VUSSIM.SIIIU COURANT.
kldiraiaikuL
No. 140.
Zondag 27 November 1892.
303te Jaargang.
S T R IJ D.
FIBiLLIf
Binnenland.
IV.
Heb ik in 't vorige opstel trachten
aan te toonen, welke strijd er voortdu
rend te strijden is op het gebied der
geneeskunde tegen de domheid en hare
bondgenooten, dan heb ik in dat opzicht
nog bij lange na niet genoeg aange
haald. Zoolang de domheid nog zooveel
macht uitoefent, dat men meer vertrou
wen blijft stellen in middelen van kwak
zalvers dan in de voorschriften van be
kwame artsen, zoolang zullen zeer vele
vooroordeelen nog niet worden uitge
roeid. 't Klinkt ongeloofelijk en 't is toch
waar, dat men hier en daar nog aan de
zoogenaamde zwarte kunst en het ver
bannen van den duivel blijft gelooven.
Wilt gij een voorbeeld Hoor dan slechts
naar iets, dat werkelijk in ons vader
land plaats had, al verzwijg ik namen.
In eene der achterbuurten te A.
staan verscheidene armoedige woningen.
Eene daarvan is verhuurd aan eene we
duwe met twee kinderen. De vrouw
tracht door mangelen en wasschen
in de behoeften van haar huisgezin
te voorzien, en verdient een schamel
stukje broods. Van hare kinderen is
't jongste ongeveer twee jaar oud. 'tls
altijd een ziek wurmpje geweest, dat
maar niets vooruit kwam. In de laatste
weken vooral is 't erg achteruit ge
gaan. De dokter verklaarde, dat hij er
niets meer aan kon doen. Misschien
zou 't kind met het voorjaar nog
wel wat opknappen. Op zekeren dag
verbeeldt zich onze mangelvrouw, dat
ze eene allerbelangrijkste ontdekking
doet. 't Kindje heeft in haar bedje een
veeren kussentje, waarin hier en daar
zich eene kleine opening vertoonde, want
nieuw was 't volstrekt niet. Onder 't op
schudden voelt ze iets hards, iets onge
woons. Ze steekt haren vinger door de
grootste der openingen en haalt er nu
een soort van rond kransje uit, zooals
zich natuurlijk gemakkelijk kan vormen,
wanneer de veeren wat op elkander zijn
geschoven en klonterig worden. Gij en ik
noemen dit natuurlijk, en kunnen daarin
met den besten wil der wereld hoege
naamd niets vreemds vinden. Zoo denkt
onze mangelvrouw er evenwel niet over.
Naar hare vaste overtuiging is dit iets
bedenkelijks, waarover ze eene barer
buurvrouwen zal raadplegen. Was ze
nu maar in goede handen gevallen, dan
was er hartelijk om gelachen en hier
mee was de geheele zaak uit geweest,
maar ze komt, helaas bij iemand terecht,
niet alleen even dom als zij, maar die
zich daarenboven verbeeldt, dat ze wer
kelijk van zulke dingen verstand heeft.
22.)
//Ik verzocht hem heen te gaan, maar ik
»rees nn, dat ik daar verkeerd aan deed. Ik
had moeten bedenken, dat hij hier kwam
met een opdracht ran mijn man, waarvoor ik
hem toch dank verschuldigd was, doch ik be
handelde hem met wantrouwen."
Zij richtte zich nu op in het bed, greep de
hand der barones en vroeg met bevende stem
//Gelooft u,dat mijn man een minnares heeft
//Neen!" riep de barones nit, doch zij ver
bleekte. „Neen, dat is niet mogelijk dat is
Diet waar 1"
O, ik dank voor die woorden. Ik gevoel
zelf ook, dat het niet mogelijk is." Zij werd
fchasmrood en zeide na een poosje //Ik zon
„Wel buurvrouw", zegt vrouw A, „ik
zou graag eens met je willeu praten over
een vreemd geval, dat me overkomen is.
