VLISSINGSCDE COURANT. No. 19. Zondag 12 Februari 1893. 31ste Jaargang. Gemeentebestuur. KIGM86E\M@. FEUILLETON. Binnenland. Herinnering aan art. 73 der kieswet. De Burgemeester van Vliaaiugen, gezien de circulaire ran Gedeputeerde Staten Tan Zeeland van 27 Januari 1893 no 99 ter uitvoering vau art 73 der kieswet, zooala dat ia gewijzigd bij de «d- ditioneelo artikelen der herziene grondwet noodigt de inwoners der gemeente uit, zoo zij in de grondbelatting de personeele belasting of het patentrecht op de kohieren, tal den loopenden dienst behoorende, elders zijn aangealagen, danrvau door toezending Tan de rereiachte bescheiden (aanslagbiljetten of uittrekiols nit de kohieren en eene berekening van hetgeen in hoofdsom en rijks-opcenteu afzonderlijk wordt betaald) voor i April aanstaande aan Gedeputeerde Staten van Zeeland te doen blijken Vlissingen, 10 Februari 1893. De Burgemeester vooruoemd, TDTEIN NOLTHENIÜS. SCHULDVORDERINGEN. Herinnering aan het tijdig indienen van schuldvorderingen ten laste van het Rijk, de Provincie en de Geineente. De Burgemeester en Wothouders Tan Vlissingen, gezien do circulaire van den Commiasaris der Konin gin in de provincie Zeeland, Tan den 2 Februari 1808 A. no. 116 e aftiteling; herinneren de ingezetenen aan de wet van 8 Novem ber 1815 (Staatsblad uo. si), volgens welke alle vor deringen tou laste van dan Staat, het dienstjaar 1892 betredende, TtSór of op den 80 Juai 893, bij de be trokkene administration, door welke de- bevelen tot bet doen Tan werken, lever'iDgea enz uitgegeven zijn, moeton Z(ja ingtdiend alsmede dat do bij genoemde wet gestelde termijn van verjnring volgens art. I2> der provinciale •li art, i:6 der geiueeutewet, ook op de vordeiiugcn ton laste Tan de Provincie en de beiaeeate Tan toe passing is; wordende mitsdien de belanghebbenden aangemaand om deu uitersten termijn niet af te waebtt-n, maar buuue rekeningen en verdere bewijsstukken Wegens echuld- vordariogen ten laste Tan het Rijk, de Provineie of de Gemeente voor het dienstjaar 1892, ter plaatse waar het behoort ten spoedigste in te dienen. En is hiervan afkondiging geschied waar het be hoort, den lü Fsbruari s93. De Burg. en Weth voornoemd, TOTE1N NOLTHJSNlL'S. De Secretaris, F. N. VAN DER BILT. Altemaal menschen. in. Gedurende de mededeeling van juf frouw Laan hadden de andere dames aandachtig geluisterd. Mevrouw Verloos nam de honneurs van de theetafel waar met hare gewone, onverstoorbare deftig heid, en als altijd schonk ze een heer lijk kopje thee. 't Was zoo gezellig, zoo prettig, zoo warm in die achterkamer en, luisterende naar 't verhaal, gevoelden bijna allen nog meer het genotrijke van zooveel comfort. Juffrouw Laan alleen scheen er nog meer door aangespoord te worden, om met haar bericht voort te gaan. 't Was haar, als hinderde haar eenigermate de scherpe tegenstelling, en als had ze meer uitroeping van de groot ste verbazing van de zijde der toehoor sters verwacht. Mevrouw Verloos had haar 't overige gedeelte zeker willen be sparen, want ze zeide *Je moest nu onze prettige bijeen komst niet zoo geheel eu al bederven met al die akeligheden. Die hebben we al zoo dikwijls in boeken gelezenMijn hemelje kunt toch al die arme men schen niet in je huis halen. Meestal is 't daarenboven hun eigen schuld. We teekenen in op alle mogelijke lijsten en waarlijk goed ook Je moet je verwon deren, dat ex nog armoede