees na het andereer kwam leven, veel leven in alles, en de ondernemings geest werd klaar wakker. Geen wonder dan ook, dat de stroom der vreemdelingen toenam en wel zoo danig, dat men moeite had, om eene plaats te bekomen, tenzij men zich we ken van te voren daarvan verzekerde. Maar niet ieders zaken veroorlooven hem, om zoo alles vooruit te regelen en zoo ging het ook mij. Van een bepaald ver blijf te Valkenburg zag ik dus af. Ik moest ergens zijn, waar ik me vrij kon bewegen, zoo tout d nxon aisc kon ge nieten van de natuur, en in 't bereik zijn rug en vond de gravin in een diepen slaap. Ik wilde baar niet storen en verliet onmiddel lijk weer de kamer. Op den drempel ontmoette ik Johanna Pool. Ik heb haar nooit mogen lij den ik herinnerde haar op barschen toon aan haar plicht en gebood haar naar bovea te gaan bij het kind. Nadat ik een kwartier in mijne kamer was, kwam Hooper mij be richten, dat de gravin vermoord was. Na- tuQclijk verloor ik daardoor mijne gewone kalmte. Wij gingen samen naar beneden. Wat ik daar ZBg, moest mg voor een oogen- blik van mijn helder verstand berooven, maar ik herstelde mij en gaf bevel den huis dokter en de politie te balen en graaf Vic tor ie verwittigen. Verder wist ik niets te doeo. Ik trok mij in mijne kamer terug eu bleef daar, totdat lady Cathy kwam." In de „Chesholmer Courant" werd de op merking gemaakt, dat deze getuigenis veel overeenkomst toonde met eene welbestu deerde rede en niet voor de vuist scheen uitgesproken te zijn. Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1893 | | pagina 1