Je weet, dat mijn kleine Jans meer
achter- dan vooruit gaat. De dokter weet
er geen raad meer voor, en voor ons,
arme menschenis er geen ander mid
del, dan maar te hopen, dat onze lieve
Heer 't schaap gauw weghaalt, als er
ten minste geen beterschap te wachten
is. Nu heb ik van morgen wat raars
ontdekt, zie, dit heb in 't kussentje ge
vonden. Weet gij ook te zeggen, wat
dit heteekent
Vrouw B., bij wie ze om raad komt,
is gestreeld, dat men bij haar komt.
z/Ga zitten, buurvrouwzegt ze. //Laat
ik je eerst een kommetje koffie inschen
ken, en dan zullen we dat op ons ge
mak behandelen."
De veeren worden onder 't nuttigen
van het slappe troostrijke vocht bekeken,
en andermaal hekeken. De veeren hieven
veeren, maar in de oogen van vrouw
B. zijn ze nog wat anders. Ze bevoelt
en betast ze, en zegt eindelijk met een
gelaat vol gewicht
z, Ja, buurvrouwdat is een zonder
ling geval. Een heel enkele keer wordt
dat in de kussentjes gevonden, maar,
het spijt me waarlijk, dat ik het zeggen
moet, maar 'tis een leelijke zaak! Als
ik nu naga, hoe je kind hoe langer hoe
minder wordt, dan beg'rijp ik duidelijk,
wat dat ding heteekent, dat je hebt
gevonden. Ik hoop niet, dat je er van
zult schrikken. Drink anders nog eerst
een kommetje koffie voor de schrik."
Met bevende hand brengt vrouw A.
het kommetje aan den mond en ver
wacht in angstige spanning de uitspraak.
Vrouw B. 2et haar gelaat in zoo moge
lijk deftigen plooi en waagt het einde
lijk om te zeggen
//Je kind is betooverd
Is 't nu wonder, dat vrouw A. bij
'thooren dezer woorden de schrik door
de leden vaart. Had ze 't kommetje nog
in de handen gehad, ze zou 't van ont
steltenis hebben laten vallen. Nu kan
ze niet meer uitbrengen dan de woor
den
z/Dat arme schaap Heeft ze nog niet
genoeg geleden en gesukkeld Moest er
dat nog bijkomen Hoe is dat moge
lijk? Hoe kan dat!"
z/Jaantwoordt vrouw B. deftig, //dat
is moeilijk uit te maken, maar 'tzou
me niet verwonderen, als dat akelige
wijf, dat hier eenige weken geleden heeft
rondgezworven met lucifers en garen en
band, daar misschien schuldig aan is. Je
hebt toch dat wijf ook wel gezien
Je bedoelt die oude, zwarte vrouw,
die zoo bruin was als iemand uit de
Oost? Wel zeker heb ik haar gezien,
nooit op die gedachte gekomen zijn, al« mijn
heer Morris niet beweerd had, dat Koert een
minnares heeft."
Vol ongeduld wachtten de dames iotnsschen
op mevrouw Von Reidersdorf. Toen deze
eindelijk kwam reed het gezelschap onmiddel
lijk af naar Wiesbaden.
IX.
Zij waren allen met groote beloften en ver
zekeringen van onwankelbare vriendschap vaD
haar heengegaan om deD afgedwaalden Koert
te zoeken en niemand was tot haar terug
gekeerd.
Mijnheer Von Wambold, Koerts mama,
mevrouw Von Reidersdorf en haar vriendiunen
hadden zich vereenigd, zij hadden als 't ware
een bond gesloten om haar in haar leed ter
zijde te staan en te beschermen en waar
zijn zij gebleven
Toen zij heengingen was zij in een welda
dige sluimering geraakt. Zij sliep bet overige
van den dag en dengeheelen nacht en ont
waakte vroeg in den morgen. Zij was ver
en nu je er van spreekt, weet ik heel
goed, dat ze hij mij aan de deur is ge
weest. Laat ik me eens even goed her
inneren Wel zeker, ze kwam binnen,
ze heeft nog bij me aan tafel gestaan
en ze heeft nog naar mijn Jans geke
ken en gevraagd, wat dat kind scheelde."