geleden wordt Er kwam een minder vriendelijke trek op 't gelaat van juffrouw Laan, maar ze vergat niet, dat ze niet in hare eigene woning en nog wel op visite was. Ze was evenwel geheel en al uitgerust en zeide »Ik hoop, dat de dames nog een oogen blikje zullen willen luisteren naar het einde van mijn verhaal Mijne eigene huiskamer kan in de verste verte .niet halen bij deze kamer van mevrouw Verloos, maar zij is een vorstelijk verblijf, vergeleken bij 't ver trek, waarin die vrouw Dijkstra met hare kinderen woonde. Er zijn zoo enkele menschen, die voor eene betrekkelijk geringe som armoedige huisjes upkoopen, ze verhuren, en aan réparatiën niet wil len denken. Zulke eigenaars maken be trekkelijk goede zaken, en trekken vrij wat meer percenten van hun geld dan menigeen wel denkt. De meesten hunner missen evenwel iets, dat ieder mensch behoort te hebbenze bezitten namelijk geen hart. Wanneer de bewoners niet op hunnen tijd de huur betalen, die u al zeer laag zal voorkomen, maar die hij de geringe verdiensten altijd een groot bezwaar blijft, en die, de woning in aan merking genomen, veel te hoog is wan neer die huui zeg ik, niet stipt betaald wordt, dan zijn er eigenaars, die on barmhartig genoeg zijn, om de huurders op straat te zetteu in een tijd van 't jaar, waarin gij, beste mevrouwbang zoudt zijn, om uw hondje de deur uitte zetten In zulk een verblijf was het huisgezin Dijkstra dan onder aak. 't Is waar, onder den blooten hemel waren ze niet, maar veel verschilde het niet, want tocht voelde men overal In een hoek van de kamer op den grond lag iets, dat ik geen naam weet te geven, maar dat de plaats van bed moest innemen. Daarop lagen een paar kinderen, niet uitgekleed, die huilden van honger en koude. De twee oudsten stonden aan de oude tafel en keken mij met verwonderde blikken aan. Bij de tafel stonden een paar oude mat ten stoelen, bijna te slecht, om er op te zitten. De vrouw was op een daarvan als neergevallen; den andereu had ze mij niet durven aanbiedentrouwens ik bleef liever staan. Een oogenblik keek M. W. SCHELTEMA Ez. 12.) De edele Van den Aanzet is geen Eranscb meneertje met een klein snorretje en dito sikje met een nat frakje en lange soas-pieds, met een biorkrol en een koperen ring. Van den Aanzet is een man met een onbe rispelijk glad geschoren aangezicht, met een witte das, cod lange grijze jas met een korte broek en donker blaawe kousenmet een lederen pet van een zeer breede klep voor zien, met een groen regenscherm in de óene en een aan eene oor hangend dtai in de Kiidore band. Van don Aanzet was in die dagen een mau van een zeker aanzien al zijn collega's moesten toegeven dat hij de barbier der ftaraame lui' was, Wiena weer kennis evenaarde daarbij do zijne P Hij wist niet alleen te zeggeu hoe het weer was op dien oogenblik maar ook boe het de ge- heele week wezen zou. Ook was hij inge wijd io al de geheimen van bet politieke en huiselijke leven zijner medeburgers, vooral zijner klanten. Naawelijks had een nieuwe wereldburger ,den eersten levenskreet doen hooren, of een ander den laatsten ademtocht uitgeblazen, of Van den Aanzet maakte ban komen en gaan met al de bijzonderheden zijn klanten bekend. Hij maakte ook 't eerst de engagementen bekeod en profeteerde met nooit gelogenstrafte uitkomst die op til wa ren. Hij wist alles, zag alles, boorde alles en stond daarom ook boog aangeschreven in de schattiug van allen, die ook gaarne alles willen weton, hooren en zien. Hij was de vraagbaak der beeren, de raadgever der huis moeders, de vertrouwde der dienstboden en zyn komst dientengevolge aangenaam aan alle loden des gezins. ze mii aan, toen viel haar hoofd voorover op de tafel en ik hoorde haar snikken. Door ondervinding- wist ik, dat het wel eens goed is, om bedroefde menschen eens ferm te laten uithuilen, en daarom stoorde ik haar niet. Een der beide kinderen trok haar evenwel gedurig aan den arm en riep haar, als wilde hij haar troosten. Einde lijk zeide ik „Kom vrouwtje I nu moest je wat be daren en eens met me praten. Wees nn maar niet bang en zeg me, wat je eigenlijk het meeste noodig hebt.* Nog gedurig door snikken afgebroken antwoordde zij jOch, juffrouw! we hebben niets. Van middag heb ik deze twee kinderen uit gestuurd om te bedelen." Het kost te haar moeite, om er dat woord uit te brengen. «Ze zijn thuis gekomen, heele- maal verkleumd van de kou en brachten een paar boterhammen mee, en dat is alles, wat we Dog gegeten hebben." z/Ben je altijd zoo arm geweest?" Bij die vraag kwam er een vreem de trek op haar gelaat, 't Had wel wat van schaamte en ook van trots. Vaster was haar toon, toen ze zei »Mijn ouders waren kuappe burger- menschen. Ik ben al vroeg uit dienen gegaan en had altijd goede diensten. Waarom ben ik daar maar niet geble ven? maar ziet u, juffrouw, als je dienst bode bent, verlang je wel eens naar je vrijheid. Ik kreeg kennis aan een knap pen jongen, die knecht was, en behoor lijk geld verdiende. Hij hield niet op, of we moesten trouwen, en och I ik had er niet tegen. In 't eerst ging alles heel goed, maar langzamerhand werden de zorgen grooterwe kwamen in de kin deren mijn man verdiende minder, want het werk was slapper en slapper geworden, en toen giüg er bij hem de moed uit. Toen zijn we zoo hard achteruitgegaan, o zoo hard!Mijne ouders zijn gelukkig dood.Ach! als mijn goede moeder dat eens had moeten beleven, dat we omkomen van gebrek En toen ze dit zeide, barstte ze op nieuw in lievig snikken uit. Ik begreep, dat nu het oogenblik tot handelen was gekomen. Er moest hier raad geschaft worden. Ik nam het oudste kind mee en liet haar brood halen en wat er verder het noodigste was. Onder 't naar huis gaan bestelde ik brandstof, en toen ik thuis kwam, zond ik de meid met een paar wollen dekens naar de onge lukkige vrouw. Zoo doende was er ten minste iets gedaan. Toen ik de vrouw verliet, kneep ze mijne handen en in hare oogen flikkerde iets van opgetogen dankbaarheid. Daar ik het hierbij niet wilde laten blijven, zeide Had de melkboer des morgens bb zijn aanschellen wel een kwsrtier moeten wach ten, voor «n aleer hem door een kiertje van de deur eoDO groene melkkaD met het Ter- zoek Tan HTier kan" word toegereikt, Van den aanzet had Dauwelijks aangescheld of de deur ?|oog open en bij werd binnengelaten met een fGoeje morgen VaD den Aanzetkom maar zoolang achter, want de heeren zijn nog niet bij de hand." fGoed, kind zei de aangesprokene op vaderlijke toon, terwijl hij zijn tosten vceg- de en zijo parspluie uitzette. fSmeerig weertje, Mioa I" terrolgde hij, nadat hij in de keuken zijn achtbaar lichaam op een matten stoel had neergevleid. ffDank je wel, (een kopje warme thee van haar aannemende) smerig weertje, al zeg ik 't zeivers. Ik heb 't je eergisteren wel ge- zeidzoolang de R in de maaod