„Daar heb je 'tal!" roept vrouw B.
op zegevierenden toon, „daar heb je
't alDat wijf met dat lange zwarte
haar, dat uit haar vuile muts hing, was
niet pluisdat heb ik dadelijk gedacht,
toon ik haar zag. Nu mensch'tis
waar, wat ik je zeg, dat wijf heeft jou
kind behekst! Je kunt wel honderd
dokters laten komen en 't zal je toch niks
niemendal helpen. Je hebt nu al gezien,
dat de dokter zelf zegt, dat hij er niks
aan kan doen en die dokter is anders
nog al knap, zooals ze zeggen."
„Dat arme kindDat nou juist mij
dat moest gebeuren
Groot is de droefheid, de ontsteltenis
der arme vrouw en wij gevoelen mede
lijden met de moeder en met den
dommen mensch. Vrouw B. gevoelde
dit misschien ook, maar ze ging verder
en stond vrouw A met raad en daad bij.
„Kom over een paar dagen terug," zei
ze, „misschien kan ik je dan een middel
aan de hand doen, maar je mag er tegen
niemand hoegenaamd een enkel woord
over praten." Vrouw A beloofde het na
tuurlijk plechtig en vertrok.
Haar gejaagd gemoed liet haar wei
nig rust, en nog waren er geen twee
dagen om, of ze kwam terug. Gelukkig
had vrouw B. het middel reeds gevon
den, maar hoe ze er aan kwam, zei ze
niet.
„Luister goed!" sprak zij. „Het kind
i; hehekst door een zwart wijf. Nu moet
je je best doen, om eene zwarte kip te
krijgen, zonder een enkel wit plekje.
Dit vooreerst. Als je die hebt, moet je
me roepen. Dan moet er een ijzeren pot
op 'tvuur gezet worden, die vol is met
water uit een stroomende beek. Dat
kan je gemakkelijk krijgen achter 't
groote dennenbosch. Als dat water kookt,
moet die zwarte kip er levend ingegooid
worden. Maar nu 't voornaamste. Zeven
jongens van 16 tot 18 jaar moeten voor
en naast den ijzeren pot staan. Iedere
jongen moet een hazelaarstokje in zijn
hand hebben, gesneden in den nacht als
't volle maan is, en dan nog wel na 12
uur. Als nu de kip in 't water is ge
gooid, en er uit vliegt, slaan de jongens
met die takken haar dood. Zorg dat de
deur van je huis open staat, anders kan
de booze geest er niet uit!"
Wat vrouw B. in allen eerst heeft aan
geraden, is ook werkelijk in allen ernst
geschied
kwikt en gesterkt.
Daar deed de kamenier haar de onbegrijpe
lijke mededeeliDg, dat niemand tornggekeerd
was ran allen, die bij haar geweest wareo.
Wie kon haar dat raadsel oplossen Zij had
het gedurende eenige nren beproefd en was
daardoor in een doolhof ran vermoedens ge
raakt. Zij wist geen nitweg meer en riep Inid
om haar mams. Toen vatte zij het besluit
op, zelf Koert te gaan zoeken.
Jane sloeg een shawl om en giüg alleen
naar Wiesbaden, met het voornemen deur aan
deur naar haar man te vragen. Toen zij ech
ter te Wiesbaden was, begreep zij, dat haar
besluit niet nitvoerbaar was. Alleen met de
halp der politie kon zij bopen baar man te
vinden, ma3r kon en mocht zij tot dien stap
overgaan Zij ging in een hotel, schreef eenige
regelen aan den heer Morris, om hem te
verzoeken bij haar te komen, en liet het briefje
door een hotelbediende bezorgen. Hoewel
Jane geen juist adres wist, vond de bediende
den advocaat spoedig en deze stond binnen
een halfunr tijds voor Jane. Zij ontving hem
in een conjoudige kamer van het hotel en
Wanneer gij dit leest, lacht er dan
niet om als om een aardigheid, maar
bedroeft u veeleer over zooveel domheid
en zijt het met mij eens, dat we moeten
strijden, srijden tegen zulk een vijand
Is zulk een vijand alleen in de minst
ontwikkelde menschen te vinden? Ik
geloof het niet, maar hierover nader.
Casacaba.
Vlissingen, 26 November.
Van 19 tot 25 No?, zijn alhier van
Queenboro met de mailbooten der Stoom
vaartmaatschappij „Zeeland" aangekomen
met de dagbooten 73 en met de nacht
booten 389, daarheen vertrokken met de
dagbooten 122 en met de nacbtbooten 4.89,
alzoo sameu aangekomen 162 en vertrokken
611 passagiers.
Bij het deze week te Amsterdam gehou
den examen voor machinisten aan boord van
koopvaardijschepen, is geslaagd volgens pro
gramma C. de heer J. Metz, le machinist
bij de stoomvaartmaatschappij „Zeeland" al
hier, die zich voor dit examen voorbereidde
onder leiding van den heer W. C. van de
VolkereD, onderwijzer alhier.
De heer A. J. Tapper, ambtenaar der
Maalsch. tot Expl. van St. sp. alhier, is
met ÏDgaDg van 15 Dec. a. s. benoemd tot
ambtenaar le kl. bij de Ned. Zuid—Afri—
kaanscho Sp. maalscb., met voorloopige
standplaats Port-Elisabeib.
Van Bergen-op-Zoom is naar Pierschil
een detachement van hel 3e reg. inf. ver
trokken, ter bewakiDg van hoeven en weiden
waar mond- en klauwzeer is uitgebroken.
In eene der afdeelingen der Tweede
Kamer kwam bij de begrootings-discussie
ter sprake de voeding iu Rijks-strsfinrich-
tingen.
Het eten, dat daar verstrekt wordt, is
volstrekt niet kwaad, zelfs wanneer de kok
eens goed werkt is het uitstekend, veel beter,
dan de meesten der veroordeelden bet zich
thuis kannen laten beraden.
Het gevolg hiervan is, dat velen de aan
genaamste herinneringen nit hun gevange-
Disleven medenemen, daar zij voor weinig
werk goed verwarmd en goed gevoed wor
den.
Het is zeer de vraag of de philantropie
in dezen niet te ver gaat, of de misdadi
gers, die leven op kosten der samenleving
die hen uit haar midden verbande, wel recht
hebben wegens hun vergrijp op zulk eene
milde behandeling en daarom zij gewezen
hoe in het buitenland het aantal vegeta
riërs hand over hand toeneemt en velen zich
verzocht hem te gaan zitten.
„Mijnheer ik ben naar Wiesbaden gekomen
om mijn man te zoeken en ik heb u om eeo
gesprek verzocht om van n te vernemen,
waar ik hom kan vinden," begon zij.
„Mijnheer,Von Berghanpt is uit Wiesbaden
vertrokken," lnidde het antwoord.
Jane drukte de hand tegen haar boezem en
vroeg nauwelijks hoorbaar „en waarheen P*
Met veel omslag ging de advocaat zit
ten, hij zette zijn pince-nez terecht en zeide
op een toon, die zijn leedwezen moest uit
drukken
„Ik weet het nietmijnheer Von Berghanpt
heeft daaromtrent niets gezegd."
„Wanneer hebt ge mijn man het laatst
gezien, mijnheer Morris?"
„Eenige oogenblikken voor zijn vertrek was
hij bij mij in het hotel, waar ik woon. Uit
het gesprek maak ik op, dat hij verlenging
van verlof heeft gekregen en eene groote reis
wil doen. Toen ik merkte dat hij over die
reis niet gesproken wilde hebben, veroorloofde
ik mij niet hem iets rechtstreeks te vragen."
yZoo v mij geen middel aan de hand kua*>