is, valt er op het weer niet te rekenen, en van daag, let maar op, krijg je de zon niet te zien. Er was ook een voel te zware kriDg om de maan, en daar kan je zeker ran zijd, als die ik, dat ze den volgenden morgen aan mijn huis moest komen, eu we dan nog wel eens zouden praten. En toen ik dat verblijf der ellende had verlaten, en mij andermaal een weg baande door die morsige steeg, was het weer er niet beter op geworden, 't Was begonnen te sneeuwen, en alle menschen liepen me hard voorbij en vonden 't akelig op straat. Zoudt gij mij op mijn woord willen gelooveo, dames wanneer ik u zeg, dat ik geen kou voelde? Wat het was, weet ik niet, maar iets warms, iets aangenaams gevoelde ikHet deed me zoo goed, zoo innig goed, dat ik een medemensch van koude en gebrek, mis schien van vertwijfeling had gered. Toen ik in mijne woning was teruggekomen, en in mijn eigen kamer zat, keek ik die eens rond. Hoe vreemd, niet waar? Ik kende dit vertrek; elk hoekje kon ik droomen, en toch scheen mij die kamer veranderd als in een paleis, want ik was geheel en al vervuld van dat beeld der armoede, dat zoo'n aangrijpenden indruk op mij had gemaakt. Waarlijker is geen beter geneesmiddel tegen ontevredenheid en ondankbaarheid met zijn lot dan een kijkje te nemen in zulke verblijven der armoede Mevrouw Verloos scheen nu toch ook onder den indruk te zijn van 'tgeen ze had gehoord, want we hooren haar zeg gen iJuffrouw LaanU moet die vrouw maar eens bij mij zenden, dan zal ik haar wat kleeren voor haar kinderen geven. Laten we nu over wat anders gaan praten. We zouden zoo heel ern stig worden Ons anders zoo gezellig avondje zou zoodoende in 't water vallen! Juffrouw Laan dacht er anders over. Casacaea. Vlissingen, 11 Februari. Het zal wel niet behoeven gezegd of ver zekerd te worden, dat wij Dog oven roor het afdrukken ?an het vorig nummer onzer coorant met ingenomenheid in staat gesteld worden, het verblijdende bericht onzen le zers mede te deelen, dat aan de Koninklijke Maatschappij „De Schelde" alhier de bouw was opgedragen van eeo pautserschip, type A., ten behoeve van de Kon. Nederlandscbe Marine. En dat wel te meer met bet oog op deD bestaanden toestand in onze onmiddellijke omgeving wat betreft de werkeloosheid snn, alhoewel niet vele, toch voorzeker oog ge noeg nijvere handwerkslieden, die vnn liever lede al meer en meer naar een met hun vak er om is, hou je dit weer!" Van den Aanzet zou misschien voortge gaan ziju met zijn weerkundige opmerkingen, indien de gezwollen oogen van Mina hem niet v»n zijn alnk hadden gebracht. „Hoe kind, wat schoit er an Je ziet er zoo triestig vit as het weer. Heeft je vrijer je bedankt, meid dat zon een domme streek van 'm zijn, wirnt knapper vrouw zou bij Diet kannen krijgOD." „Och, was het dat maar 1 neeD, het is veel erger't is boven niet goed I" zei Mina op fluisterenden toon, terwijl zij met moeite bare traoeu bedwong, geheimzinnig naar den zolder wees en door bet leggen van baar band op den mond Van den AaDzet, te kennen gaf, dat bij zacht moest spreken. „Ik dacht het wel zei Van deu Aanzet, die nooit vreemd van iets ophoorde. yNe.en, 't is boven niet goed. Don derdag, Vrijdag en gisterenavond zijn er al weer beeren geweest, den geheelen avond, en toen ik binnen' kwam om klaar te zetten, zagen de jaffronw en do heeren er zoo ver->

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1893 | | pagina 1